ECLI:NL:RBNHO:2013:BZ8806

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 maart 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
zaak/rolnr.: 564723 \ CV EXPL 12-8854
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • F.J.P. Veenhof
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot goodwillvergoeding en aanvullende schadevergoeding na beëindiging agentuurovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 28 maart 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser] en Martinair Holland N.V. [eiser] vorderde een bedrag van € 216.668,98, vermeerderd met wettelijke rente, als vergoeding voor goodwill en aanvullende schadevergoeding na de beëindiging van een agentuurovereenkomst. De procedure begon met een dagvaarding op 29 maart 2012, gevolgd door verschillende conclusies en een rolbeschikking van de kantonrechter op 20 september 2012.

De feiten van de zaak zijn als volgt: partijen sloten op 1 maart 2007 een managementovereenkomst en een personeelsovereenkomst. [eiser] heeft drie werknemers van Martinair overgenomen. Na de beëindiging van de agentuurovereenkomst op 1 november 2011, vorderde [eiser] een goodwillvergoeding ter hoogte van één jaar commissie, gebaseerd op de gemiddelde jaarcommissie van de jaren 2007 tot en met 2009. Martinair betwistte de vordering en stelde dat [eiser] niet aan haar stelplicht had voldaan.

De kantonrechter oordeelde dat het verweer van Martinair slaagde. De vordering tot goodwillvergoeding werd afgewezen omdat [eiser] niet voldoende had onderbouwd dat de overeenkomsten met door haar aangebrachte klanten nog aanzienlijke voordelen voor Martinair opleverden. Ook de vordering tot aanvullende schadevergoeding werd afgewezen, omdat [eiser] niet had aangetoond dat de gevorderde bedragen als gevolg van de beëindiging van de agentuurovereenkomst moesten worden vergoed. De kantonrechter veroordeelde [eiser] in de proceskosten, vastgesteld op € 1.600,00, en verklaarde deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Haarlem
zaak/rolnr.: 564723 \ CV EXPL 12-8854
datum uitspraak: 28 maart 2013
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER
inzake
[eiser]
te Schiphol
eisende partij
hierna te noemen [eiser]
gemachtigde mr. A.E.L.M. Fontijn
tegen
de naamloze vennootschap Martinair Holland N.V.
te Haarlemmermeer
gedaagde partij
hierna te noemen Martinair
gemachtigde mr. A. van Duijn-Koopman
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 29 maart 2012, met producties,
- de conclusie van antwoord, met producties,
- de door de kantonrechter tussen partijen gegeven en op 20 september 2012 uitgesproken rolbeschikking,
- de conclusie van repliek tevens wijziging van eis, met producties,
- de conclusie van dupliek.
De feiten
a. Partijen hebben met ingang van 1 maart 2007 een “Management and sales services agreement Belgium (001)” (hierna: de managementovereenkomst) gesloten.
b. Partijen hebben daarnaast eveneens per 1 maart 2007 een overeenkomst gesloten met betrekking tot de overname door [eiser] van drie personeelsleden van Martinair (hierna: de personeelsovereenkomst), te weten: [namen]
c. Een (uitsluitend door discussiedoeleinden bestemd) ontwerp van 8 maart 2007 voor de schriftelijke personeelsovereenkomst bevat onder meer de volgende bepalingen:
“Indien de Overnemer één van de Betrokken Werknemers wenst te ontslaan binnen de twee jaar volgend op de Datum van de overdracht omwille van redenen die uitsluitend verband houden met de bekwaamheid, het functioneren of het gedrag van deze Betrokken Werknemer, zal de Overnemer de Overdrager vooraf informeren van haar voornemen, van de precieze omstandigheden die hieraan ten grondslag liggen en zal zij hieromtrent ernstig overleg plegen met de Overdrager.
Indien Partijen het er na overleg over eens zijn dat de Betrokken Werknemer inderdaad ontslagen dient te worden omwille van redenen die uitsluitend verband houden met zijn of haar bekwaamheid, functioneren of gedrag, en de Overnemer binnen de twee jaar volgend op de Datum van de overdracht de arbeidsovereenkomst van de Betrokken Werknemer dient te verbreken mits de uitbetaling van een opzeggingsvergoeding, zal de Overnemer de werkgeverskost overeenstemmend met de opzeggingsvergoeding, opgebouwd op de Datum van de overdracht (hierna “Sociaal Passief op datum Overdracht”), zoals hierna voor alle Betrokken Werknemers bepaald, op de Overdrager kunnen verhalen.
Deze waarborgregeling geldt zoals vermeld enkel alleen indien Partijen het erover eens zijn dat de Betrokken Werknemer inderdaad ontslagen dient te worden omwille van redenen die uitsluitend verband houden met zijn of haar bekwaamheid, functioneren of gedrag; dit met uitsluiting van alle andere redenen (…).
