ECLI:NL:RBNHO:2013:BZ8803

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 maart 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
zaak/rolnr.: 569046 \ CV EXPL 12-10253
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • F.J.P. Veenhof
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling en geschil over aanneming van werk tussen eiser en gedaagde

In deze zaak, die voor de Rechtbank Noord-Holland is behandeld, heeft eiser een vordering ingesteld tegen gedaagde op basis van een overeenkomst van aanneming van werk. De partijen hebben een overeenkomst gesloten voor de realisatie van een aanbouw aan de woning van gedaagde, met een aanneemsom van € 149.486,43. De opleverdatum was oorspronkelijk vastgesteld op 21 juli 2011, maar door extra werkzaamheden werd deze datum overschreden. Eiser vorderde betaling van € 20.378,60, vermeerderd met rente en incassokosten, omdat gedaagde slechts 90% van de aanneemsom had voldaan. Gedaagde betwistte de vordering en voerde aan dat de oplevering te laat had plaatsgevonden en dat er geen recht was op de gevorderde bedragen.

De kantonrechter heeft de procedure beoordeeld aan de hand van de ingediende stukken, waaronder de dagvaarding, de conclusie van antwoord en de tussenvonnissen. De rechter heeft vastgesteld dat gedaagde niet tijdig heeft geprotesteerd tegen de vertraging in de oplevering en dat zij de wijzigingen in het werk hebben gevolgd. Dit heeft geleid tot de conclusie dat gedaagde de kosten van het meerwerk voor hun rekening moeten nemen. De kantonrechter heeft ook de vorderingen van gedaagde in reconventie beoordeeld, waarin zij een bedrag van € 9.743,03 vorderden wegens gebreken en te veel betaalde bedragen.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter geoordeeld dat eiser een bedrag van € 2.901,86 aan gedaagde verschuldigd is, te vermeerderen met wettelijke rente. De rechter heeft de vorderingen van beide partijen beoordeeld en heeft de proceskosten gecompenseerd, waardoor iedere partij zijn eigen kosten draagt. Dit vonnis is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 januari 2013.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Haarlem
zaak/rolnr.: 569046 \ CV EXPL 12-10253
datum uitspraak: 21 maart 2013
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER
inzake
[eiser]
te [adres]
eisende partij in conventie
verwerende partij in reconventie
hierna te noemen [eiser]
gemachtigde Vesting Finance Incasso B.V.
tegen
1. [gedaagde]
2. [gedaagde]
beiden te [adres]
gedaagde partij in conventie
eisende partij in reconventie
hierna te noemen [gedaagde]
gemachtigde mr. M.W.R. Koch
In conventie en in reconventie
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 17 juli 2012, met producties,
- de conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie, met producties,
- het door de kantonrechter tussen partijen gewezen en op 22 november 2012 uitgesproken tussenvonnis,
- de aantekeningen van de griffier van de ingevolge dat vonnis op 24 januari 2013 gehouden comparitie van partijen.
[eiser] heeft ter zitting van 24 januari 2013 mondeling geantwoord op de eis in reconventie.
De feiten
a. Partijen hebben een Overeenkomst van aanneming van werk (hierna: de overeenkomst) gesloten met betrekking tot het door [eiser] realiseren van een aanbouw aan de woning van [gedaagde] aan het adres [adres] te [adres].
b. De overeengekomen aanneemsom bedroeg € 149.486,43 inclusief omzetbelasting.
c. Met betrekking tot de oplevering vermeldt de overeenkomst dat het werk wordt opgeleverd op 21 juli 2011 of eerder.
d. Op de tussen partijen gesloten overeenkomst zijn tevens van toepassing de Algemene Voorwaarden voor Aannemingen in het Bouwbedrijf 1992 (hierna: AVA 1992).
