vonnis
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Afdeling privaatrecht
Sectie Handel & Insolventie
zaaknummer / rolnummer: C/15/199261 / KG ZA 13-8
Vonnis in kort geding van 26 februari 2013
1. de vereniging
FNV BONDGENOTEN,
gevestigd te Utrecht,
2. de vereniging
CNV DIENSTENBOND,
gevestigd te Hoofddorp,
eiseressen in de hoofdzaak,
verweersters in het incident,
advocaat mr. N. Ruiter te Amsterdam,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ALBERT HEIJN B.V.,
gevestigd te Zaandam,
gedaagde in de hoofdzaak,
vrijwillig verschenen,
verweerster in het incident,
advocaat mr. J.M. van Slooten te Amsterdam
DE ONDERNEMINGSRAAD ALBERT HEIJN B.V.,
gevestigd te Zaandam,
eiseres in het incident,
advocaat mr. S.F.H. Jellinghaus te Tilburg.
Partijen zullen hierna de Bonden, Albert Heijn en de Ondernemingsraad genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de incidentele conclusie tot voeging van de Ondernemingsraad
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van de Bonden
- de pleitnota van Albert Heijn
- de pleitnota van de Ondernemingsraad.
1.2. In verband met de spoedeisendheid van de zaak heeft de voorzieningenrechter na afsluiting van de mondelinge behandeling op 12 februari 2013 de zaak voor circa een uur geschorst en vervolgens uitspraak gedaan met de mededeling dat een gemotiveerd vonnis op 26 februari 2013 zal volgen.
2. De feiten
2.1. FNV Bondgenoten en CNV Dienstenbond zijn verenigingen als bedoeld in artikel 9 lid 2 aanhef en sub a van de Wet op de ondernemingsraden (WOR).
2.2. Albert Heijn is een detailhandel in levensmiddelen. Tot de Albert Heijn-organisatie behoorden tot voor kort de bedrijfsonderdelen Albert Heijn to go (hierna: AH to go) en Albert Heijn Albert.nl (hierna: Albert.nl). AH to go en Albert.nl zijn van de Albert Heijn-organisatie afgesplitst en voor beide bedrijfsonderdelen zijn aparte BV’s opgericht. De belangen van de personeelsleden van AH to go en Albert.nl worden vooralsnog vertegenwoordigd door de ondernemingsraad van Albert Heijn. Voor AH to go en Albert.nl zullen binnenkort afzonderlijke ondernemingsraden worden ingesteld.
2.3. In overleg met Albert Heijn heeft de Ondernemingsraad de organisatie van de verkiezingen van de ondernemingsraden van AH to go en Albert.nl op zich genomen. De Bonden zijn bij brief van 15 november 2012 uitgenodigd om kandidaten te stellen. In de uitnodiging is vermeld dat de verkiezingen voor de ondernemingsraden zullen plaatsvinden op 14 en 15 februari 2013.
2.4. Bij e-mail van 29 november 2012 heeft de ambtelijk secretaris medezeggenschap van het Ahold-concern, waar Albert Heijn deel van uitmaakt, de voorlopige reglementen van de ondernemingsraden van AH to go en Albert.nl aan de Bonden toegestuurd. Uit de voorlopige reglementen blijkt dat de ondernemingsraad van AH to go zal bestaan uit drie leden en die van Albert.nl uit vier leden en dat voor de kandidatuur van niet-georganiseerde werknemers minimaal vijf handtekeningen vereist zijn.
2.5. Bij e-mail aan de voorzitter van de Ondernemingsraad van 1 december 2012 hebben de Bonden bezwaar gemaakt tegen het voorgenomen zetelaantal, de zetelverdeling en de bepaling dat de kandidatuur van niet-georganiseerde werknemers met vijf handtekeningen moet worden ondersteund. Albert Heijn heeft bij brief van 19 december 2012 die bezwaren van de hand gewezen. Ook is Albert Heijn niet ingegaan op een verzoek van de Bonden om de verkiezingen uit te stellen.
2.6. De Bonden hebben de Bedrijfscommissie Markt 1 (hierna: de Bedrijfscommissie) verzocht om in het ontstane geschil te bemiddelen. De Bedrijfscommissie heeft een bemiddelingspoging gedaan die niet tot resultaat heeft geleid en vervolgens op 22 januari 2013 een advies uitgebracht. Geadviseerd werd de verkiezingen voor de ondernemingsraden van AH to go en Albert.nl te laten plaatsvinden langs de lijn van de WOR en uit te gaan van de wettelijke zetelaantallen.
