ECLI:NL:RBNHO:2013:BZ8535

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 maart 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
133062 / FA RK 11-993
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoofdverblijfplaats en zorgregeling voor minderjarige kinderen na echtscheiding

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 13 maart 2013 uitspraak gedaan over de hoofdverblijfplaats en de zorg- en opvoedingstaken van twee minderjarige kinderen, [kind 1] en [kind 2], na de echtscheiding van hun juridische ouders. De rechtbank heeft de bijzondere curator, drs. J.A.M. Hendriks, benoemd om de belangen van de kinderen te behartigen. De mondelinge behandeling vond plaats op 11 februari 2013, waarbij de betrokken partijen, waaronder [de man], [de vrouw 1] en [de vrouw 2], vertegenwoordigd werden door hun advocaten. De rechtbank heeft vastgesteld dat [kind 1] zijn hoofdverblijfplaats bij [de man] zal hebben, terwijl [kind 2] bij [de vrouw 2] verblijft. De rechtbank heeft ook een regeling vastgesteld voor de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, waarbij de kinderen in de schoolweken doordeweeks bij hun respectieve ouders verblijven en in de weekenden en vakanties een verdeling plaatsvindt. De rechtbank heeft de verzoeken van de partijen om alimentatie en andere financiële bijdragen afgewezen, omdat deze verzoeken niet op een wettelijke grondslag waren gebaseerd. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de regeling onmiddellijk van kracht is, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Afdeling Privaatrecht
Sectie Familie & Jeugd
BB
zaak- en rekestnummer: 133062 / FA RK 11-993
datum: 13 maart 2013
Beschikking van de meervoudige kamer voor de behandeling van burgerlijke zaken
in de zaak van:
1. [naam man], wonende te Alkmaar,
advocaat: mr. S.H.R. van Heeks te Amsterdam,
2. [naam vrouw 1], wonende te Heemskerk,
advocaat: mr. M. Dickhoff te Diemen,
verzoekers,
tegen:
[naam vrouw 2],
wonende te Callantsoog, voorheen gemeente Zijpe, thans gemeente Schagen,
gerekwestreerde, tevens verzoekende partij,
advocaat: mr. C. de Bie-Koopman.
Partijen zullen verder ook worden aangeduid als: [de man], [de vrouw 1] en [de vrouw 2].
HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Ter griffie van de rechtbank te Alkmaar is op 4 november 2011 het verzoekschrift van [de man] en [de vrouw 1] ingekomen, waarin wordt verzocht:
1. vast te stellen dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarige [naam kind 1], geboren in de gemeente Alkmaar op [geboortedatum] (verder: [kind 1]) bij zijn vader [de man] zal zijn;
2. een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken c.q. een omgangsregeling vast te stellen voor [kind 1] en de minderjarige [naam kind 2], geboren in de gemeente Alkmaar op [geboortedatum] (verder: [kind 2]), zoals in het verzoek-schrift is geformuleerd;
3. vast te stellen dat partijen over en weer geen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [kind 1] en [kind 2] verschuldigd zijn aan elkaar, met terugwerkende kracht tot de datum echtscheiding tussen [de vrouw 1] en [de vrouw 2].
Bij beschikking van de rechtbank te Alkmaar van 14 december 2011 is mevrouw drs. J.A.M. Hendriks, ontwikkelingspsycholoog/gecertificeerd NMI-mediator/gecertificeerd forensisch mediator, kantoorhoudende Tijmtuin 8 te 2353 PH Leiderdorp, benoemd tot bijzondere curator over [kind 2] en [kind 1].
Op 6 december 2012 is ingekomen het rapport van de bijzondere curator van 30 november 2012.
Ingekomen is een bericht met bijlage van 9 januari 2013 van [de man].
Op 31 januari 2013 is ingekomen een aanvullend verzoekschrift van [de man] en [de vrouw 1]. Daarin wordt verzocht dat:
a. de beschikking van de rechtbank in de plaats treedt van de regelingen welke hiermee gewijzigd dan wel aangepast worden zoals deze voorkomen in het convenant, het ouderplan en het ouderschapsplan van partijen;
b. de rechtbank de kort geding vonnissen buiten werking stelt, dan wel dat door partijen aan deze vonnissen geen recht meer kan worden ontleend.
