ECLI:NL:RBNHO:2013:BZ9830

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
13/1293
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • A.C. Terwiel - Kuneman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in sociale zekerheidszaak

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 5 april 2013 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoekster had bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een uitkering op basis van de Wet werk en bijstand (Wwb) door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer. De afwijzing was gebaseerd op de bevindingen van een huisbezoek dat op 15 januari 2013 had plaatsgevonden, waaruit bleek dat verzoekster mogelijk niet alleenstaand was, zoals zij had opgegeven. Tijdens het huisbezoek waren er aanwijzingen dat een andere persoon, genaamd [naam], in haar woning verbleef, wat verzoeksters status als alleenstaande in twijfel trok. Verzoekster ontkende dat [naam] bij haar woonde, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat er nog veel vragen onbeantwoord waren en dat verzoekster niet voldoende had aangetoond dat zij daadwerkelijk alleenstaand was. De voorzieningenrechter concludeerde dat het bezwaar van verzoekster geen redelijke kans van slagen had en wees het verzoek om voorlopige voorziening af. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier, P.M. van der Pol, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 13/1293
uitspraak van de voorzieningenrechter van in 5 april 2013 de zaak tussen
[naam], te [plaatsnaam], verzoekster
(gemachtigde: mr. G.J. de Kaste),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer, verweerder
(gemachtigde: mr. E.A. Willems).
Procesverloop
Bij besluit van 5 februari 2013 (het primaire besluit) heeft verweerder verzoeksters aanvraag om toekenning van een uitkering in het kader van de Wet werk en bijstand (Wwb) afgewezen, omdat verzoekster heeft gehandeld in strijd met de inlichtingenplicht.
Verzoekster heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Zij heeft voorts de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 april 2013. Verzoekster is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens was ter zitting aanwezig M. Poulie, werkzaam ten behoeve van verweerder.
Overwegingen
1. Verzoekster ontving aanvankelijk een Wwb-uitkering. Deze uitkering is per 13 juli 2012 ingetrokken naar aanleiding van een huisbezoek. Bij besluit van 14 november 2012 heeft verweerder een Wwb-aanvraag van verzoekster afgewezen. In het kader van de hiertegen gevoerde bezwaarprocedure heeft verzoekster een verzoek om voorlopige voorziening ingediend (reg. nr. AWB 12/5656). Dit verzoek is behandeld op 15 januari 2013. Aansluitend aan deze behandeling heeft een huisbezoek plaatsgevonden.
2. Verzoekster heeft op 30 januari 2013 een Wwb-aanvraag ingediend. Verweerder heeft deze aanvraag afgewezen, gelet op de bevindingen van het huisbezoek op 15 januari 2013.
3. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de woon- en leefsituatie van verzoekster niet duidelijk is en dat zij heeft gehandeld in strijd met de inlichtingenplicht. Ter zitting heeft verweerder aangegeven dat verzoekster niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij alleenstaand is. Dit omdat de heer [naam] (hierna: [naam]) bij het huisbezoek in verzoeksters woning werd aangetroffen, terwijl er bovendien veel kleding van hem (een aantal boxershorts) werd aangetroffen. Daarnaast bleek de zolder van verzoekster bewoond te worden door een persoon genaamd [naam].
4. Verzoekster kan zich niet verenigen met het primaire besluit. Zij voert aan dat zij geen gezamenlijke huishouding voert met [naam]. Volgens verzoekster moet zij als alleenstaande worden aangemerkt. Ter zitting heeft zij aangevoerd dat zij inmiddels alle spullen die niet van haar zijn, heeft weggedaan, met uitzondering van de hond die van [naam] is. Ook heeft verzoekster aangevoerd dat [naam] slechts tijdelijk (drie weken) bij haar verbleef. Hij is inmiddels weg. Op het moment van het huisbezoek op 15 januari 2013 was [naam] er, omdat hij op de hond moest passen. Hiervoor had hij ook de sleutel van de woning. Verzoekster heeft inmiddels de sleutel van de schuur gevonden. Ter zitting heeft verzoekster een verklaring getoond van de ouders van [naam]. Deze verklaring houdt in dat [naam] al vanaf zijn geboorte bij zijn ouders woont. Dat is nog steeds zo, aldus verzoekster.
