ECLI:NL:RBNHO:2013:BZ6011

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 maart 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
C-15-200266 - KG ZA 13-59
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslaglegging op schilderijen en de eigendom daarvan in kort geding

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 22 maart 2013 uitspraak gedaan in een kort geding tussen eiseressen, waaronder [eiseres sub 1] en de Stichting Collectie [X] Van Goudzwaard, en gedaagde, de Rabobank. De zaak betreft de opheffing van conservatoir beslag dat door de Rabobank was gelegd op een aantal schilderijen en andere roerende zaken van [eiseres sub 1]. De Rabobank had beslag gelegd ter verzekering van een geldvordering van € 748.287,36, die voortvloeide uit eerdere kredietovereenkomsten met [eiseres sub 1]. De voorzieningenrechter oordeelde dat de Stichting ten tijde van de beslaglegging de feitelijke macht over de schilderijen uitoefende en dat de Rabobank onvoldoende bewijs had geleverd dat [eiseres sub 1] rechthebbende was op de in beslag genomen schilderijen. De voorzieningenrechter heeft het beslag op de schilderijen opgeheven, omdat niet aannemelijk was dat deze eigendom waren van [eiseres sub 1]. Daarnaast werd het beslag op inboedelgoederen en een auto opgeheven, omdat ook hier onvoldoende bewijs was dat deze eigendom waren van [eiseres sub 1]. De Rabobank werd veroordeeld om de in beslag genomen zaken binnen vier werkdagen terug te bezorgen aan de eiseressen, met een dwangsom van € 1.000,-- per dag bij niet-nakoming. De kosten van het geding werden aan de zijde van de eiseressen begroot op € 1.497,82.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Afdeling privaatrecht
Sectie Handel & Insolventie
zaaknummer / rolnummer: C/15/200266 / KG ZA 13-59
Vonnis in kort geding van 22 maart 2013
in de zaak van
1. [eiseres sub 1],
wonende te [plaats],
2. de stichting
STICHTING COLLECTIE [X] VAN GOUDZWAARD,
gevestigd te Haarlem,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
THE PIED PIPER B.V.,
gevestigd te Haarlem,
eiseressen,
advocaat mr. M.G. Hop te 's-Gravenhage,
tegen
de coöperatieve vereniging
COÖPERATIEVE RABOBANK TERNEUZEN-SAS VAN GENT U.A.,
gevestigd te Terneuzen,
gedaagde,
advocaat mr. B. d'Hooghe en mr. E. Bregonje te Terneuzen.
Eiseressen zullen hierna gezamenlijk worden aangeduid als [eiseressen] en afzonderlijk als [eiseres sub 1], de Stichting en the Pied Piper.
Gedaagde zal de Rabobank worden genoemd.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van [eiseressen]
- de pleitnota van de Rabobank
- de aanhouding ten behoeve van overleg
- de brieven van Mr. Hop en van mr. d'Hooghe d.d. 1 maart 2013 waarin vonnis wordt gevraagd.
2. De feiten
2.1. De stichting Stichting Collectie [X] Van Goudzwaard is bij notariële akte van 20 augustus 1997 opgericht door de echtgenoot van [eiseres sub 1], [X] (hierna: [X]). De Stichting heeft tot doel de schilderijen en archivalia van de schilder Pieter van Goudzwaard zoveel mogelijk bijeen te houden. De Stichting is gevestigd op het adres [A-straat 1] te Haarlem. [X] en [eiseres sub 1] zijn voorzitter, respectievelijk vice-voorzitter van de Stichting.
2.2. Bij akte van overdracht van schilderijen d.d. 21 augustus 1997 heeft [X] de gehele op dat moment bij hem aanwezige collectie van ongeveer 350 stuks schilderijen op doek, papier en board van Van Goudzwaard en alle daarbij behorende archivalia verkocht en overgedragen aan de Stichting.
2.3. The Pied Piper is blijkens een uittreksel uit het Handelsregister een onderneming die zich bezig houdt met handel in audio- en videoapparatuur. The Pied Piper is gevestigd op het adres [A-straat 1] te Haarlem en huurt een bedrijfsruimte op het adres [B-straat 1] te Haarlem. De onderneming van the Pied Piper werd aanvankelijk gedreven door [Y], de vader van [eiseres sub 1]. Hij heeft begin 2012 een beroerte gehad en is daardoor arbeidsongeschikt geworden. Sinds 20 januari 2012 is de Stichting bestuurder van the Pied Piper.