(…)
De Partijen komen overeen dat het Sociaal Passief op datum overdracht als volgt is samengesteld en dat het verhaalsrecht van de Overnemer ten aanzien van de Overdrager zich bijgevolg uitstrekt tot de volgende bedragen:
Met betrekking tot de heer [naam]
(…)
Bruto opzeggingsvergoeding zoals opgebouwd op de Datum van de overdracht: 21.171,70 EUR
Sociaal passief op datum Overdracht (uitgaande van 35% werkgeversbijdragen): 28.581,80 EUR
Met betrekking tot mevrouw [naam]:
Bruto opzeggingsvergoeding zoals opgebouwd op de Datum van de overdracht: 28.957,83 EUR
Sociaal passief op datum Overdracht (uitgaande van 35% werkgeversbijdragen): 39.093,07 EUR
Met betrekking tot mevrouw [naam]:
Bruto opzeggingsvergoeding zoals opgebouwd op de Datum van de overdracht: 12.152,46 EUR
Sociaal passief op datum Overdracht (uitgaande van 35% werkgeversbijdragen): 16.405,82 EUR
(…)
De Overdrager (lees: Overnemer) zal haar verhaalsrecht ten aanzien van de Overdrager slechts kunnen uitoefenen binnen de drie maanden na de effectieve verbreking van de arbeidsovereenkomst van de Betrokken Werknemer (…)
(…)”
d. De arbeidsovereenkomst met [naam] is verbroken. Partijen hebben daarover overleg gevoerd en Martinair heeft conform de waarborgregeling de op dit ontslag betrekking hebbende vergoeding aan [eiser] betaald.
e. De arbeidsovereenkomsten tussen [eiser] en [naam] en [naam] zijn per 31 oktober 2011 verbroken.
De vordering
[eiser] vordert, na wijziging van de eis, dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Martinair zal veroordelen om aan [eiser] te betalen € 216.668,98, vermeerderd met de wettelijke rente sedert de verschuldigdheid van de vordering, dan wel vanaf 29 maart 2012 tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van Martinair in de proceskosten.
[eiser] heeft het volgende aan de vordering ten grondslag gelegd:
Goodwillvergoeding
Partijen hebben op 1 maart 2007 een “Management & Sales Services Agreement” gesloten.
Op 7 april 2011 heeft Martinair deze overeenkomst opgezegd tegen 1 november 2011.
[eiser] maakt aanspraak op een goodwillvergoeding. Naar Europees en Nederlands recht heeft [eiser] recht op een goodwillvergoeding ter grootte van één jaar commissie.
Voor de berekening van de goodwillvergoeding moet worden uitgegaan van het gemiddelde van de commissie in de jaren 2007 tot en met 2009, omdat reeds vanaf 2010 de vluchten van Martinair in die van KLM/Air France werden geïntegreerd en [eiser] daardoor steeds minder mogelijkheden kreeg om tickets voor Martinair-vluchten te verkopen.
De gemiddelde jaarcommissie voor de jaren 2007 tot en met 2009 bedraagt € 113.950,00.
Ontslagvergoedingen
[eiser] heeft per 1 maart 2007 drie werknemers van Martinair overgenomen. Met betrekking tot die overname hebben partijen een afzonderlijke overeenkomst gesloten.
Op grond van de overeenkomst met Martinair heeft [eiser] recht op vergoeding van de beëindigingsvergoedingen die aan twee van de overgenomen personeelsleden zijn betaald.
Martinair heeft in de geest van de personeelsovereenkomst gehandeld door de vergoeding die door [eiser] aan [naam] is voldaan, aan [eiser] terug te betalen.
De thans nog te betalen beëindigingsvergoedingen zijn de volgende:
- voor de werkneemster [naam] € 49.871,82
- voor de werkneemster [naam] € 52.847,16
in totaal derhalve € 102.718,98
Overigens is ook zonder het bestaan van de personeelsovereenkomst Martinair verantwoordelijk voor vergoeding van de schade die [eiser] lijdt als gevolg van de opzegging van de agentuurovereenkomst. Ingevolge artikel 7:442 BW is Martinair ook verantwoordelijk voor betaling van aanvullende schadevergoeding, zoals de ontslagkosten van het personeel.
Voorts is Martinair de wettelijke rente over het totaalbedrag van € 216.668,98 verschuldigd geworden.
Het verweer
Martinair heeft de vordering gemotiveerd betwist en heeft daartoe -samengevat- het volgende aangevoerd:
Goodwillvergoeding
Met betrekking tot de klantenvergoeding op grond van artikel 7:442 BW moeten eerst de voordelen die transacties met de door [eiser] aangebrachte klanten voor Martinair opleveren, gekwantificeerd worden. Vervolgens moet worden beoordeeld of aanpassing op grond van de billijkheid moet plaatsvinden.
Ten slotte moet nog worden getoetst of het aldus vastgestelde bedrag het plafond van artikel 7:442 lid 2 BW niet te boven gaat.