e. Artikel 7 van AVA 1992 luidt als volgt:
“Bij overschrijding van de termijn waarbinnen het werk zal worden opgeleverd is de aannemer aan de opdrachtgever per werkdag (…) een gefixeerde schadevergoeding verschuldigd van f 50,-, tenzij een ander bedrag is overgekomen. (…)”
f. [gedaagde] hebben 90% van de overeengekomen aanneemsom voldaan.
g. Op 19 september 2011 hebben [gedaagde] aan [eiser] een lijst gezonden van zaken waar zij nog aandacht aan besteed wilden hebben.
h. Op 26 september 2011 heeft [eiser] aan [gedaagde] de factuur voor de eindtermijn inclusief het meer- en minderwerk oplevering gezonden. Deze eindfactuur vermeldt de volgende bedragen:
- eindtermijn van 10% € 13.483,00
- minderwerk -€ 3.691,00
- meerwerk € 11.193,00
subtotaal € 20.985,00
- omzetbelasting 6% over € 13.640,00 € 818,00
- omzetbelasting 19% over € 7.345,00 € 1.396,00
totaal € 23.199,00
i. Bij e-mail bericht van 1 oktober 2011 heeft [eiser] het volgende aan [gedaagde] geschreven:
“(…)
Zouden jullie door en om het nieuwe gebouw kunnen lopen en me vertellen of het werk in orde is.
We willen graag maandag opleveren als het kan en rond 13.00 is [naam] er ook. (…)”
j. Bij e-mail bericht van 2 oktober 2011 hebben [gedaagde] het volgende aan [eiser] geschreven:
“Indrukwekkend, zoveel werk als jullie verzet hebben, afgelopen vrijdag en de dagen daaraan voorafgaand. Complimenten voor iedereen!
Zoals je met [naam] hebt besproken, ben ik morgen (maandag) de hele dag buitenshuis aan het werk.
Dinsdag en woensdag zit ik ruimer in m’n tijd. Woensdag de tweede helft van de middag is een goed moment om de zaken door te nemen, omdat [naam] dan ook aanwezig kan zijn. (…)”
k. Per e-mail bericht van 7 december 2011 heeft [eiser] onder meer het volgende aan [gedaagde] geschreven:
“(…)
Dan nog even over het seiklijstje van de VEH. We krijgen dit te zien terwijl we net met de allerlaatste puntjes van de oplevering bezig zijn.
Naar mijn mening is zo’n keuring nogal eenzijdig en het zorgt ook voor onrust wat helemaal niet nodig is. (...) Indien ik het van te voren geweten had was ik er anders mee omgegaan. Dan had ik meer gelet op de maten waar zij mee meten. Dat had dan waarschijnlijk op sommige punten afbreuk gedaan aan de huidige kwaliteit maar dan was het wel volgens de regeltjes geweest. Er wordt uitgegaan van het bouwbesluit en niet van de praktijk. Indien je het bouwbesluit hanteert moet je ook de hele verbouwing ernaast leggen. Dan zal je tot de conclusie komen dat er ook punten zijn die weer boven deze normen uitkomen. (…)
Het is niet allemaal onzin wat er op de lijst staat en aangezien we met z’n allen heel redelijk zijn komen we er volgens mij wel uit.
(…)”
l. In een verslag van een bespreking op 12 december 2011 is vermeld dat tussen partijen overeenstemming bestaat over minderwerk ten aanzien van “Aanleggen brug” en “Herbouw schuurtje buren” voor respectievelijk € 1.470,00 en € 1.347,00.
m. Bij factuur van 1 juli 2012 heeft [eiser] € 3.540,00 aan [gedaagde] in rekening gebracht voor meerwerk van technische installaties. Het betrof vloerverwarming extra 6,5 m², zonneboilersysteem en een kachel.
