ECLI:NL:RBNHO:2013:CA1158

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 mei 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
C-15-194535 - HA ZA 12-353
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot uittreding van aandeelhouder op grond van artikel 2:343 BW

In deze zaak vorderde Manyana B.V. de uittreding van haar aandeelhouderschap in HRM-Groep B.V. op basis van artikel 2:343 van het Burgerlijk Wetboek. Manyana stelde dat haar aandeelhouderschap in redelijkheid niet meer van haar kon worden gevergd, omdat zij door haar mede-aandeelhouders, H.H. Holding B.V. en A.J.P. Holding B.V., was ontslagen als bestuurder van HRM. De rechtbank oordeelde dat het enkele feit van ontslag als bestuurder niet voldoende was om de vordering tot uittreding te rechtvaardigen. Er waren bijkomende zwaarwegende omstandigheden vereist, die door Manyana niet waren gesteld of bewezen. De rechtbank wees op het feit dat de aandelenverhouding niet was veranderd door het ontslag en dat er geen serieuze pogingen waren ondernomen door Manyana om het ontslag te voorkomen. De rechtbank concludeerde dat de vorderingen van Manyana moesten worden afgewezen, en dat zij als in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten moest worden veroordeeld. De proceskosten aan de zijde van H.H. Holding c.s. werden begroot op € 1.479,00. Het vonnis werd uitgesproken op 8 mei 2013.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Afdeling privaatrecht
Sectie Handel & Insolventie
zaaknummer / rolnummer: C/15/194535 / HA ZA 12-353
Vonnis van 8 mei 2013
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MANYANA B.V.,
gevestigd te Haarlem,
eiseres,
advocaat mr. F.R. Duijn te Zaandam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
H.H. HOLDING B.V.,
gevestigd te Heemstede,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
A.J.P. HOLDING B.V.,
gevestigd te Bloemendaal,
gedaagden,
advocaat mr. F. Diepraam te Haarlem.
Partijen zullen hierna Manyana, H.H. Holding en A.J.P. Holding worden genoemd. H.H. Holding en A.J.P. Holding zullen tezamen H.H. Holding c.s. genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 24 oktober 2012
- het proces-verbaal van comparitie van 16 januari 2013 en de daaraan gehechte brief namens H.H. Holding c.s. van 12 februari 2013.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [A] (verder: [A]) is enig aandeelhouder en bestuurder van A.J.P. Holding. [B] (verder: [B]) is enig aandeelhouder en bestuurder van H.H. Holding. A.J.P. Holding en H.H. Holding houden ieder 1/3 van de aandelen in HRM-Groep B.V. (verder: HRM) en zijn elk statutair bestuurder van HRM.
2.2. [C] (verder: [C]) is enig aandeelhouder en bestuurder van Manyana. Manyana houdt 1/3 van de aandelen in HRM. Bij besluit van de algemene vergadering van aandeelhouders van HRM van 29 juli 2011 is Manyana ontslagen als statutair bestuurder van HRM.
2.3. HRM is enig aandeelhouder en bestuurder van Sport & Revalidatie Nieuw Groenendaal B.V. (verder: Nieuw Groenendaal). Nieuw Groenendaal bestaat uit de afdelingen sport, fysiotherapie en Tigra (gezondheidsmanagement).
3. De vordering
3.1. Manyana vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, H.H. Holding c.s. hoofdelijk, des dat de één voldoet de ander zal zijn bevrijd, gelast en veroordeelt om binnen een door de rechtbank te bepalen termijn op de voet van artikel 2:343 BW de door Manyana gehouden aandelen in het kapitaal van HRM over te nemen tegen betaling van de koopprijs die de rechtbank zal vaststellen na deskundigenbericht op de voet van artikel 2:339 BW, op verbeurte van een dwangsom van EUR 10.000,-- per dag of gedeelte van een dag dat H.H. Holding c.s. daarmee na afloop van die bepaalde termijn in gebreke blijven; dan wel een voorziening te treffen die de rechtbank in goede justitie mocht menen te behoren met veroordeling van H.H. Holding c.s. in de kosten van deze procedure.
3.2. Manyana heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd dat zij door gedragingen van de twee andere aandeelhouders zodanig in haar rechten en/of belangen wordt geschaad dat het voortduren van haar aandeelhouderschap in redelijkheid niet meer van haar gevergd kan worden. De schadelijke gedragingen bestaan uit de voordracht van en instemming met het ontslagbesluit van Manyana als bestuurder van HRM en de wijze waarop H.H. Holding c.s. het medebestuur van Manyana hebben beëindigd/doen beëindigen. Voorts ziet Manyana haar aandelenpakket als onlosmakelijk verbonden met haar functie als bestuurder van HRM.