[eiser] heeft niet aan haar stelplicht voldaan. Zij heeft verzuimd haar stellingen voldoende toe te lichten.
Ontslagvergoedingen
De overeenkomst waar [eiser] zich op beroept is slechts een ontwerp en partijen hebben deze overeenkomst nimmer ondertekend.
Zelfs indien wel waarde aan dit ontwerp zou moeten worden gehecht, dan kan dat [eiser] niet baten, omdat:
- de in het concept opgenomen verplichtingen voor Martinair zich slechts over een periode van twee jaar na de datum van indiensttreding van de werknemers uitstrekken, hetgeen in 2007 is geschied,
- de regeling ziet op het ontslag omwille van redenen die uitsluitend verband houden met de bekwaamheid, het functioneren of het gedrag van de werknemer, terwijl [eiser] heeft gesteld dat het ontslag te maken had met de beëindiging van de agentuurovereenkomst.
In beginsel is juist dat [eiser] naast betaling van een klantenvergoeding aanvullende schadevergoeding kan vorderen. Het enkele feit dat [eiser] twee werknemers heeft ontslagen, zonder daarbij expliciet en gemotiveerd in te gaan op het beweerdelijke verband met de beëindiging van de agentuurovereenkomst per 31 oktober 2011, maakt niet dat Martinair gehouden is [eiser] daarvoor schadeloos te stellen. De regeling in de conceptovereenkomst wijst nu juist op het tegendeel: na twee jaar was het door [eiser] van Martinair overgenomen personeel in ieder geval niet langer de verantwoordelijkheid van Martinair, maar uitsluitend van [eiser].
De beoordeling
Goodwillvergoeding
1. Het verweer van Martinair slaagt. De kantonrechter overweegt daartoe het volgende.
2. Nu [eiser] aanspraak maakt op een goodwillvergoeding dient zij, gelet op het bepaalde bij artikel 7:442 BW, te stellen en bij betwisting te bewijzen dat de overeenkomsten met door [eiser] aangebrachte klanten nog aanzienlijke voordelen voor Martinair opleveren. In het licht van de gemotiveerde bestijding door Martinair heeft [eiser] onvoldoende aan die stelplicht voldaan. Op geen enkele wijze heeft zij gesteld of te bewijzen aangeboden welke voordelen en in welke mate de betrokken klanten voor Martinair nog voordeel hebben opgeleverd. Zij heeft immers slechts volstaan met een uiteenzetting over de vraag of Martinair al dan niet haar activiteiten heeft gestaakt. Ook al zou Martinair haar activiteiten niet hebben gestaakt, dan brengt dat, zonder nadere toelichting die ontbreekt, niet met zich dat dus is voldaan aan aan het vereiste van aanzienlijke voordelen zoals genoemd in artikel 7:442 BW.
3. De gevorderde goodwillvergoeding zal daarom als onvoldoende onderbouwd moeten worden afgewezen.
Ontslagvergoedingen
4. Onweersproken is dat partijen het ontwerp voor de personeelsovereenkomst nimmer hebben ondertekend. Dat neemt niet weg dat er niettemin een mondelinge afspraak tussen partijen zou kunnen gelden. Volgens [eiser] is die afspraak kennelijk gelegen in het feit dat Martinair wel de vergoeding van de werknemer [naam] heeft betaald. Ook al moet van een mondelinge afspraak worden uitgegaan, dan ziet [eiser] over het hoofd dat zij thans geen aanspraak meer kan maken op een vergoeding omdat de termijn van twee jaar reeds is verstreken en bovendien de reden van beëindiging van de arbeidsovereenkomsten is gelegen in de opzegging van de agentuurovereenkomst. Het hierop betrekking hebbende verweer van Martinair slaagt derhalve.
5. Voor zover [eiser] de als ontslagvergoeding betaalde bedragen als aanvullende schade door Martinair vergoed wenst te zien, geldt ook daarvoor dat [eiser] heeft verzuimd haar vordering voldoende concreet te onderbouwen. Zij heeft slechts volstaan met het noemen van de door haar betaalde bedragen, maar heeft niet onderbouwd op grond waarvan deze bedragen moeten worden gezien als gevolg(schade) van de beëindiging van de agentuurovereenkomst en/of op grond waarvan Martinair voor de gestelde bedragen aansprakelijk zou zijn.
6. Ook dit deel van de vordering moet daarom als onvoldoende concreet onderbouwd worden afgewezen.
Slotsom
7. De vordering van [eiser] wordt afgewezen. Zij zal daarbij, als de in het ongelijk partij, in de proceskosten worden veroordeeld.
Beslissing
De kantonrechter:
Wijst de vordering af.
Veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Martinair tot op heden vastgesteld op € 1.600,00 wegens salaris gemachtigde.
Verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J.P. Veenhof en uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde uitspraakdatum.
Coll.