3.1. De Bonden vorderen dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Albert Heijn zal veroordelen de voor 14 en 15 februari 2013 geplande verkiezingen uit te stellen voor een periode van 12 maanden of voor een zodanige periode als de voorzieningenrechter redelijk zal achten.
3.2. Albert Heijn voert verweer.
3.3. De Ondernemingsraad vordert in het incident dat hem wordt toegestaan zich in de hoofdzaak te voegen aan de zijde van Albert Heijn.
3.4. De Bonden hebben daartegen verweer gevoerd, Albert Heijn heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de voorzieningenrechter.
3.5. In de hoofdzaak concludeert de Ondernemingsraad tot afwijzing van de vordering van De Bonden.
3.6. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
In het incident
4.1. De Ondernemingsraad heeft bij incidentele conclusie gevorderd zich te mogen voegen aan de zijde van Albert Heijn, stellende daarbij belang te hebben, omdat het door de Bonden gevorderde uitstel van de verkiezingen nadelige gevolgen zal hebben voor de Ondernemingsraad. Ter toelichting voert de Ondernemingsraad aan dat uitstel van de verkiezingen tot gevolg zal hebben dat de Ondernemingsraad nog gedurende twaalf maanden de belangen van de medewerkers van AH to go en Albert.nl zal moeten vertegenwoordigen. Albert.nl heeft slechts één zetel in de huidige ondernemingsraad en AH to go heeft daar geen vertegenwoordiger. De Ondernemingsraad is daarom van mening dat hij de belangen van de medezeggenschap in AH to go en Albert.nl onvoldoende zal kunnen behartigen.
4.2. De Bonden hebben tegen de gevorderde voeging bezwaar gemaakt en aangevoerd dat aan een ondernemingsraad slechts dan procesbevoegdheid toekomt als de WOR die uitdrukkelijk aan hem toekent, dan wel indien het in het belang is van en wenselijk voor een doelmatige taakvervulling. Het gaat in dit geding om de vraag of Albert Heijn bevoegd is om af te wijken van wettelijke bepalingen. Volgens de Bonden is hierbij geen rol weggelegd voor de Ondernemingsraad. Dat Albert Heijn daarover afspraken heeft gemaakt met de Ondernemingsraad maakt het voorgaande niet anders, aldus de Bonden.
4.3. De voorzieningenrechter overweegt als volgt. Een derde kan voeging in de zin van artikel 217 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsordering vorderen, indien hij belang heeft bij de voeging in verband met juridische of feitelijke gevolgen die hij mogelijk van het vonnis zal ondervinden. Gelet op de gronden die de Ondernemingsraad ter toelichting op zijn vordering tot voeging heeft aangevoerd, kan hij geacht worden voldoende belang te hebben bij voeging. Voorts wordt het geding ten gevolge van de voeging niet nodeloos vertraagd of nodeloos ingewikkeld. De vordering tot voeging zal daarom worden toegewezen. De kosten van het incident zullen worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
4.4. De Bonden leggen aan hun vordering ten grondslag dat de voorlopige reglementen van de ondernemingsraden van AH to go en Albert.nl op een aantal punten in strijd zijn met de WOR. Ter toelichting voeren de Bonden aan dat de ondernemingsraden van AH to go en Albert.nl volgens artikel 6 WOR en gelet op het aantal werknemers uit negen leden zouden moeten bestaan, terwijl in de voorlopige reglementen het aantal zetels is bepaald op drie, respectievelijk vier. Voorts is in de voorlopige reglementen bepaald dat de kandidatuur van niet-georganiseerde werknemers moet worden ondersteund door minimaal vijf handtekeningen, terwijl dat volgens artikel 9 lid 2 onder b WOR 30 handtekeningen moeten zijn. De Bonden vorderen uitstel van de verkiezingen om de gelegenheid te hebben bij de bodemrechter de rechtsgeldigheid van de voorlopige reglementen ter discussie te stellen.
4.5. De Bonden stellen zich ook op het standpunt dat in de voorlopige reglementen een verdeling in kiesgroepen is opgenomen die onvoldoende recht doet aan het beginsel van evenredige vertegenwoordiging. Deze stelling is wel in de dagvaarding opgenomen, maar ter zitting hebben de Bonden ervoor gekozen om in dit kort geding geen oordeel van de voorzieningenrechter over dit onderwerp te vragen. Het geschil spitst zich derhalve toe op twee punten, het zetelaantal en het aantal handtekeningen dat niet-georganiseerde werknemers nodig hebben om zich kandidaat te mogen stellen.