[de vrouw 2] heeft hiertegen een verweerschrift tevens zelfstandig verzoekschrift ingediend, strekkende tot afwijzing van de verzoeken van [de man] en [de vrouw 1], met uitzondering van de gewenste vaststelling van de verblijfplaats van [kind 1]. [de vrouw 2] heeft van haar kant verzocht:
a. te bepalen dat [kind 1] ingeschreven blijft staan op het (GBA) adres van [de vrouw 2];
b. een contactregeling gedurende de vakantie- en feestdagen op te leggen zoals is weergegeven onder punt 28 van het verweerschrift/zelfstandige verzoekschrift;
c. een consultatie- en informatieregeling ten aanzien van [kind 1] op te leggen zoals onder punt 33 van het verweerschrift/zelfstandige verzoekschrift is omschreven;
d. [de man] en [de vrouw 1] te verplichten om [kind 1] gedurende een jaar te laten begeleiden door [naam begeleidster], of een andere door de rechtbank aan te wijzen deskundige.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 11 februari 2013, alwaar zijn versche-nen [de man], bijgestaan door mr. Van Heeks, [de vrouw 1], bijgestaan door mr. Dickhoff, [de vrouw 2], bijgestaan door mr. De Bie-Koopman, alsmede de bijzondere curator.
DE BEHANDELING VAN DE ZAAK
[de man] en [de vrouw 1] voeren als gronden voor het verzoek het volgende aan.
[de man] heeft 14 jaar een relatie gehad met de heer [naam 1], met wie hij in 2003 is gehuwd. [naam 1] is in 2008 onverwachts overleden. [de man] en [naam 1] hebben altijd een kinderwens gehad en hebben hiertoe in de Volkskrant van 10 juni 2000 een advertentie gezet. Daar kwam een reactie op, maar tevens werd [de man] benaderd door [de vrouw 1] en [de vrouw 2], die interesse hadden in de vaderschapswens van [de man] en [naam 1]. [de vrouw 1] en [de vrouw 2] onderhielden eveneens al jaren een affectieve relatie met elkaar en zij zijn op 25 juli 2005 in de gemeente Alkmaar met elkaar gehuwd.
[kind 2] is geboren als dochter van [de vrouw 2] en [de man]. [kind 1] is geboren als zoon van [de vrouw 1] en [de man]. [de man] heeft [kind 2] en [kind 1] erkend. Uit een aantekening in het gezagregister blijkt dat [de man] bij beslissing van de rechtbank te Alkmaar, sector kanton van 18 september 2002 samen met [de vrouw 2] is belast met het gezag over [kind 2]. Uit een aantekening in het gezagregister blijkt voorts dat [de man] bij beslissing van de rechtbank te Alkmaar, sector kanton van 12 oktober 2004 samen met [de vrouw 1] is belast met het gezag over [kind 1].