2.4. In 2008 en 2009 heeft de Rabobank aan [eiseres sub 1] bij overeenkomsten van geldlening c.q. kredietovereenkomst in totaal een bedrag van € 776.000,-- ter leen verstrekt voor de aankoop van twee panden, [C-straat 1] en [D-straat 1] te Sas van Gent. In het eerstgenoemde pand zouden [eiseres sub 1] en [X] gaan wonen. In het andere pand zou [eiseres sub 1] een kunsthandel gaan exploiteren en een museum vestigen met schilderijen van Pieter van Goudzwaard.
2.5. Als zekerheid voor de voldoeningen van de verplichtingen uit de overeenkomsten van geldlening heeft de Rabobank hypotheekrechten gevestigd op de twee panden. Voorts werd ten behoeve van de Rabobank een stil pandrecht gevestigd op de handelsvoorraad schilderijen van [eiseres sub 1]. De geschatte waarde van de verpande schilderijen beliep volgens een door [eiseres sub 1] bij de kredietaanvraag aan de Rabobank verstrekt taxatierapport € 220.500,-- (taxatierapport 08T112 d.d. 20 februari 2008).
2.6. In het kader van de financieringsaanvraag heeft [eiseres sub 1] voorts ter onderbouwing van haar vermogenspositie een taxatierapport met nummer 08T111 van 20 februari 2008 aan de Rabobank doen toekomen. Dat rapport betreft 63 schilderijen waaraan een totale waarde wordt toegekend van € 4.852.650,--. Op de voorpagina van het door de bank overgelegde exemplaar is vermeld: “Kopie van origineel Gezien op: 2/5/08 Door: A v/d/ Sande”.
2.7. Bij de interne stukken van de bank naar aanleiding van de financieringsaanvraag bevindt zich onder meer een notitie van A. van de Sande, waarin het volgende is vermeld.
(…)
Positieve punten
• Al opgebouwde collectie van haar zelf met een waarde van € 220k. Daarnaast gaf zij aan in telefoongesprek van 29.4.08 dat ze ook nog een privé collectie heeft die ze niet wil inzetten in de kunsthandel. Geeft waarde nog door via fax op 2.5. (…)
• Kennis van de handel door al opgebouwd en ervaring in den haag
• Opgedane expertise in haar vakgebied waardoor ook collectie opgebouwd en daarnaast positieve aspect met de stichting waar ze ook secretaris van is
(…)
Nog geen track-record en branche is lastig te beoordelen
Onderneemster heeft wel positieve ervaring vanuit werk en positieve indicator is opgebouwde collectie schilderijen zowel de handelsvoorraad die zij heeft ingebracht als haar eenmanszaak ad € 220 k en haar privé collectie van € 4,8 mln.
Ik geef haar op basis daarvan en samenwerking met de stichting een +
2.8. In november 2008 is het museum geopend en heeft [eiseres sub 1] de kunsthandel opgestart. Na enige tijd bleek dat zij niet aan haar financiële verplichtingen jegens de Rabobank kon voldoen.
2.9. Bij brief van 15 december 2009 heeft de Rabobank [eiseres sub 1] en [X] onder meer het volgende medegedeeld.
Het bedrijf heeft tot op heden geen enkele cash flow gegenereerd en het zekerheidstekort van € 300.000,-- stijgt maandelijks (…). Dit was aanleiding om via beslaglegging op de privécollectie schilderijen in vuistpand te krijgen.
In het gesprek hebben wij aangegeven dat het beslag wordt opgeheven nadat u de volgende stukken in vuistpand geeft:
- Olieverfschilderij op doek, “Carnaval d’Harlequin”, K.A. Kandinsky, (…)
- Olieverfschilderij op doek, “Man met hoed, baard en snor”, Cezanne (…).
Om het vuistpand te effectueren verzoeken wij u de gegevens van de opslagplaats door te geven.
(…)
Indien u niet meewerkt aan dit vuistpandrecht zullen wij overgaan tot opzegging van de financiering en dat houdt tevens in het opstarten van de executieverkoop van de panden.