De voorzieningenrechter komt tot de volgende beoordeling.
5. Zoals blijkt uit het door verzoekster ingevulde aanvraagformulier van 30 januari 2013, heeft zij op die datum aangegeven dat zij alleenwonend is. Zij vraagt dan ook een Wwb-uitkering aan naar de norm van een alleenstaande. Gelet hierop ligt het primair op de weg van verzoekster om aannemelijk te maken dat zij daadwerkelijk alleenstaand is. Het valt de voorzieningenrechter overigens op dat verzoekster op het aanvraagformulier niets heeft vermeld omtrent de bevindingen van het huisbezoek. Dit is vreemd, aangezien het huisbezoek twee weken voor de aanvraag plaatsvond.
6. Uit het verslag van het huisbezoek op 15 januari 2013 zijn onder meer de volgende bevindingen naar voren gekomen:
- Op het moment van het huisbezoek was [naam] in verzoeksters woning aanwezig en hij beschikte over een sleutel van deze woning.
- Op verschillende plaatsen in de woning zijn diverse boxershorts aangetroffen die toebehoren aan [naam], terwijl er tevens twee herenjassen aan de kapstok hingen, waarvan er een van [naam] was. [naam] was buiten en had een jas aan.
- De hond van [naam] was in verzoeksters woning aanwezig. Ook stond er een hondenmand en was er hondenvoer aanwezig.
- In de woning van verzoekster lag een aantal cv’s van [naam].
Uit het verslag van het huisbezoek komt voorts naar voren dat verzoekster over [naam] onder meer het volgende heeft verklaard: ‘Natuurlijk liggen er nog dingen van [naam]. Ik kan hem niet binnen een maand uit mijn leven bannen.’ Verzoekster ontkent echter dat [naam] bij haar zijn hoofdverblijf heeft.
7. Verweerder heeft onder meer gewezen op een verklaring die [naam] op 11 december 2012 heeft afgelegd in het kader van zijn eigen Wwb-aanvraag. Deze verklaring komt op het volgende neer:
‘Tijdens het gesprek geeft dhr. [naam] aan altijd bij een vriendin ingewoond te hebben op de [adres] te [plaatsnaam] (het adres van verzoekster). Dhr. [naam] noemt de naam van [naam].’ Ter zitting heeft verzoekster een verklaring getoond van de ouders van [naam]. Zij stellen in deze verklaring dat [naam] al vanaf zijn geboorte (onafgebroken) bij hen woont.
8. Als verzoekster in aanmerking wil komen voor een Wwb-uitkering naar de norm van een alleenstaande zal zij moeten vertellen wanneer [naam] bij haar komt, hoe vaak hij komt, hoe lang hij blijft, wat het patroon is van zijn komen en gaan. Daarnaast zal zij een verklaring moeten geven voor het feit dat de hond van [naam] permanent bij haar verblijft. Bovendien ligt het op haar weg om aan de ouders van [naam] te vragen wat zij verstaan onder ‘wonen’. Hoe vaak is [naam] bij hen en hoe lang blijft hij telkens ?
9. De onder 8 vermelde vragen zal verzoekster op de hoorzitting moeten beantwoorden. Gelet op het feit dat er nog veel vragen onbeantwoord zijn gebleven, kan nu nog niet met zekerheid worden gezegd dat verzoeksters bezwaar tegen het primaire besluit van 5 februari 2013 een redelijke kans van slagen heeft. Bij deze stand van zaken bestaat geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst het desbetreffende verzoek dan ook af.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter:
wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C. Terwiel - Kuneman, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van P.M. van der Pol, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 5 april 2013.
griffier voorzieningenrechter
afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.