In conventie
De vordering
[eiser] vordert dat de kantonrechter bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
1. [gedaagde] hoofdelijk – en wel zodanig dat als de één alles betaalt de ander is gekweten – zal veroordelen tot betaling aan [eiser] van € 20.378,60 in hoofdsom, te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente vanaf de vervaldata van de facturen, dan wel vanaf de dag der dagvaarding, tot aan de dag der algehele voldoening;
2. [gedaagde] hoofdelijk – en wel zodanig dat als de één alles betaalt de ander is gekweten – zal veroordelen tot betaling aan [eiser] van de buitengerechtelijke incassokosten op grond van het rapport Voorwerk II, zijnde een bedrag van € 800,00;
3. [gedaagde] hoofdelijk – en wel zodanig dat als de één alles betaalt de ander is gekweten – zal veroordelen in de kosten van het geding.
[eiser] heeft het volgende aan de vordering ten grondslag gelegd:
[gedaagde] hebben 90% van het geoffreerde bedrag voldaan.
In eerste instantie zou de oplevering uiterlijk op 21 juli 2011 plaatsvinden. Aangezien er veel extra werkzaamheden moesten worden uitgevoerd zijn partijen overeengekomen dat de oplevering op een later tijdstip zou plaatsvinden.
Op 4 oktober 2011 zijn de werkzaamheden opgeleverd.
[eiser] heeft de in het opleverlijstje omschreven opleverpunten aangepast dan wel hersteld, waarna op 5 oktober 2011 een tweede oplevering heeft plaatsgevonden.
Op 26 september 2011 heeft [eiser] aan [gedaagde] de eindafrekening gezonden. Naast de laatste 10% is er een bedrag van € 7.502,00 gefactureerd door verrekening van meer- en minderwerk, zodat een bedrag van € 23.199,00 is gefactureerd.
[gedaagde] hebben de eindfactuur niet volledig voldaan. Op 9 januari 2012 is door [gedaagde] € 6.360,40 voldaan, zodat thans nog het restant van € 16.838,60 wordt gevor-derd.
Met betrekking tot de extra kosten van de door [gedaagde] uitgezochte kachel is € 3.540,00 gefactureerd. Ook deze factuur moet door [gedaagde] nog worden voldaan.
Door ondanks aanmaning met betaling in gebreke te blijven, hebben [gedaagde] [eiser] genoodzaakt de vordering ter incasso uit handen te geven. [eiser] heeft daardoor vermogensschade geleden, bestaande uit de buitengerechtelijke incassokosten ten belope van € 800,00. [gedaagde] dienen deze kosten ingevolge de algemene betalingsvoorwaarden dan wel ingevolge artikel 6:96 lid 2 sub c BW aan [eiser] te voldoen.
Voorts zijn [gedaagde] de wettelijke (handels)rente verschuldigd geworden. Deze rente, berekend van 10 oktober 2011 tot 11 juli 2012, bedraagt € 574,56
Het verweer
[gedaagde] betwisten de vordering en voeren daartoe het volgende aan:
Er is een vaste aanneemsom overeengekomen. Als opleverdatum is expliciet 21 juli 2011 of eerder overeengekomen.
[gedaagde] hebben nimmer verzocht het bouwwerk te vergroten. [gedaagde] hebben de aanwijzingen die [eiser] zelf voorstelde gevolgd. Hierbij is nimmer sprake geweest van meerwerk kosten of een kostenoverschrijding.
De door [eiser] gestelde vergroting is schromelijk overdreven. Er is hooguit sprake van een vergroting van 7,5%.
Het is nooit overeengekomen dat door de wijzigingen de bouwtijd zou worden verlengd. [eiser] zou op 21 juli 2011 opleveren en heeft dit nagelaten.
Pas na oplevering zou [eiser] aanspraak kunnen maken op betaling van de laatste termijn. De eindafrekening van 26 september 2011 is dus te vroeg gegeven. Als er al sprake is geweest van oplevering dan moet dit op 13 oktober 2011 zijn geweest, te weten: de datum van de inspectie door de Vereniging Eigen Huis.