2.10. Bij e-mail van 24 december 2009 heeft [X] geantwoord dat hij aan dat verzoek niet zou voldoen.
2.11. Bij brief van 16 juli 2010 heeft de Rabobank de overeenkomsten van geldlening en de kredietovereenkomst opgezegd, omdat [eiseres sub 1] haar verplichtingen uit de overeenkomsten niet nakwam.
2.12. De Rabobank heeft vervolgens de verhypothekeerde panden executoriaal verkocht. Bij brief van 4 november 2010 heeft de Rabobank [eiseres sub 1] medegedeeld dat de netto opbrengst € 434.483,01 bedroeg en dat na verrekening daarvan een schuld van [eiseres sub 1] aan de Rabobank resteerde ad € 486.222,56. Voorts werd medegedeeld dat de Rabobank in verband met die restschuld het pandrecht op de handelsvoorraad schilderijen (Taxatierapport 08T112) inriep. [eiseres sub 1] werd verzocht de schilderijen in de macht van de Rabobank te brengen om ze op een veiling te verkopen.
2.13. Tijdens de veiling in april 2011 zijn drie schilderijen verkocht. De totale opbrengst bedroeg € 380,00. De overige schilderijen zijn onverkocht gebleven.
2.14. Bij beschikking van 25 januari 2013 heeft de voorzieningenrechter in deze rechtbank aan de Rabobank verlof verleend om ter verzekering van een op € 748.287,36 begrote vordering ten laste van [eiseres sub 1] conservatoir beslag te leggen op schilderijen - waaronder twee werken van (vermoedelijk) Henri Matisse en Gustave Caillebotte en vijf werken van Vincent Hamel -, op het adres [A-straat 1] en [B-straat 1] te Haarlem, inboedelgoederen op het adres [B-straat 1] en twee auto’s met kentekens [kenteken] en [kenteken], alsmede derdenbeslag onder de Rabobank Haarlem en omstreken, de ABN AMRO Bank en onder the Pied Piper. Art Handling Services werd als gerechtelijk bewaarder aangesteld. De beslissing op het verzoek van de Rabobank om ten laste van [eiseres sub 1] loonbeslag te mogen leggen onder the Pied Piper en onder de Stichting werd aangehouden in afwachting van het horen van de Rabobank en [eiseres sub 1]. Op 28 januari 2008 is opnieuw beslagverlof verleend als voormeld, met dien verstande dat tevens verlof werd verleend voor beslaglegging op aandelen van [eiseres sub 1] in the Pied Piper BV.
2.15. Op 5 februari 2013 heeft de Rabobank op het adres [B-straat 1] te Haarlem beslag doen leggen op een aantal roerende zaken, waaronder 56 schilderijen. De schilderijen zijn aan Art Handling Services in bewaring gegeven. Diezelfde dag heeft de deurwaarder op het adres [A-straat 1] te Haarlem beslag gelegd op een auto met kenteken [kenteken], alsmede op twee schilderijen van (vermoedelijk) Henri Matisse en Gustave Caillebotte. Deze beide schilderijen konden niet in gerechtelijke bewaring gegeven worden, doordat [eiseres sub 1] daartegen ernstig bezwaar maakte en haar medewerking weigerde.
2.16. Bij verzoekschrift van 7 februari 2013 heeft de Rabobank verlof gevraagd voor beslaglegging ten laste van [eiseres sub 1] op schilderijen die behoren tot haar privé collectie als beschreven in de taxatierapporten 08T111, 09T352, 09T353 en 09T354 en Buch Verhuizingen BV als gerechtelijk bewaarder aan te wijzen. Bij beschikking van 8 februari 2013 heeft de voorzieningenrechter in deze rechtbank daarvoor verlof verleend met aanstelling van de voorgestelde gerechtelijk bewaarder.
2.17. Op basis van dit verlof heeft de Rabobank op 12 februari 2013 op het adres [A-straat 1] te Haarlem beslag gelegd op 21 schilderijen, die vermeld staan in het taxatierapport met nummer 08T111. De schilderijen zijn aan Buch Verhuizingen BV in gerechtelijke bewaring gegeven. De deurwaarder heeft voorts geprobeerd de onder 2.15 genoemde schilderijen van Matisse en Caillebotte in gerechtelijke bewaring te nemen, maar die schilderijen werden niet aangetroffen.