In februari 2009 bleek het huwelijk van [de vrouw 1] en [de vrouw 2] duurzaam ontwricht. [de vrouw 1] en [de vrouw 2] hebben toen besloten een gemeenschappelijk verzoek tot echtscheiding in te dienen. Voor [de man] was dit een zeer emotionele tijd, aangezien hij kort daarvoor weduwnaar was geworden. Vanaf dat moment is alles misgelopen wat maar mis kon lopen. Vooruitlopend op de echtscheidingsprocedure tussen [de vrouw 1] en [de vrouw 2] is een echtscheidingsconvenant en een ouderschapsplan opgesteld. [de man] is bij het opstellen daarvan niet betrokken. In de loop van die procedure bleek dat [de vrouw 1] en [de vrouw 2] niet samen waren belast met het gezag over [kind 2] en [kind 1]. De rechtbank te Alkmaar heeft bij beschikking van 17 december 2009 tussen [de vrouw 1] en [de vrouw 2] echtscheiding uitgesproken. Die beschikking is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand op 21 januari 2010. Nadien zijn er tussen [de man], [de vrouw 1] en [de vrouw 2] steeds meer onderlinge problemen gerezen, omtrent de (al dan niet ontstane) juridische gevolgen van de echtscheiding tussen [de vrouw 1] en [de vrouw 2], omtrent het echtschei-dingsconvenant van [de vrouw 1] en [de vrouw 2] en omtrent het door [de vrouw 1] en [de vrouw 2] opgestelde ouderschapsplan en de nadien daarop aangebrachte wijzigingen, alsmede omtrent de situatie dat [de man] de (mede)gezaghebbende ouder is van [kind 2] en [kind 1]. Die problemen hebben vooral betrekking op de hoofdverblijfplaats van [kind 1] en de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken. In voormeld, door [de vrouw 1] en [de vrouw 2] op 8 april 2009 ondertekend, ouderschapsplan is overeengekomen dat [de vrouw 1] aan [de vrouw 2] met ingang van de echtscheiding € 250,-- per kind per maand zal betalen als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [kind 2] en [kind 1], evenals 8% vakantiegeld, uit te betalen aan het einde van de maand mei van ieder jaar, welk bedrag wordt berekend over het totale in dat kalenderjaar verschuldigde alimentatiebedrag voor [kind 2] en [kind 1]. [de man] meent echter dat, indien en voor zover er een bijdrage betaald zou dienen te worden, [de vrouw 1] een bijdrage aan hem dient te betalen voor [kind 1] en dat [de vrouw 2] een verzoek moet indienen voor betaling door [de man] van een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [kind 2]. Gezien de feitelijke situatie, waarbij [de vrouw 2] de dagelijkse zorg heeft voor [kind 2] en [de vrouw 1] en [de man] de dagelijkse zorg delen voor [kind 1], meent [de man] echter, hierin gesteund door [de vrouw 1], dat noch [de vrouw 2], noch [de vrouw 1], noch [de man] alimentatieplichtig dient te zijn, en de in het ouderschapsplan vastgestelde bijdrage met terugwerkende kracht op nihil dient te worden gesteld.
Ter bestrijding van het standpunt van [de man] en [de vrouw 1] heeft [de vrouw 2] het volgende aangevoerd. [de vrouw 1] en [de vrouw 2] hebben naar elkaar toe uitgesproken er altijd voor te zullen zorgen dat [kind 2] en [kind 1] niet van elkaar zouden worden gescheiden. Ook waren alle betrokkenen het erover eens dat [de man] en [naam 1] een bescheiden ouderrol in het leven van [kind 2] en [kind 1] zouden mogen vervullen. Bij de echtscheiding van [de vrouw 1] en [de vrouw 2] hebben partijen afgesproken dat [kind 2] en [kind 1] hun hoofdverblijf bij [de vrouw 2] zouden hebben, omdat zij, mede in verband met haar werktijden, altijd het grootste gedeelte van de verzorging op zich heeft genomen. Die afspraak, evenals een zorgregeling die zoveel moge-lijk aansloot bij de eerdere situatie toen alles tussen partijen nog goed was, is opgenomen in het ouderschapsplan en de latere aanvullingen. Vanaf het moment dat [de vrouw 2] iemand anders heeft ontmoet, is gebleken dat [de man] en [de vrouw 1] zich regelmatig niet aan de gemaakte afspraak omtrent de zorgregeling willen houden. Er is getracht door mediation tot een oplossing van de problemen te komen. Dat is echter niet gelukt. [de vrouw 2] heeft het gevoel dat zij tijdens de mediation als enige concessies heeft gedaan. Uitsluitend door toedoen van [de vrouw 2] is nu "bereikt" dat [kind 2] en [kind 1] doordeweeks niet meer bij elkaar zijn, terwijl de communicatie tussen partijen niet is verbeterd en verdere resultaten niet zijn bereikt. [de vrouw 2] stemt ermee in dat [kind 1] zijn hoofdverblijfplaats bij [de man] zal houden.
