ECLI:NL:RBNHO:2013:BZ8803
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- F.J.P. Veenhof
- Rechtspraak.nl
Vordering tot betaling en geschil over aanneming van werk tussen eiser en gedaagde
In deze zaak, die voor de Rechtbank Noord-Holland is behandeld, heeft eiser een vordering ingesteld tegen gedaagde op basis van een overeenkomst van aanneming van werk. De partijen hebben een overeenkomst gesloten voor de realisatie van een aanbouw aan de woning van gedaagde, met een aanneemsom van € 149.486,43. De opleverdatum was oorspronkelijk vastgesteld op 21 juli 2011, maar door extra werkzaamheden werd deze datum overschreden. Eiser vorderde betaling van € 20.378,60, vermeerderd met rente en incassokosten, omdat gedaagde slechts 90% van de aanneemsom had voldaan. Gedaagde betwistte de vordering en voerde aan dat de oplevering te laat had plaatsgevonden en dat er geen recht was op de gevorderde bedragen.
De kantonrechter heeft de procedure beoordeeld aan de hand van de ingediende stukken, waaronder de dagvaarding, de conclusie van antwoord en de tussenvonnissen. De rechter heeft vastgesteld dat gedaagde niet tijdig heeft geprotesteerd tegen de vertraging in de oplevering en dat zij de wijzigingen in het werk hebben gevolgd. Dit heeft geleid tot de conclusie dat gedaagde de kosten van het meerwerk voor hun rekening moeten nemen. De kantonrechter heeft ook de vorderingen van gedaagde in reconventie beoordeeld, waarin zij een bedrag van € 9.743,03 vorderden wegens gebreken en te veel betaalde bedragen.
Uiteindelijk heeft de kantonrechter geoordeeld dat eiser een bedrag van € 2.901,86 aan gedaagde verschuldigd is, te vermeerderen met wettelijke rente. De rechter heeft de vorderingen van beide partijen beoordeeld en heeft de proceskosten gecompenseerd, waardoor iedere partij zijn eigen kosten draagt. Dit vonnis is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 januari 2013.