2.18. Bij notariële schenkingsakte van 3 maart 2010 heeft [X] aan de Stichting geschonken de schilderijen en andere kunstvoorwerpen, vermeld op een aan de schenkingsakte gehechte lijst. Op die lijst staan dezelfde schilderijen vermeld als in het taxatierapport 08T111. Voorts staan op de lijst “Zelfportret” van H. Matisse, “Vrouw in het venster” van G. Caillebotte, “Portret vissersvrouw” van Van Gogh en vijf schilderijen van Vincent Hamel.
3. Het geschil
3.1. [eiseressen] vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de op 5 en 15 (de voorzieningenrechter leest 12) februari 2013 door de Rabobank gelegde beslagen op roerende zaken, waaronder inboedelgoederen en schilderijen, zal opheffen en de Rabobank alsmede de beide gerechtelijke bewaarders zal gebieden de zaken binnen 48 uur in goede staat terug te brengen op de adressen waar de beslagen zijn gelegd en onvoorwaardelijk af te geven aan [eiseressen], één en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom en met veroordeling van de Rabobank in de kosten van het geding.
3.2. [eiseressen] legt aan de vordering ten grondslag dat de schilderijen waarop beslag is gelegd eigendom zijn van de Stichting. De taxatie met nummer 08T111 is per abuis en ten onrechte op naam gesteld van [eiseres sub 1]. [X] heeft die schilderijen in 2010 geschonken aan de Stichting.
3.3. Het pand aan de [B-straat 1] te Haarlem wordt gehuurd door the Pied Piper. De daar ten tijde van de beslaglegging aanwezige inboedelgoederen zijn eigendom van the Pied Piper. Dat geldt ook voor de auto, waarop beslag is gelegd.
3.4. De Rabobank voert verweer.
3.5. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Ingevolge het bepaalde in artikel 438, vijfde lid Rv jo. artikel 705, derde lid Rv dient een derde, die tegen een conservatoir beslag wil opkomen, zowel de beslaglegger als de beslagschuldenaar in kort geding te dagvaarden. In dit kort geding treedt [eiseres sub 1], naast de Stichting en the Pied Piper, op als eiseres en is alleen de Rabobank gedagvaard. Daarmee is aan de strekking van de bepaling voldaan, zodat niet-ontvankelijkverklaring niet behoeft te volgen.
Het beslag op de schilderijen
4.2. Vast staat dat de Stichting ten tijde van de beslaglegging de feitelijke macht over de schilderijen uitoefende. De Stichting beroept zich op de onder 2.2 en 2.18 genoemde notariële (schenkings)akten ter onderbouwing van de pretentie dat zij rechthebbende is. Verder beweert zij dat op een groot aantal van de in beslag genomen schilderijen aan de achterzijde een eigendomsplakkaat van de Stichting is bevestigd. Het ligt op de weg van de Rabobank om hiertegenover aan te geven op welke gronden zij het ervoor mag houden dat [eiseres sub 1] rechthebbende is op een of meer van de schilderijen.
4.3. De Rabobank heeft daartoe gesteld dat [eiseres sub 1] zich ten tijde van de financieringsaanvraag als eigenaar van de schilderijen heeft voorgedaan. De Rabobank stelt zich op het standpunt dat zij zich ook nu nog mag baseren op de informatie die [eiseres sub 1] zelf destijds aan haar heeft verstrekt.
4.4. De Rabobank beroept zich in dit verband op de onder 2.6. en 2.7 vermelde stukken en op andere interne stukken, waarin onder meer het volgende is vermeld:
De opgebouwde collectie betreft de handels voorraad die zij inbrengt ad € 220K als mede haar privé collectie van € 4,8 mln. Beide zijn recent getaxeerd.
(…)
Privé collectie niet verpand. Dit is vooral gevoelsmatig bij mevrouw omdat ze zich bewust is van de privé aansprakelijkheid met de juridische vorm van de eenmanszaak.
(Toelichting financieringsaanvraag d.d. 24-4-2008)
Net zoals in de eerste aanvraag is de buffer uit de privé-collectie een belangrijke pijler. Onderneemsters privé-collectie dient als achtervang om bij het niet realiseren van een gezonde kasstroom op terug te vallen. Onderneemster heeft dit vermogen niet zelf opgebouwd maar geërfd. Zonder het vermogen is financieren onverantwoord.