In voormelde beschikking van 14 december 2011 heeft de rechtbank de bijzondere curator opgedragen om de belangen van [kind 2] en [kind 1] te behartigen in de tussen [de man], [de vrouw 1] en [de vrouw 2] gerezen geschillen over: de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken c.q. de omgangsregeling, de hoofdverblijfplaats van [kind 2] en [kind 1] en de te betalen kinderalimentatie. Voorts is de bijzondere curator daarbij verzocht de rechtbank te adviseren omtrent genoemde kwesties en daarbij, indien dit nog nodig mocht blijken na het op 15 december 2011 dienaangaande te geven vonnis (van de voorzieningenrechter in de rechtbank te Alkmaar), te betrekken de vraag of een school in Alkmaar dan wel Callantsoog voor [kind 2] en [kind 1] het meest is aangewezen. Tenslotte heeft de rechtbank overwogen dat, indien dit noodzakelijk mocht blijken te zijn, de bijzondere curator aan de ouders in het kader van haar opdracht kan voorstellen om mediationgesprekken met haar te voeren.
De bijzondere curator heeft als haar standpunt het volgende naar voren gebracht. [de man], [de vrouw 1] en [de vrouw 2] is het met grote inspanning gelukt om tot een aantal afspraken aangaande de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken te komen. Daarbij is opgevallen dat [de man], [de vrouw 1] en [de vrouw 2] vaak op het niveau van wat zij belangrijk vonden voor [kind 2] en [kind 1] als basiswaarden in de zorg en opvoeding, gelijkgestemd dachten. Verder is het opgevallen dat het heel vaak lukte om op praktisch niveau goede afspraken over [kind 2] en [kind 1] met elkaar te maken, maar op het niveau ertussenin, het betrekkingsniveau tussen [de man], [de vrouw 1] en [de vrouw 2], liep het heel vaak niet erg soepel en wekte het geregeld de indruk dat er sprake was van een machtsstrijd tussen hen: wie kon en mocht wat bepalen voor en over [kind 2] en [kind 1]. Aanvankelijk leek het erop dat de afspraken over de na de zomervakantie 2012 op te starten zorgregeling voor een ieder goed waren. Later werd duidelijk dat [de vrouw 2] had ervaren dat alleen zij een enorme concessie had gedaan en dat zij had verwacht dat [de man] en [de vrouw 1] de bestaande vakantieregeling zouden continueren, te weten dat zij de helft van de vakantiedagen met [kind 2] en [kind 1] kon doorbrengen en dat de andere helft van de vakantie- en feestdagen zou worden verdeeld over [de vrouw 1] en [de man]. [de man] en [de vrouw 1] maakten anderzijds duidelijk dat juist zij een concessie hadden gedaan door de bestaande weekendregeling in tact te willen laten, maar dan wel een eerlijke verdeling van de vakantietijd van [kind 2] en [kind 1] over [de man], [de vrouw 1] en [de vrouw 2] voorstonden. [kind 2] en [kind 1] hebben aangegeven dat zij de beschikbare tijd heel graag gelijkelijk zouden willen verdelen tussen [de man], [de vrouw 1] en [de vrouw 2]. Er bestaat over-eenstemming over de hoofdverblijfplaats van [kind 2] bij [de vrouw 2]. De hoofdverblijfplaats van [kind 1] blijft een punt van geschil. [de man] en [de vrouw 1] willen dat [kind 1] zijn hoofdverblijf-plaats bij [de man] en [de vrouw 1] in Alkmaar heeft en [de vrouw 2] wil dat [kind 1] zijn hoofdver-blijfplaats bij haar heeft. Daarnaast is gebleken dat [de man], [de vrouw 1] en [de vrouw 2] het (nog steeds) oneens zijn over wel/niet psychische ondersteuning van [kind 1], de wijze van besluiten nemen aangaande medische zorg voor [kind 2] en [kind 1], welke ouders mogen wat over welk kind beslissen, de vakantieverdeling en de alimentatie/kinderbijslag.
De rechtbank overweegt als volgt.
Hoofdverblijfplaats [kind 1].
Het verzoek van [de man] en [de vrouw 1] dat [kind 1] zijn hoofdverblijfplaats bij [de man] zal hebben, zal, mede gelet op de referte van [de vrouw 2] dienaangaande, als het meest in het belang van [kind 1], worden toegewezen.