Het meerwerk waar [gedaagde] wel om hebben verzocht betreft het plaatsen van een extra wand in het souterrain, een vliering, een extra raam en extra elektra. Hierbij zijn echter nooit de meerwerk kosten overeengekomen die [eiser] thans stelt. Deze kosten zijn bovendien niet onderbouwd door [eiser].
Het overige door [eiser] opgevoerde meerwerk is niet uitgevoerd, dan wel behoort tot hetgeen reeds bij offerte is overeengekomen.
Van het wel overeengekomen meerwerk heeft [eiser] de kosten onjuist begroot.
[gedaagde] hebben de kosten van het overeengekomen meerwerk door een onafhankelijk aannemer ([naam]) als volgt laten begroten:
- scheidingswand souterrain € 981,00
- raam 1e verdieping € 690,00
- bergvliering € 375,00
- elektra € 1.954,00
totaal meerwerk € 4.000,00
Ook het minderwerk heeft [eiser] onjuist begroot. Het minderwerk is door [naam] als volgt begroot:
- herstel schuur buren € 1.347,37
- bouwen brug € 1.469,85
- afvoer puin gesloopte schuur € 1.788,00
- bronbemaling € 2.168,03
- rijplaten € 440,96
- kleinere dakramen € 600,00
- kosten sanitair en tegels € 1.430,00
- besparing door brandwerend glas PM
- besparing op zonnepanelen PM
totaal minimaal minderwerk € 11.119,21
De meer-/minderwerk afrekening betreft: € 11.119,21 - € 4.000,00 = € 7.119,21.
De aanneemsom dient met dit bedrag te worden verlaagd tot € 142.667,22.
[gedaagde] hebben in totaal € 143.739,60 en dus € 1.072,38 teveel betaald.
De vereniging Eigen Huis heeft de volgende gebreken geconstateerd:
- verankering van de dakpannen
- dakpannen liggen te diep in de goot
- ventilatie achter rabatdelen
- ventilatie badkamer
- loodslabben felsen
- elektrische aarding op waterleiding
- isolatie glycolleiding inpandig
- lekkage en schade onder de badkamervloer
- keerklep houtkachel op cv-systeem ten opzichte van het buffervat.
In reconventie:
De vordering
[gedaagde] vorderen dat de kantonrechter bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
Primair:
[eiser] zal veroordelen om aan [gedaagde] tegen kwijting te betalen € 9.743,03, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 januari 2012 tot aan de dag der algehele voldoening;
Subsidair:
- [eiser] zal veroordelen om aan [gedaagde] tegen kwijting te betalen € 2.411,03 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 januari 2012 tot aan de dag der algehele voldoening;
- [eiser] zal veroordelen tot het doen herstellen van de gebreken, dit werk te voltooien binnen 30 dagen na datum uitspraak, alsmede [gedaagde] een dwangsom zal opleggen van € 1.000,00 dan wel een in goede justitie vast te stellen som, per dag dat [eiser] nalaat aan deze uitspraak te voldoen;
met veroordeling van [eiser] in de kosten van de procedure en de nakosten volgens het liquidatietarief indien deze niet tijdig voldoet aan de veroordeling.
[gedaagde] hebben naast hun verweer in conventie het volgende aan de vordering ten grondslag gelegd:
[eiser] heeft te laat opgeleverd. Wegens overschrijding van de bouwtermijn is [eiser] daarom 59 werkdagen ad ƒ50,00 = ƒ 2.950,00 = € 1.338,65 verschuldigd.
[gedaagde] hebben het herstel van de nog aanwezige gebreken door [naam] laten begroten op € 7.332,00 exclusief omzetbelasting.
Voorts vorderen [gedaagde] terugbetaling van het teveel betaalde bedrag van € 1.072,38.
Het verweer
[eiser] heeft de vordering gemotiveerd weersproken. Op het verweer zal, voor zover relevant, bij de beoordeling van het geschil nader worden ingegaan.
