ECLI:NL:RBNHO:2013:CA1055

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 januari 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
15/801332-12
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzettelijke invoer van cocaïne en gebruik van niet op naam gesteld reisdocument te Schiphol

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 8 januari 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan de opzettelijke invoer van circa 940 gram cocaïne. De rechtbank oordeelde dat deze hoeveelheid cocaïne, die schadelijk is voor de gezondheid, bestemd was voor verdere verspreiding en handel. De verdachte heeft bovendien opzettelijk gebruik gemaakt van een niet op zijn naam gesteld reisdocument, wat de grensbewaking en identiteitscontrole heeft proberen te omzeilen. De rechtbank benadrukte dat de verspreiding van cocaïne gepaard gaat met andere vormen van criminaliteit, waaronder strafbare feiten gepleegd door gebruikers ter financiering van hun verslaving. Gezien de ernst van de feiten oordeelde de rechtbank dat alleen een gevangenisstraf passend was. De officier van justitie had een gevangenisstraf van tien maanden geëist, wat de rechtbank in lijn vond met de gebruikelijke straffen voor dergelijke feiten. De rechtbank verklaarde de verdachte schuldig aan de ten laste gelegde feiten en legde een gevangenisstraf van tien maanden op, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis had doorgebracht. Tevens werd besloten dat het in beslag genomen paspoort aan de uitgevende instantie moest worden teruggegeven.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Sector Strafrecht
Locatie Schiphol
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/801332-12
Uitspraakdatum: 8 januari 2013
Tegenspraak
Promisvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 8 januari 2013 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Suriname),
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Alphen aan den Rijn.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. W.J. Veldhuis en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. E.G.S Roethof, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
feit 1
hij op of omstreeks 31 oktober 2012 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, althans bevattende een (ander) middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
feit 2
hij op of omstreeks 31 oktober 2012 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een niet op zijn naam gesteld reisdocument, te weten een nationaal paspoort van Nederland (voorzien van het nummer [nummer]) (op naam gesteld van [alias], geboren op [geboortedatum]), welk gebruik hierin bestond dat hij, verdachte, voornoemd document ter controle heeft aangeboden aan [verbalisant], bevoegd douaneambtenaar, althans aan een persoon belast met enig toezicht op de Luchthaven Schiphol.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten en gevorderd dat verdachte ter zake daarvan zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tien (10) maanden met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat het onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven paspoort wordt teruggegeven aan de uitgevende instantie.
4. Bewijs
4.1. Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
* de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 8 januari 2013 afgelegd;
* het proces-verbaal van aanhouding en bevindingen d.d. 31 oktober 2012 (proces-verbaal nr. 20120983);
* het proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 november 2012 (proces-verbaal nr. PL27RF/12-079480);
* het proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen d.d. 5 november 2012 (proces-verbaal nr. PL27RR/12-079480);
* het deskundigenrapport van het Douane Laboratorium te Amsterdam d.d. 9 november 2012, kenmerk A065.2.079480 en laboratoriumnummer 11619 X 12 (los opgenomen).
4.2. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
feit 1
hij op 31 oktober 2012 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne;
feit 2
hij op 31 oktober 2012 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een niet op zijn naam gesteld reisdocument, te weten een nationaal paspoort van Nederland, voorzien van het nummer [nummer], op naam gesteld van [alias], geboren op [geboortedatum], welk gebruik hierin bestond dat hij, verdachte, voornoemd document ter controle heeft aangeboden aan [verbalisant], bevoegd douaneambtenaar.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten
Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2
opzettelijk gebruik maken van een niet op zijn naam gesteld reisdocument.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.
6. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.
7. Motivering van de straf
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de opzettelijke invoer van circa 940 gram cocaïne. Dit is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. De ingevoerde hoeveelheid was van dien aard dat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. De verspreiding van en handel in cocaïne gaan gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stof.
Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk gebruik maken van een niet op zijn naam gesteld reisdocument. Hierdoor heeft verdachte een deugdelijke grensbewaking en behoorlijke identiteitscontrole proberen te ontlopen en het vertrouwen dat in het internationaal personenverkeer pleegt te kunnen worden gesteld in identiteitspapieren, misbruikt.
Gelet op de aard en de ernst van de bewezen verklaarde feiten komt naar het oordeel van de rechtbank slechts een gevangenisstraf als straf in aanmerking.
De rechtbank merkt op dat de door de officier van justitie gevorderde duur van de straf in overeenstemming is met de straf die ten aanzien van dergelijke feiten pleegt te worden opgelegd. Noch in de omstandigheden van de onderhavige zaak, noch in de persoonlijke omstandigheden van verdachte vindt de rechtbank aanleiding om daarvan af te wijken.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.
8. Beslissing omtrent het in beslag genomen en niet teruggegeven paspoort
De rechtbank is van oordeel dat het onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven paspoort, te weten het nationaal paspoort van Nederland op naam van [alias], geboren op [geboortedatum], en voorzien van documentnummer [nummer], dient te worden teruggegeven aan de uitgevende instantie.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
57 en 231 van het Wetboek van Strafrecht;
2 en 10 van de Opiumwet.
10. Beslissing
De rechtbank:
verklaart bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 4.2. weergegeven;
verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij;
bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 5. vermelde feit oplevert;
verklaart dit feit strafbaar;
verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van TIEN (10) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
gelast de teruggave aan de uitgevende instantie van:
- het nationaal paspoort van Nederland op naam van [alias], geboren op [geboortedatum] en voorzien van documentnummer [nummer].
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.J. Kronenberg, voorzitter,
mr. C.M. Cichowski-van der Kleijn en mr. J.A.M. Jansen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.J. de Vries, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 8 januari 2013.