Inschrijving [kind 1] op het (GBA) adres van [de vrouw 2].
[de vrouw 2] heeft als grond voor dit verzoek aangevoerd dat, ondanks het feit dat [kind 1] zijn hoofdverblijfplaats bij [de man] zal hebben, deze inschrijving voor haar als sociale ouder van [kind 1] nog de enige formele band met [kind 1] is en dat er geen wettelijke bepaling is die voorschrijft dat de woonplaatsregistratie zou moeten plaatsvinden op het adres van één van de gezaghebbende ouders.
[de man] heeft, mede namens [de vrouw 1], ter zitting (aanvullend) verzocht dat [kind 1] op het (GBA) adres van [de man] ingeschreven zal staan.
De rechtbank zal het verzoek van [de vrouw 2] bij gebrek aan een wettelijke grondslag afwijzen. Het verzoek van [de man] en [de vrouw 1] wordt bij gebrek aan belang afgewezen. Het is immers aan de gezaghebbende ouder(s) om te bepalen waar [kind 1] wordt ingeschreven.
Verdeling van de zorg- en opvoedingstaken.
Na de echtscheiding van [de vrouw 1] en [de vrouw 2] was de feitelijke situatie dat [de vrouw 2] de hoofd-verzorgster was van [kind 2] en [kind 1] en dat [de vrouw 1] op elke vrijdag en tijdens tien weken van de schoolvakanties per jaar mede zorg droeg voor de verzorging en opvoeding van [kind 2] en [kind 1].
a. de doordeweekse regeling tijdens de schoolweken en de weekendregeling.
Ter zitting is gebleken dat partijen overeenstemming hebben bereikt in die zin dat:
- [kind 2] in de schoolweken doordeweeks bij [de vrouw 2] verblijft en [kind 1] in de schoolweken doordeweeks bij [de man] en [de vrouw 1] verblijft;
- de ouder die het betreffende weekend [kind 2] en [kind 1] bij zich zal hebben, aan het begin van het weekend [kind 2] en [kind 1], dan wel één van hen, ophaalt op vrijdag uit school (om 15.15 uur), en [kind 2] dan wel [kind 1] op maandag-ochtend naar school brengt;
- als er op een maandag geen school is, de ouder waar het kind het weekend was, het kind om 9.30 uur weer thuisbrengt;
- indien er sprake is van een verlengd weekend op basis van een landelijk erkende vrije dag of een nationale feestdag, [kind 2] en [kind 1] blijven waar ze zijn en vervolgens op dinsdagochtend naar school worden gebracht.
Ter zitting is voorts gebleken dat [kind 2] en [kind 1] thans in de even weekenden bij [de vrouw 2] verblijven en in de oneven weekenden bij [de vrouw 1] respectievelijk [de man];
Uit de stukken en hetgeen partijen ter gelegenheid van de mondelinge behandeling hebben verklaard, is gebleken dat met name [kind 2] behoefte heeft aan rust. Zij heeft last van teveel wisselingen. Naar het oordeel van de rechtbank brengt het belang van [kind 1] mee dat hij zoveel mogelijk tijd met [kind 2] kan doorbrengen. Dat sluit ook aan bij de oorspronkelijke afspraak van [de vrouw 1] en [de vrouw 2] dat [kind 2] en [kind 1] (zoveel mogelijk) bij elkaar zouden blijven. De rechtbank is van oordeel dat, juist gelet op het feit dat [kind 2] en [kind 1] doorde-weeks niet meer bij elkaar verblijven, voor de weekenden, vakanties en feestdagen moet gelden dat zij bij elkaar verblijven. De bijzondere curator heeft ter zitting verklaard dat voormelde, thans tussen partijen geldende regeling, het meest in het belang van [kind 2] en [kind 1] kan worden geacht. Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat voormelde overeengekomen doordeweekse regeling tijdens de schoolweken en de bestaande weekendregeling het meest in het belang van [kind 2] en [kind 1] is te achten. De rechtbank zal die regeling derhalve vaststellen.
b. zomervakantie en overige vakanties.