(…)
Zekerheid: De privé-collectie is door een erkend taxateur op waarde geschat.
(Toelichting financieringsaanvraag d.d. 10-07-2008)
4.5. De Rabobank wijst er voorts op dat [eiseres sub 1] zich ook richting derden als bezitter van een omvangrijke privé collectie heeft voorgedaan. De Rabobank verwijst daarvoor naar een krantenartikel uit BN-De Stem van 28 november 2008 naar aanleiding van de opening van het museum in Sas van Gent. In dat artikel is onder meer het volgende vermeld:
Op de eerste etage (van het museum, vzr) toont de eigenaresse ([eiseres sub 1], vzr) een groot aantal werken uit haar eigen verzameling. Het gaat om schilderijen uit allerlei kunstperiodes, die samen zo’n 400 jaar bestrijken: van de vroege religieuze kunst uit het begin van de zestiende eeuw tot en met de vroege moderne kunst van mensen zoals Klee en Kandinsky. Te zien zijn onder meer werken van Renoir, Cézanne, Matisse en Van Gogh.
4.6. De Rabobank concludeert op grond van één en ander dat [eiseres sub 1] zich destijds naar buiten toe heeft gemanifesteerd als eigenaar van “de schilderijen”. De Rabobank geeft echter niet aan welke schilderijen zij daarmee bedoelt.
4.7. De Stichting heeft daar het volgende tegenover gesteld. [X] is schilderijenverzamelaar en heeft een omvangrijke collectie met als kern circa 350 werken van Van Goudzwaard. Hij heeft deze werken verkocht aan de Stichting. [eiseres sub 1] was aanvankelijk werknemer van [X]. Zij heeft door handel haar eigen kunstvoorraad opgebouwd. De Rabobank had pandrecht op de handelsvoorraad van [eiseres sub 1]. De Rabobank dacht aanvankelijk dat zij pandrecht had op alle schilderijen in het museum en heeft beslag gelegd. Zij heeft dat beslag vrijwillig weer opgeheven, omdat zij inzag dat zij daarop geen recht had. De Rabobank eiste vervolgens nadere zekerheden van [eiseres sub 1]. Toen zijn daarop liet weten dat zij alleen eigenaar was van de handelsvoorraad, die al was verpand, werd haar te kennen gegeven dat haar man dan maar pandrecht moest verlenen op zijn schilderijen.
4.8. De voorzieningenrechter overweegt als volgt. Tegenover betwisting is voldoende aannemelijk geworden dat [eiseres sub 1] ten tijde van de financieringsaanvraag en de besprekingen daarover met de terhandstelling van het taxatierapport met nummer 08T111 het naar de Rabobank toe heeft doen voorkomen dat zij eigenaar is van een omvangrijke privé collectie schilderijen. Daarbij is van belang dat de Rabobank op grond van de uitlatingen van [eiseres sub 1] kennelijk heeft aangenomen, en afgaande op inhoud van het onder 4.5 bedoelde krantenartikel, waarvan [eiseres sub 1] de juistheid niet heeft betwist, ook heeft mogen aannemen, dat die collectie in het museum werd tentoongesteld en meer omvatte dan de handelsvoorraad die zij uit haar kunsthandel inbracht.
Anders gezegd, op grond van de combinatie van de bezitspretentie van [eiseres sub 1] van een privé-collectie schilderijen door verwijzing naar het (kennelijk per fax op 2 mei 2008) aan de Rabobank ter hand gestelde taxatierapport 08T111 en de uit voormeld krantenbericht sprekende bezitspretentie van een “eigen verzameling” schilderijen, die blijkens dat krantenbericht na aankoop en start van de onderneming in november 2008 op de eerste etage van het museum tentoon was gesteld, mocht de bank aannemen dat [eiseres sub 1] een eigen collectie schilderijen bezat met een waarde van circa € 4.800.000,--. Nu [eiseres sub 1] niet heeft gesteld dat de schilderijen die in meergenoemd taxatierapport zijn vermeld elders werden aangehouden, heeft de Rabobank ook mogen aannemen dat [eiseres sub 1] ten tijde van de exploitatie van het museum het bezit van die schilderijen aldaar uitoefende.
