ECLI:NL:RBNHO:2013:CA1759
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vordering tot compensatie van vertraging bij luchtvaartmaatschappij TAP Air Portugal
In deze zaak heeft de passagier TAP Air Portugal gedagvaard wegens vertraging van zijn vlucht. De passagier had een vervoersovereenkomst met TAP Air voor een vlucht van Luanda naar Lissabon op 31 januari 2010, gevolgd door een aansluitende vlucht van Lissabon naar Amsterdam. Door een vertraging van ongeveer 30 minuten van de eerste vlucht, miste de passagier zijn aansluitende vlucht naar Amsterdam, wat resulteerde in een vertraging van meer dan 6 uur bij aankomst. De passagier vorderde compensatie van € 600,00 op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, maar TAP Air betwistte de vordering en stelde dat de Nederlandse rechter onbevoegd was, omdat de passagier twee aparte vluchten had geboekt met verschillende eindbestemmingen. De kantonrechter oordeelde dat de vordering onder de EEX-verordening valt en dat de rechtbank Noord-Holland bevoegd is, omdat de eindbestemming van de vlucht Amsterdam was. De rechter oordeelde dat de passagier recht had op compensatie, omdat hij met een aanzienlijke vertraging op zijn eindbestemming was aangekomen. De vordering tot betaling van de hoofdsom werd toegewezen, evenals de wettelijke rente, maar de vordering tot buitengerechtelijke incassokosten werd afgewezen. TAP Air werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.