[de man] en [de vrouw 1] stellen zich op het standpunt dat alle vakanties verdeeld dienen te worden in die zin dat [de man], [de vrouw 1] en [de vrouw 2] ieder gedurende één derde deel van de tijd [kind 2] en [kind 1] bij zich hebben. [de vrouw 2] huldigt het standpunt dat alle vakanties de afgelopen jaren aldus zijn verdeeld dat [kind 2] en [kind 1] de helft van de vakanties bij [de vrouw 2] zijn geweest en dat de andere helft van de vakanties tussen [de man] en [de vrouw 1] is verdeeld. [de vrouw 2] acht die verdeling ook reëel omdat zij degene is geweest die [kind 2] en [kind 1] de meeste tijd verzorgde, omdat [de man] een veel kleinere rol had bij [kind 2] en [kind 1] dan [de vrouw 1] en [de vrouw 2] en omdat [de vrouw 2] ook na haar scheiding van [de vrouw 1] [kind 2] en [kind 1] de helft van de vrije dagen heeft gehad.
De rechtbank is van oordeel dat de door [de man] en [de vrouw 1] verzochte regeling voor de zomervakantie niet in het belang van [kind 2] en [kind 1] is te achten. Hierboven is aangegeven dat [kind 2] behoefte heeft aan rust en dat zij last heeft van teveel wisselingen. Toewijzing van het verzoek van [de man] en [de vrouw 1] omtrent de zomervakantie, zou in strijd komen met voormeld belang van [kind 2]. De door [de vrouw 2] verzochte verdeling van de zomervakantie doet naar het oordeel van de rechtbank het meeste recht aan de destijds door [de vrouw 1] en [de vrouw 2] gemaakte afspraken en komt voorts overeen met de eerdere feitelijke situatie dat [de vrouw 2] de hoofdverzorgster was van [kind 2] en [kind 1]. Bovendien is de rechtbank van oordeel dat, juist gelet op het feit dat [kind 1] doordeweeks niet meer bij [de vrouw 2] verblijft, het het meest in zijn belang is te achten, dat hij dan de helft van de zomervakantie bij [de vrouw 2] kan zijn. De rechtbank acht na te melden regeling voor de zomervakantie het meest in het belang van [kind 2] en [kind 1].
De rechtbank acht het voorts, als zijnde te onrustig, niet in het belang van [kind 2] en [kind 1] dat zij in de zomervakantie zowel met [de man], [de vrouw 1] en [de vrouw 2] (dus drie maal) op vakantie gaan. Naar het oordeel van de rechtbank is het belang van [kind 2] en [kind 1] het meest gediend als [kind 2] en [kind 1] in de zomervakantie drie weken bij [de vrouw 2] zijn, twee weken bij [de vrouw 1] en één week bij [de man] zijn. Als compensatie voor [de man] zullen [kind 2] en [kind 1] elk jaar de meivakantie (ook als deze vakantie twee weken beslaat) bij [de man] doorbrengen. [de man] is aldus in de gelegenheid desgewenst in de meivakantie met [kind 2] en [kind 1] op vakantie te gaan. Wellicht ten overvloede merkt de rechtbank op dat de periode van zes weken zomervakantie betrekking heeft op de situatie dat [kind 2] en [kind 1] op het basisonderwijs zitten. In de situatie dat een kind op de middelbare school zal zitten, is de rechtbank van oordeel dat dit kind de extra week zomervakantie van het voortgezet onderwijs zal verblijven waar het overeenkomstig de wekelijkse regeling verblijft.
Met betrekking tot de overige (één en twee wekelijkse) vakanties is de rechtbank van oordeel dat na te melden regeling het meest in het belang van [kind 2] en [kind 1] is te achten. Daarbij heeft de rechtbank voorts nog het volgende in aanmerking genomen. De rechtbank gaat ervan uit dat de eerste week van de kerstvakantie zowel 1e als 2e kerstdag zal omvatten en de tweede week van de kerstvakantie zowel oudjaarsdag als nieuwjaarsdag omvat.