De beoordeling
In conventie en in reconventie
1. De over en weer ingestelde vorderingen lenen zich voor een gezamenlijke beoordeling.
Vergoeding wegens vertraging in de oplevering
2. Gesteld noch gebleken is dat [gedaagde] tijdig hebben geprotesteerd tegen de vertraging in de oplevering. Zij hebben, zoals zij hebben aangevoerd, telkens de wijzingen van [eiser] gevolgd. Het had echter op hun weg gelegen om dan tijdelijk te stipuleren dat de opleverdatum van 21 juli 2011 niet mocht worden overschreden. Dat hebben zij niet gedaan. Pas in een laat stadium, toen de verhoudingen al waren verstoord, zijn zij aanspraak gaan maken op de vergoeding wegens de vertraging in de oplevering. Dat hebben zij naar het oordeel van de kantonrechter te laat gedaan. Nu [gedaagde] [eiser] er niet ondubbelzinnig op hebben gewezen dat overschrijding van de opleverdatum niet mocht plaatsvinden, hebben zij [eiser] de kans ontnomen om er alsnog voor te zorgen dat de datum werd gehaald. Dit deel van de vordering van [gedaagde] zal daarom worden afgewezen.
Meerwerk
3. Partijen strijden over het door [eiser] in rekening gebrachte meerwerk. De kantonrechter zal daarom de diverse posten van het gefactureerde meerwerk afzonderlijk bespreken.
4. Bij die beoordeling stelt de kantonrechter voorop dat [eiser] op grond van artikel 7:755 BW verplicht is [gedaagde] te wijzen op de noodzaak van een uit veranderingen in het aangenomen werk voortvloeiende prijsverhoging, tenzij [gedaagde] die noodzaak uit zichzelf hadden moeten begrijpen.
5. [gedaagde] hebben aangevoerd dat [eiser] niet aan die verplichting heeft voldaan.
6. Gebleken is dat sprake is geweest van wijzigingen in het oorspronkelijke ontwerp. Deze wijzigingen hebben geleid tot uitbreiding van de werkzaamheden. Het spreekt voor zich dat uitbreiding van de werkzaamheden tot meerkosten leidt. [gedaagde] hadden dus de noodzaak tot kostenverhoging uit zichzelf moeten begrijpen. Het had daarom op de weg van [gedaagde] om expliciet aan [eiser] te vragen tot welke verhoging van de aanneemsom de wijzigingen zouden leiden. Daarbij is niet van belang of die uitbreiding zo groot is geweest als door [eiser] is gesteld of de door [gedaagde] gestelde omvang heeft gehad. Voor zover de meerwerkzaamheden het gevolg waren van de uitbreiding van het oorspronkelijke ontwerp is [eiser] gerechtigd daarvoor kosten in rekening te brengen.
De dakbedekking
7. Ook met betrekking tot de wijziging van de dakbedekking (kruispannen met boeidelen in plaats van geoffreerde bitumen met sedum) hebben [gedaagde] aangevoerd dat [eiser] niet aan zijn in artikel 7:755 BW bedoelde verplichting heeft voldaan. De kantonrechter overweegt daarover het volgende.
8. In de offerte was voor de dakbedekking een bedrag van € 7.141,70 opgenomen. Daarbovenop heeft [eiser] € 3.198, 00 als meerwerk in rekening gebracht. Volgens zijn stelling was die verhoging het gevolg van de keuze voor een pannendek in plaats van de oorspronkelijke dakbedekking.
9. Gelet op de omvang van deze meerkosten kan niet gezegd worden dat [gedaagde] deze verhoging zelf hadden moeten begrijpen. Hiervoor blijft dus gelden dat [eiser] hen op die prijsverhoging had moeten wijzen. [eiser] heeft gesteld dat hij aan [gedaagde] heeft aangegeven dat het duurder werd. Dat hij dit heeft gedaan blijkt niet uit de overgelegde producties. Nu gesteld noch gebleken is dat [eiser] [gedaagde] heeft gewezen op de omvang van de verhoging van de kosten en een en ander ook niet heeft onderbouwd, moet de kantonrechter ervan uitgaan dat [eiser] zijn bedoelde verplichting niet is nagekomen. Voor zover [eiser] ook heeft gesteld dat het meerwerk aan de dakbedekking mede het gevolg was van vergroting van het dak ten opzichte van de offerte, dan heeft te gelden dat hij onvoldoende concreet heeft onderbouwd op welk bedrag de meerkosten ten gevolge van die vergroting zouden moeten worden gesteld. Dit deel van het meerwerk kan daarom niet voor rekening van [gedaagde] worden gebracht.
