ECLI:NL:RBNHO:2013:CA1158
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vordering tot uittreding van aandeelhouder op grond van artikel 2:343 BW
In deze zaak vorderde Manyana B.V. de uittreding van haar aandeelhouderschap in HRM-Groep B.V. op basis van artikel 2:343 van het Burgerlijk Wetboek. Manyana stelde dat haar aandeelhouderschap in redelijkheid niet meer van haar kon worden gevergd, omdat zij door haar mede-aandeelhouders, H.H. Holding B.V. en A.J.P. Holding B.V., was ontslagen als bestuurder van HRM. De rechtbank oordeelde dat het enkele feit van ontslag als bestuurder niet voldoende was om de vordering tot uittreding te rechtvaardigen. Er waren bijkomende zwaarwegende omstandigheden vereist, die door Manyana niet waren gesteld of bewezen. De rechtbank wees op het feit dat de aandelenverhouding niet was veranderd door het ontslag en dat er geen serieuze pogingen waren ondernomen door Manyana om het ontslag te voorkomen. De rechtbank concludeerde dat de vorderingen van Manyana moesten worden afgewezen, en dat zij als in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten moest worden veroordeeld. De proceskosten aan de zijde van H.H. Holding c.s. werden begroot op € 1.479,00. Het vonnis werd uitgesproken op 8 mei 2013.