De rechtbank is van oordeel dat met betrekking tot de schoolvakanties van één week het wisselmoment dient te liggen op maandagochtend. Bij schoolvakanties van twee weken en de zomervakantie dient naar het oordeel van de rechtbank het wisselmoment te liggen op zondag om 17.30 uur, zijnde de dag vóórdat [kind 2] en [kind 1] weer naar school moeten gaan. Op deze manier kunnen zij hun verzorgende ouder vertellen over de vakantie en zich rustig voorbereiden op de komende schooldag.
c. verjaardagen en moeder-/vaderdag.
Ter zitting is gebleken dat partijen het eens zijn over de regeling zoals door de advocaat van [de vrouw 1] in de pleitnotitie is neergelegd.
De rechtbank zal de overeengekomen regeling als het meest in het belang van [kind 2] en [kind 1] vaststellen.
Informatie- en consultatieregeling.
[de vrouw 2] heeft verzocht een regeling op te leggen zoals is weergegeven onder punt 33 van het verweerschrift/zelfstandige verzoekschrift. Ter zitting heeft [de vrouw 2] het verzoek aangepast in die zin dat wordt verzocht een regeling vast te stellen conform het advies van de bijzondere curator.
[de man] en [de vrouw 1] hebben ter zitting verzocht een regeling voor zowel [kind 2] als [kind 1] vast te stellen conform het advies van de bijzondere curator.
De rechtbank is van oordeel dat [de vrouw 2] ontvankelijk is in het verzoek op dit onderdeel ten aanzien van [kind 1] en [de vrouw 1] ten aanzien van [kind 2], nu zij tot hen in een nauwe persoonlijke betrekking staan.
Aangezien alle partijen hebben verzocht een regeling vast te stellen conform het advies van de bijzondere curator, zal de rechtbank dienovereenkomstig beslissen, nu een dergelijke regeling het meest in het belang van [kind 2] en [kind 1] is te achten.
Bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding [kind 2] en [kind 1].
[de man] en [de vrouw 1] hebben in het inleidende verzoekschrift een verzoek op dit onderdeel gedaan. Ter zitting is gebleken dat uitsluitend [de vrouw 1] de verzoekende partij is.
De rechtbank is, gelijk [de vrouw 2] heeft betoogd, van oordeel dat nakoming wordt verzocht van een onderhoudsverplichting welke niet is gegrond op een bepaling in Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek. Het verzoek zal derhalve bij gebrek aan een wettelijke grondslag worden afgewezen.
Beschikking rechtbank treedt in de plaats van de regelingen in het convenant, het ouderplan en het ouderschapsplan van partijen.
Gelijk [de vrouw 2] heeft aangevoerd, is de rechtbank van oordeel dat voor dit verzoek een wettelijke grondslag ontbreekt. Het verzoek zal derhalve bij gebrek aan een wettelijke grondslag worden afgewezen.
Buiten werking stellen kort geding vonnissen.
De rechtbank is ook met betrekking tot dit verzoek van oordeel dat dit verzoek niet op de wet is gebaseerd. Ook dit verzoek wordt derhalve bij gebrek aan een wettelijke grondslag afgewezen.
Begeleiding [kind 1] door [naam begeleidster] of een andere deskundige.
De rechtbank zal dit verzoek eveneens bij gebrek aan een juridische grondslag afwijzen.
DE BESLISSING
De rechtbank:
Bepaalt dat de minderjarige [kind 1], geboren in de gemeente Alkmaar op [geboortedatum] zijn hoofdverblijfplaats bij [de man] zal hebben.