Extra sdf olie op kleur
10. Gebleken is dat sprake is geweest van een door [gedaagde] gewenste verandering van kleur. Een deel van het reeds behandelde hout moest daardoor opnieuw worden gedaan. Dit meerwerk vloeit voort uit de andere wens van [gedaagde] en komt daarom voor hun rekening.
Kozijn + glas en plaatsen, scheidingswand, zolder, stucwerk
11. Deze meerwerkzaamheden worden door [gedaagde] erkend. Zij hebben aangevoerd dat hiervoor lagere bedragen in rekening kunnen worden gebracht.
12. Gesteld noch gebleken is dat [gedaagde], die immers akkoord waren met deze extra werkzaamheden en daarom de noodzaak hadden moeten begrijpen van een kostenverhoging, op enig moment [eiser] hebben gevraagd om een kostenspecificatie van deze meerkosten te geven. Het enkele feit dat [naam] de kosten op een lager bedrag heeft berekend, brengt nog niet met zich dat het door [eiser] in rekening gebrachte bedrag onjuist is. Daarom komen de door [eiser] gestelde bedragen voor rekening van [gedaagde].
Extra timmerwerk technische ruimte
13. In de offerte is voor de technische installatie een bedrag opgenomen van € 4.054,34. Voor deze installatie heeft [eiser] als meerwerk een bedrag van € 1.120,00 in rekening gebracht.
14. De in de offerte gebruikte omschrijving van deze installatie luidt als volgt: “Aanbrengen elektra, lichtpunten, schakelaars, stopcontacten, totaal 16 dozen”en “zonnepanelen plaatsen tbv elektra met verdeler/omvormer”.
15. [eiser] heeft gesteld dat het meerwerk noodzakelijk was omdat van tevoren niet precies bekend was hoe het ingebouwd moest worden, dat een deel gesloopt is omdat de hoogte niet goed was en dat een en ander tijdens de bouw zou worden gespecificeerd.
16. Tegen deze stelling van [eiser] hebben [gedaagde] slechts aangevoerd dat zij ervan uitgingen dat deze post was begrepen in het totaalbedrag van de technische installatie. Dat standpunt van [gedaagde] kan, zonder nadere toelichting, die ontbreekt, geen stand houden, omdat uit de in de offerte opgenomen omschrijving niet valt te concluderen dat het timmerwerk onder het bedrag van € 4.054,34 valt. Daarom komen deze kosten van het extra timmerwerk voor rekening van [gedaagde].
Bouwhekken extra
17. De bouwhekken waren kennelijk langer nodig doordat de opleverdatum in tijd opschoof. Mede gelet op wat hierboven is overwogen en beslist met betrekking tot de overschrijding van de oplevertermijn is de kantontrechter van oordeel dat deze extra kosten voor rekening van [gedaagde] komen.
Elektra
18. Dit deel van het meerwerk is erkend. [gedaagde] zullen daarom het bedrag van € 1.954,00 moeten voldoen.
Slotsom met betrekking tot het in rekening gebrachte meerwerk
19. Op grond van het vorenstaande komt van het meerwerk in totaal voor rekening van [gedaagde]:
extra sdf olie op kleur € 325,00
kozijn + glas en plaatsen € 912,00
extra timmerwerk technische ruimte € 1.120,00
scheidingswand € 1.172,00
stucwerk € 420,00
zolder € 1.460,00
bouwhekken extra € 632,00
elektra € 1.954,00
in totaal € 7.995,00
Door [eiser] in rekening gebracht minderwerk
20. Vervolgens verschillen partijen van inzicht over de hoogte van het door [eiser] in mindering gebrachte minderwerk. Daarover is de kantonrechter het volgende van oordeel.
