ECLI:NL:RBNHO:2013:CA0280
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Compensatie voor vertraging van aansluitende vlucht op basis van EG-verordening 261/2004
In deze zaak vorderen eisers compensatie van Air France wegens vertraging van hun vlucht AF 2241 van Amsterdam naar Parijs, die hen heeft doen missen van hun aansluitende vlucht naar Singapore. De eisers, die een boeking hadden voor een vlucht met twee aansluitingen, arriveerden 24 uur en 31 minuten later dan gepland op hun eindbestemming. De rechtbank oordeelt dat de luchtvaartmaatschappij niet kan volhouden dat eisers niet ontvankelijk zijn omdat zij geen instapkaarten hebben overgelegd. De rechtbank verwijst naar de EG-verordening 261/2004, die passagiers recht geeft op compensatie bij annulering of langdurige vertraging van een vlucht. De rechtbank stelt vast dat de vertraging van de eerste vlucht, die minder dan drie uur bedroeg, niet relevant is voor de compensatie, omdat de eindbestemming de laatste vlucht is. De rechtbank wijst erop dat de compensatie afhankelijk is van de afstand van de vlucht en dat eisers recht hebben op € 600,00 per persoon, wat in totaal € 1.200,00 bedraagt. De wettelijke rente wordt toegewezen vanaf de datum waarop Air France in verzuim is gekomen, te weten 2 januari 2011. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten wordt afgewezen, omdat de verrichte werkzaamheden niet meer omvatten dan gebruikelijke handelingen. Air France wordt veroordeeld in de proceskosten en de rechtbank hecht een certificaat aan de beschikking, zoals gevraagd door eisers.