Bepaalt dat de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken ten aanzien van [kind 2] en [kind 1] als volgt wordt geregeld:
- [kind 2] verblijft in de schoolweken doordeweeks bij [de vrouw 2];
- [kind 1] verblijft in de schoolweken doordeweeks bij [de man];
- [kind 2] en [kind 1] verblijven in de even weekenden bij [de vrouw 2] en in de oneven weekenden bij [de man] respectievelijk [de vrouw 1];
- de ouder die het betreffende weekend [kind 2] en [kind 1] bij zich zal hebben, haalt hen dan wel één van hen, op vrijdag op uit school (om 15.15 uur) en brengt [kind 2] dan wel [kind 1] op maandagochtend naar school;
- als er op een maandag geen school is, brengt de ouder waar het kind het weekend was, het kind om 9.30 uur weer thuis;
- bij een verlengd weekend op basis van een landelijk erkende vrije dag of een nationale feestdag blijven [kind 2] en [kind 1] waar ze zijn en worden zij vervolgens op dinsdagochtend naar school gebracht;
- gedurende de zomervakantie: in de even jaren de eerste drie weken bij [de vrouw 2], de vierde week bij [de man] en de vijfde en zesde week bij [de vrouw 1] en in de oneven jaren de eerste en tweede week bij [de vrouw 1], de derde week bij [de man] en de laatste drie weken bij [de vrouw 2];
- tijdens de kerstvakantie: in de even jaren de eerste week bij [de vrouw 2] en de tweede week bij [de man] en [de vrouw 1] en in de oneven jaren de eerste week bij [de man] en [de vrouw 1] en de tweede week bij [de vrouw 2] en zo verder;
- elke meivakantie bij [de man], ook als die twee weken is;
- herfstvakantie: in 2013 bij [de vrouw 1] en in 2014 bij [de vrouw 2] en zo verder;
- voorjaarsvakantie: in 2013 bij [de vrouw 2] en 2014 bij [de vrouw 1] en zo verder;
- het wisselmoment ligt bij de schoolvakanties van één week op maandag-ochtend en bij de schoolvakanties van twee weken en de zomervakantie op zondag om 17.30 uur;
- [kind 1] zal in 2013 zijn verjaardag bij [de man] en [de vrouw 1] vieren en [kind 2] zal haar verjaardag in 2013 bij [de vrouw 2] vieren, waarbij [kind 2] en [kind 1] samen zijn in deze verjaardagverdeling, dus vanaf de avond voor de verjaardag tot de ochtend van de dag na de verjaardag samen bij de ouder waar de verjaardag wordt gevierd. In 2014 zal [kind 1] zijn verjaardag bij [de vrouw 2] vieren en [kind 2] zal haar verjaardag in 2014 bij [de man] en [de vrouw 1] vieren, waarbij [kind 2] en [kind 1] samen zijn in deze verjaardagverdeling. Vervolgens zal in de oneven jaren en de even jaren met betrekking tot de verjaardagen van [kind 2] en [kind 1] dezelfde verdeling gelden. Met betrekking tot de verjaardagen van [de man], [de vrouw 1] en [de vrouw 2] zullen zij zelf een dag afspreken en die regelen met [kind 2] en [kind 1], waarbij is overeengekomen dat wanneer [kind 2] en [kind 1] op die bewuste dagen op vakantie zijn, [de man], [de vrouw 1] en [de vrouw 2] zich niet zullen inspannen om [kind 2] en [kind 1] de jarige ouder te laten bezoeken;
- op vaderdag zullen [kind 2] en [kind 1] bij [de man] zijn;
- op moederdag zal [kind 2] bij [de vrouw 2] zijn en zal [kind 1] bij [de vrouw 1] zijn.
Bepaalt dat als informatie- en consultatieregeling met betrekking tot [kind 2] en [kind 1] zal gelden: Iedere ouder start een mailbericht:
- op vrijdagavond zal [de man] een mail sturen;
- op woensdag zal [de vrouw 1] een mail sturen;
- op zaterdag zal [de vrouw 2] een mail sturen (en als dat niet lukt, dan geeft zij dat tevoren aan).
Als onderwerpen in de mail is de volgende lijst opgesteld:
. gezondheid/ziekte (meer specifiek kindsignalen);
. school/schoolse activiteiten;
. clubs;
. bijzondere activiteiten;
. familiezaken/sociale zaken + overleg over verjaardagscadeaus;
. voorvallen;
. de mogelijkheid om elkaar vragen/verzoeken te doen.
Partijen zullen elkaar, wanneer zich een onverwachte situatie met [kind 2] en [kind 1] voordoet, via een sms daarvan op de hoogte stellen.
Verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Y.M.I. Greuter-Vreeburg, voorzitter, tevens kinder-rechter, W.P. van der Haak en J.L. Roubos, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 maart 2013, in tegenwoordigheid van A.M. Bergen, griffier.