21. Blijkens het verslag van de bespreking op 12 december 2012 zijn partijen het eens over de posten:
aanleggen brug € 1.470,00,
herbouw schuurtje buren € 1.347,00,
In de procedure is onvoldoende gebleken dat deze overeenstemming tussen partijen niet meer zou bestaan.
22. Daarnaast heeft[eiser] nog bedragen in mindering gebracht met betrekking tot:
- ventilatievoorzieningen kruipruimte € 308,00,
- waterinstallatie € 566,00.
23. [gedaagde] hebben zich in het bijzonder uitgelaten over minderwerk dat door [eiser] niet is berekend en volgens hen wel moet worden meegenomen. Zij hebben nagelaten deze twee onderdelen van het door [eiser] wel verrekende minderwerk voldoende gemotiveerd te weerspreken. Daarom zal de kantonrechter moeten uitgaan van het door [eiser] gestelde minderwerk en de daarvoor in aftrek gebrachte bedragen.
Slotsom met betrekking tot het door [eiser] in rekening gebrachte minderwerk
24. Op grond van het vorenstaande komt als minderwerk in totaal voor rekening van [eiser]:
aanleggen brug € 1.470,00
herbouw schuurtje buren € 1.347,00
ventilatievoorzieningen kruipruimte € 308,00
waterinstallatie € 566,00
in totaal derhalve € 3.691,00
Overig door [gedaagde] gesteld minderwerk:
25. Van de door [gedaagde] overige gestelde posten heeft [eiser] slechts de post “Kosten sanitair en tegels” gemotiveerd weersproken.
26. Volgens de stelling van [eiser] is voor de aanschaf van de tegels geen bedrag in de offerte opgenomen, maar slechts een bedrag van € 2.428,43 voor het arbeidsloon voor het “tegel- & kitwerk”. Deze stelling strookt met het feit dat [gedaagde] inderdaad zelf de tegels hebben aangeschaft. Er kan daarom zonder verdere onderbouwing, die ontbreekt, niet van worden uitgegaan dat de kosten van aanschaf van de tegels was begrepen in de offerteprijs. Daarom kan deze post niet als minderwerk worden beschouwd.
27. Nu de overige door [gedaagde] gestelde posten niet voldoende gemotiveerd door [eiser] zijn weersproken, moet de kantonrechter uitgaan van de juistheid daarvan.
28. De slotsom moet op grond van het vorenstaande zijn dat van het totaal door [gedaagde] gestelde overige minderwerk een bedrag van (€ 6.426,99 - € 1.430,00=) € 4.996,99 als minderwerk in aanmerking dient te worden genomen. De ook gestelde “PM posten” zullen als onvoldoende concreet onderbouwd worden afgewezen.
Gebreken
29. [gedaagde] hebben zich voor de door hen gestelde thans nog aanwezige gebreken beroepen op de bevindingen van de bouwkundige van de Vereniging Eigen Huis, die daarvan verslag heeft opgemaakt dat is overgelegd.
30. De kantonrechter is van oordeel dat [eiser] de door de Vereniging Eigen Huis gestelde gebreken onvoldoende gemotiveerd heeft weerlegd. Daarbij speelt een doorslaggevende rol de eigen stelling van [eiser] dat hij op onderdelen niet conform het Bouwbesluit heeft gehandeld. Daarvoor is geen enkele rechtvaardiging te vinden. Als [eiser] meende dat hij op onderdelen niet aan het Bouwbesluit hoefde te voldoen en op andere onderdelen, zoals hij heeft gesteld, hogere criteria heeft gehanteerd dan door het Bouwbesluit werden vereist, dan had hij dit uitdrukkelijk met [gedaagde] moeten bespreken en hun instemming met afwijkingen moeten verkrijgen. Gesteld noch gebleken is dat hij dit heeft gedaan. Daarbij komt dat [eiser] een aantal van de gebreken heeft erkend.