4. Het verweer
4.1. H.H. Holding c.s. hebben gemotiveerd verweer gevoerd. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
5. De beoordeling
5.1. Gelet op het debat tussen partijen en hun verwijzingen naar de inmiddels per 1 oktober 2012 dus na dagvaarding inwerking getreden Wet vereenvoudiging en flexibilisering bv-recht leest de rechtbank de vordering van Manyana aldus dat zij volgens het nieuwe artikel 2:343 BW van H.H. Holding c.s. uittreding vordert, inhoudende dat haar aandelen overeenkomstig de leden 1, 2 en 3 van artikel 2:343a BW worden overgenomen. Gelet op het gevoerde debat acht de rechtbank het niet nodig partijen ingevolge artikel 74 Overgangswet Nieuw Burgerlijk Wetboek gelegenheid te bieden hun stellingen en conclusies voor zover nodig aan te passen aan de wet en partijen hebben daarom ook niet verzocht.
5.2. Volgens artikel 2:343 BW komt de vordering tot uittreding toe aan de aandeelhouder die door gedragingen van één of meer mede-aandeelhouders zodanig in zijn rechten of belangen is geschaad dat het voortduren van zijn aandeelhouderschap in redelijkheid niet meer van hem kan worden gevergd. H.H. Holding c.s. hebben tegen de vordering van Manyana aangevoerd dat de door Manyana gestelde feiten en omstandigheden niet het oordeel rechtvaardigen dat zij door gedragingen van H.H. Holding c.s. zodanig in haar belangen is geschaad dat het voortduren van haar aandeelhouderschap in redelijkheid niet meer van haar kan worden gevergd. Dit verweer slaagt. Daarvoor is het volgende redengevend.
5.3. In de eerste plaats betekent het enkele feit dat Manyana door haar mede-aandeelhouders is ontslagen als bestuurder van HRM niet dat het voortduren van haar aandeelhouderschap in redelijkheid niet meer van haar kan worden gevergd. Daarvoor zijn bijkomende zwaarwegende omstandigheden vereist, die door Manyana niet zijn gesteld en ook niet zijn gebleken. Weliswaar heeft Manyana gesteld dat het ontslag niet is vooraf gegaan door enige waarschuwing of afspraak waardoor Manyana het ontslag had kunnen voorkomen, maar dit is ook indien juist onvoldoende zwaarwegend. Dit geldt temeer nu Manyana geen feiten en omstandigheden heeft gesteld waaruit kan worden afgeleid dat zij serieuze pogingen heeft gedaan om het ontslagbesluit te voorkomen. De enkele niet onderbouwde stelling dat zij de verwijten telkens gemotiveerd heeft weersproken is daarvoor onvoldoende. Het betoog van Manyana dat het ontslagbesluit ertoe heeft geleid dat haar gezien de aandelenverhouding (één derde versus twee derde) iedere wezenlijke invloed op aandeelhoudersniveau is ontnomen mist feitelijke grondslag. Het ontslagbesluit heeft immers geen wijziging gebracht in de bestaande aandelenverhouding.
5.4. Manyana heeft met betrekking tot de gedragingen als bedoeld in artikel 2:343 BW nog gesteld dat de overige bestuurders de aan hen toegekende beloning recentelijk zouden hebben verhoogd. Nu zij evenwel niet heeft gesteld hoe zij door deze gedraging, die overigens door H.H. Holding c.s. gemotiveerd is weersproken, in haar rechten of belangen wordt geschaad, heeft zij op dit punt niet aan haar stelplicht voldaan. Aan bewijslevering komt de rechtbank daarom niet toe.
5.5. Ter zitting heeft [C] verklaard dat de verdeling tussen de bestuurders van HRM zo was gemaakt dat [A] de algemene directie voerde, [B] zich met de zorg bezighield en dat hij zich altijd heeft gericht op de sporttak. Voorts heeft [C] verklaard dat hij zich nooit echt met het feitelijk bestuur heeft beziggehouden. In het licht van deze verklaringen heeft Manyana haar stelling dat haar aandelenpakket onlosmakelijk verbonden is met haar functie als bestuurder onvoldoende onderbouwd.
5.6. Manyana heeft ten slotte nog gesteld dat de huidige arbeidsrelatie tussen [C] en HRM (de rechtbank begrijpt: Nieuw Groenendaal) onhoudbaar dreigt te worden. Wat hier overigens van zij, is de enkele dreiging van een verstoorde arbeidsrelatie evenwel onvoldoende om de vordering van Manyana te kunnen dragen.
5.7. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat er geen grond is voor de gevorderde uittreding, noch om H.H. Holding c.s. anderszins te veroordelen de aandelen HRM van Manyana over te nemen of een andere voorziening te treffen. De vorderingen zullen daarom worden afgewezen. Manyana zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de proceskosten. Deze worden aan de zijde van H.H. Holding c.s. begroot op:
- betaald griffierecht 575,00
- salaris advocaat 904,00 (2,0 punten × factor 1,0 × tarief € 452,00)
Totaal € 1.479,00
6. De beslissing
De rechtbank
6.1. wijst de vorderingen af;
6.2. veroordeelt Manyana in de proceskosten, aan de zijde van H.H. Holding c.s. tot op heden begroot op € 1.479,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S.J. Thijs en in het openbaar uitgesproken op 8 mei 2013.?