4.9. Verder is van belang dat uit voormeld krantenartikel blijkt dat [eiseres sub 1] ten tijde van het gesprek met de betrokken journalist niet pretendeerde bezitter te zijn van de in het museum aanwezige Van Goudzwaard collectie. Ook zijn geen omstandigheden gesteld of gebleken waaruit die pretentie op enig ander moment kan worden afgeleid. De omstandigheid dat de financiering is gevraagd voor een museum brengt bovendien mee, dat de Rabobank er rekening mee diende te houden dat de in de onderneming tentoongestelde schilderijen eigendom van derden zouden kunnen zijn. Ten aanzien van de tot die collectie behorende schilderijen heeft de Rabobank [eiseres sub 1] dan ook niet als bezitter kunnen beschouwen.
4.10. De Rabobank heeft zich ook nog beroepen op een drietal andere taxatierapporten d.d. 9 maart 2009 waarin [eiseres sub 1] als opdrachtgever voor de taxatie is vermeld. Dit betreft een taxatie met nummer 09T352 van een schilderij van Henri Matisse, een taxatierapport met nummer 09T353 van een schilderij van Gustave Caillebotte en een rapport met nummer 09T354 van een vijftal schilderijen van Vincent Hamel. Voorts beroept de Rabobank zich op correspondentie van [eiseres sub 1] met het Wildenstein Institute in Parijs betreffende de beoordeling van de authenticiteit van het voormeld aan Caillebotte toegeschreven schilderij. De evengenoemde taxatierapporten dateren echter van na de toekenning van de financiering. Buiten de naamsvermelding van [eiseres sub 1] op de rapporten blijkt uit niets van een pretentie van enig recht door [eiseres sub 1] ten aanzien van deze schilderijen. Dat een kunsthandelaar of een museumhouder taxaties laat verrichten ten behoeve van een derde-eigenaar, bijvoorbeeld met het oog op verzekeringsaspecten, komt de voorzieningenrechter niet onwaarschijnlijk voor. Dat de schilderijen eigendom zijn van [X] is voorts niet onaannemelijk in het licht van het door de Rabobank niet weersproken betoog dat deze van jongs af aan actief schilderijenverzamelaar is, de aanlegger is van de Van Goudzwaard collectie en zich als verzamelaar daarnaast toelegt op het verzamelen van schilderijen die zouden toegeschreven kunnen worden aan bekende schilders. Daarbij sluit aan het gegeven dat vooralsnog niet vaststaat dat de Matisse en de Caillebotte, die in voormelde rapporten beide op € 5.000.000,-- zijn getaxeerd, ook daadwerkelijk aan deze beide meesters mogen worden toegeschreven en als zodanig meer dan decoratieve waarde hebben.
4.11. De slotsom van het voorgaande is dat de Rabobank [eiseres sub 1] ten tijde van de sub 2.9 en 2.10 vermelde standpunten - die van de zijde van [X] en [eiseres sub 1] erop neerkomen dat geen van de schilderijen ten aanzien waarvan de Rabobank (nu) verhaalsaanspraken claimt aan [eiseres sub 1] toebehoort - kon houden voor bezitter van de schilderijen die in het taxatierapport met nummer 08T111 zijn vermeld. Ten aanzien van díe schilderijen is de tegenspraak van die pretentie van de zijde van [X], de Stichting en [eiseres sub 1] zelf onvoldoende onderbouwd, nu niet is gebleken dat die op dat moment gepaard is gegaan met het uit de feitelijke macht van [eiseres sub 1] brengen van de betrokken schilderijen. Wat betreft de overige schilderijen waarop de Rabobank beslag heeft gelegd, heeft de bank niet gesteld, laat staan aannemelijk gemaakt, dat [eiseres sub 1] op dat moment bezitter was. De eigen stellingname van de bank in de sub 2.9 vermelde brief duidt eerder op het tegendeel.