31. Hoewel [eiser] zich bereid heeft verklaard een aantal van de gebreken te herstellen, is het niet redelijk om van [gedaagde], die zoals is gebleken [eiser] een aantal malen in de gelegenheid hebben gesteld tot herstel over te gaan, nu nog te verlangen dat zij [eiser] tot herstelwerkzaamheden toelaten. Daarvoor is het vertrouwen aan de zijde van [gedaagde] geheel verdwenen.
32. Tegen de berekening van [naam], die door [gedaagde] is overgelegd, heeft [eiser] geen gemotiveerd verweer gevoerd. Daarom zal de kantonrechter van die berekening uitgaan.
33. Het vorenstaande brengt met zich dat [gedaagde] recht hebben op vergoeding door [eiser] van een bedrag van € 8.871,72 inclusief omzetbelasting.
De factuur voor de kachel
34. Volgens de stelling van [eiser] is ter zake van de kachel een post van € 4.000,00 inclusief omzetbelasting in de offerte opgenomen.
35. Nu [eiser] de kachel afzonderlijk in rekening brengt zal hij het bedrag van € 4.000,00 in mindering moeten brengen op het nog te betalen restant van de aanneemsom. Dit heeft hij ook zelf aangekondigd in zijn e-mail bericht van 1 december 2011 aan [gedaagde]. Gesteld noch gebleken is echter dat [eiser] die aftrek heeft toegepast.
36. Uit de afzonderlijke factuur blijkt dat de kachel uiteindelijk € 2.998,80 inclusief omzetbelasting heeft gekost. Daarom zal van het restant van de aanneemsom € 4.000,00 inclusief omzetbelasting moeten worden afgetrokken en zal er vervolgens € 2.998,80 moeten worden bijgeteld voor de kachel.
37. Op de afzonderlijke factuur komt ook een post voor van € 541,45 inclusief omzetbelasting voor de vloerverwarming. Hiertegen is geen verweer gevoerd. Dit bedrag zullen [gedaagde] dus nog moeten betalen.
Totale slotsom
38. Op grond van het vorenstaande komt de kantonrechter tot de volgende berekening, waarbij alle bedragen inclusief omzetbelasting zijn:
restant aanneemsom € 13.483,00
verminderd met de post kachel -€ 4.000,00
vermeerderd met de uiteindelijke kosten van de kachel € 2.998,80
vermeerderd met meerwerk € 7.995,00
verminderd met minderwerk -€ 3.691,00
verminderd met minderwerk -€ 4.996,99
verminderd met herstelkosten -€ 8.871,72
afzonderlijke factuur € 541,45
in totaal door [gedaagde] verschuldigd € 3.458,54
reeds betaald door [gedaagde] -€ 6.360,40
zodat [eiser] verschuldigd is aan [gedaagde] € 2.901,86
39. Nu [eiser] uiteindelijk een bedrag verschuldigd is aan [gedaagde], bestaat geen grond voor toewijzing van buitengerechtelijke incassokosten.
40. Over het aan [gedaagde] toekomende bedrag zal de wettelijke rente worden toegewezen vanaf 11 oktober 2012, zijnde de dag waarop de reconventionele vordering werd ingesteld.
41. Het overige door partijen gevorderde wordt op grond van het vorenstaande afgewezen.
42. Partijen worden over en weer in het ongelijk gesteld. Daarom zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd.
Beslissing
De kantonrechter:
In conventie en in reconventie:
Veroordeelt [eiser] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [gedaagde] te betalen € 2.901,86, te vermeerderen met de wettelijke rente berekend vanaf 11 oktober 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J.P. Veenhof en uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde uitspraakdatum.
Coll.