4.6. Omtrent het zetelaantal overweegt de voorzieningenrechter als volgt. Aan de orde is de vraag of te verwachten is dat de bodemrechter de beslissing van Albert Heijn om bij het instellen van de ondernemingsraden voor AH to go en Albert.nl het aantal zetels bij voorbaat lager te stellen dan is bepaald in artikel 6 WOR in stand zal laten. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter dient die vraag bevestigend te worden beantwoord. Daarbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat Albert Heijn, die formeel verantwoordelijk is voor het opstellen van de voorlopige reglementen, die verantwoordelijkheid heeft overgedragen aan de Ondernemingsraad. De Ondernemingsraad heeft, in samenspraak met Albert Heijn, ervoor gekozen het zetelaantal te beperken. Naar de voorzieningenrechter verwacht zal de bodemrechter veel gewicht toekennen aan het feit dat de beperking van het zetelaantal de volledige instemming heeft van de Ondernemingsraad. In dit verband is voorts van belang dat Albert Heijn ter zitting desgevraagd heeft toegezegd zich niet tegen vervroegde verkiezingen te zullen verzetten, indien de thans te kiezen ondernemingsraden dat met het oog op de inrichting van de medezeggenschap wenselijk achten. Als de ondernemingsraden zijn gekozen kunnen zij desgewenst binnen afzienbare termijn zelf het zetelaantal wijzigen. Ten slotte neemt de voorzieningenrechter nog in aanmerking dat zich na een uitgebreide voorlichtingscampagne slechts acht kandidaten hebben gemeld voor in totaal zeven zetels.
4.7. Het tweede geschilpunt betreft de bepaling in de beide voorlopige reglementen die inhoudt dat voor het indienen van vrije kandidatenlijsten vijf handtekeningen zijn vereist, in plaats van het in artikel 9 lid 2 onder b WOR genoemde aantal van 30. De Ondernemingsraad heeft toegelicht dat hij daarmee heeft beoogd de drempel voor werknemers die lid willen worden van de ondernemingsraad laag te houden. Gelet op die toelichting is de voorlopige inschatting van de voorzieningenrechter dat de bodemrechter ook deze bepaling niet in strijd met de wet zal achten.
4.8. Op grond van het voorgaande moet worden geconcludeerd dat een vordering tot aantasting van de voorlopige reglementen in een bodemprocedure een geringe kans van slagen heeft. Dit betekent dat de door de Bonden gevraagde voorziening in dit kort geding niet voor toewijzing vatbaar is.
4.9. Een afweging van de wederzijdse belangen kan niet tot een ander oordeel leiden. Daarbij neemt de voorzieningenrechter met name in aanmerking dat met de verkiezingen al een aanvang is gemaakt. De elektronische stembussen zijn op 7 februari 2013 al opengesteld en een aantal kiesgerechtigden heeft per post al een stembiljet ingestuurd. Sommige kandidaten hebben al te horen gekregen dat ze gekozen zijn, omdat er geen andere kandidaten waren in hun kiesgroep. Voorts is nog van belang dat Albert Heijn een aanzienlijk bedrag heeft besteed aan campagneactiviteiten en voorlichting ter voorbereiding van de verkiezingen. Tegen die achtergrond moet het belang van Albert Heijn en de Ondernemingsraad om de verkiezingen te laten doorgaan prevaleren boven het belang van de Bonden om de uitkomst van de bodemprocedure te kunnen afwachten.
4.10. De slotsom van al het voorgaande is dat de gevraagde voorzieningen zullen worden geweigerd. De Bonden zullen als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van Albert Heijn en (gezien het onder 4.3. overwogene) van de Ondernemingsraad. De kosten aan de zijde van Albert Heijn en aan de zijde van de Ondernemingsraad worden voor elk van hen als volgt begroot:
- griffierecht € 589,00
- salaris advocaat 816,00
Totaal € 1.405,00
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. staat de Ondernemingsraad toe zich in de hoofdzaak te voegen aan de zijde van Albert Heijn
5.2. compenseert de kosten van het incident in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.3. weigert de gevraagde voorziening,
5.4. veroordeelt de Bonden in de proceskosten, aan de zijde van Albert Heijn BV tot op heden begroot op € 1.405,00,
5.5. veroordeelt de Bonden in de proceskosten, aan de zijde van de Ondernemingsraad tot op heden begroot op € 1.405,00,
5.6. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th.S. Röell en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier op 26 februari 2013.?