4.12. De verplaatsing van de schilderijen van het Museum in Sas van Gent naar de locaties in Haarlem waar ze bij inbeslagname zijn aangetroffen heeft in dit beeld geen verandering gebracht. Het betreft hier immers locaties waar zowel [eiseres sub 1] als [X], ieder afzonderlijk dan wel gezamenlijk handelend voor zich dan wel voor de Stichting, feitelijke macht over de schilderijen kan uitoefenen, zodat niet gezegd kan worden dat de feitelijke macht die de één uitoefent onverenigbaar is met de mogelijkheid dat de ander eveneens feitelijke macht uitoefent. Waar het bezit van de schilderijen voor verplaatsing naar deze locaties niet bij [eiseres sub 1] berustte, kan de enkele verplaatsing naar die locaties dus niet tot bezitsverkrijging hebben geleid. En waar de Rabobank [eiseres sub 1] tot het moment van die verplaatsing voor bezitter mocht houden, is dat bezit in stand gebleven.
4.13. De onder 2.18 vermelde schenkingsakte van 3 maart 2010 kan, voor zover het de schilderijen van taxatie 08T111 betreft, hieraan niet afdoen. Die schenking is weliswaar een uiting van de pretentie van [X] dat hij eigenaar was van de betrokken schilderijen, maar nu het hier gaat om de echtgenoot van [eiseres sub 1], en de akte tot stand is gekomen op een moment waarop partijen rekening konden houden met verhaalsacties van de bank, is een en ander, mede gelet op hetgeen sub 4.12 over de feitelijke verhoudingen is gezegd, onvoldoende om in kort geding tot opheffing van het beslag te kunnen leiden.
De overige beslagen
4.14. Ten aanzien van het beslag op inboedelgoederen als gelegd op het adres [B-straat 1] te Haarlem overweegt de voorzieningenrechter als volgt. Niet aannemelijk is geworden dat die inboedelgoederen eigendom zijn van [eiseres sub 1]. De ruimte wordt immers gehuurd door the Pied Piper. Aannemelijk is dat [X] en [eiseres sub 1] de exploitatie van de onderneming van the Pied Piper op zich hebben genomen toen de vader van [eiseres sub 1] daartoe niet meer in staat was. Aannemelijk is voorts dat [X] en [eiseres sub 1] de ruimte hebben ingericht als pied à terre om niet telkens naar hun woning in Den Haag te hoeven reizen. Bij die stand van zaken zal het beslag op de inboedelgoederen worden opgeheven.
4.15. Ook het beslag op de auto kan niet gehandhaafd blijven nu onvoldoende aannemelijk is geworden dat die eigendom is van [eiseres sub 1].
4.16. Ten aanzien van het verzochte verlof om onder the Pied Piper en de Stichting beslag te mogen leggen op het loon van [eiseres sub 1] wordt bij afzonderlijke beschikking beslist.
4.17. Al het voorgaande voert tot de navolgende beslissing. De Rabobank zal als de overwegend in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van het geding. De kosten worden aan de zijde van [eiseressen] begroot op:
- dagvaarding € 92,82
- griffierecht € 589,00
- salaris € 816,00
Totaal € 1.497,82
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. veroordeelt de Rabobank om uiterlijk twee werkdagen (48 uur) na betekening van dit vonnis op te heffen het conservatoir beslag dat op 5 en/of 12 februari 2013 ten laste van [eiseres sub 1] is gelegd op:
- alle schilderijen die niet vermeld staan op het taxatierapport met nummer 08T111 d.d. 20 februari 2008,
- roerende zaken die behoren tot de inboedel van het adres [B-straat 1] te Haarlem,
- de personenauto van het merk Lancia met kentekennummer [kenteken],
5.2. veroordeelt de Rabobank voornoemde zaken binnen vier werkdagen na betekening van dit vonnis, eventueel door tussenkomst van de benoemde bewaarders, in goede staat te doen terugbezorgen op het daartoe door [X] c.q. [eiseres sub 1] aan te geven adres,
5.3. bepaalt dat de Rabobank een dwangsom verbeurt van € 1.000,-- per dag voor iedere dag dat zij in gebreke mocht blijven aan de veroordelingen onder 5.1 en 5.2 te voldoen, één en ander tot een maximum van € 1.000.000,--.
5.4. veroordeelt de Rabobank in de kosten van het geding tot aan de uitspraak van dit vonnis aan de zijde van [eiseressen] begroot op € 1.497,82,
5.5. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6. wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door A.H. Schotman en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier op 22 maart 2013.?