ECLI:NL:RBNHO:2013:CA2304

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
515730 CV EXPL 11-7901
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • K.I. Oyunlu
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht door birdstrike

In deze zaak vorderden twee passagiers compensatie van Transavia Airlines C.V. wegens een vertraging van meer dan drie uur van hun vlucht van Eindhoven naar Heraklion op 29 mei 2009. De passagiers eisten een schadevergoeding van € 400 per persoon, gebaseerd op de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die compensatie regelt voor luchtreizigers bij annulering of langdurige vertraging van vluchten. Transavia betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van een birdstrike, een buitengewone omstandigheid die niet voorkomen had kunnen worden. De kantonrechter oordeelde dat Transavia voldoende had aangetoond dat de birdstrike een onverwacht probleem was dat de vertraging veroorzaakte. De rechter verwees naar eerdere jurisprudentie, waaronder het Sturgeon-arrest, dat stelt dat passagiers recht hebben op compensatie bij langdurige vertraging, tenzij de luchtvaartmaatschappij kan bewijzen dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De kantonrechter concludeerde dat Transavia niet aansprakelijk was voor de compensatie, omdat de birdstrike niet inherent was aan de normale bedrijfsvoering van de luchtvaartmaatschappij en dat Transavia niet in staat was om de vertraging te voorkomen. De vordering van de passagiers werd afgewezen, en zij werden veroordeeld tot betaling van de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton – locatie Haarlem
zaak/rolnr.: 515730 CV EXPL 11-7901
datum uitspraak: 23 april 2013
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER
inzake
[2 passagiers]
te [woonplaats]
eisers
hierna tezamen te noemen: de passagiers
gemachtigde: E.S.A. Wiggers
tegen
de commanditaire vennootschap
TRANSAVIA AIRLINES C.V.
te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer
gedaagde
hierna te noemen: Transavia
gemachtigde: mr. M. Reevers
De verdere procedure
Bij vonnis van 13 december 2012 heeft de kantonrechter bepaald dat Transavia gelegenheid wordt geboden voor pleidooi. Op 17 en 31 januari 2013 hebben pleidooien plaatsgevonden in de voorliggende zaak en in een groot aantal andere zaken waarin dezelfde problematiek speelt. Transavia heeft op 17 januari 2013 de rechtbank in algemene zin geïnformeerd over haar bedrijfsvoering. Op 31 januari 2013 zijn aan de orde gekomen in algemene zin de juridische aspecten van artikel 5 lid 3 van de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening). Op 15 maart 2013 heeft het pleidooi plaatsgevonden waarin onder meer de specifieke aspecten van de voorliggende zaak aan de orde zijn geweest. Partijen hebben pleitaantekeningen en stukken in het geding gebracht.
De feiten
a. De passagiers hebben met Transavia een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan Transavia de passagiers zou vervoeren van Eindhoven naar Heraklion (Griekenland) op 29 mei 2009 met vluchtnummer HV 367, hierna: de vlucht.
b. De vlucht heeft een vertraging van meer dan 3 uur opgelopen.
c. De passagiers hebben compensatie van Transavia gevorderd ten bedrage van in totaal € 400,-- per passagier in verband met voornoemde vertraging.
d. Transavia heeft geweigerd de compensatie te betalen.
De vordering
De passagiers vorderen dat Transavia bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 800,-- vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 14 juni 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
- € 178,50 aan buitengerechtelijke incassokosten vermeerderd met wettelijke rente vanaf 14 juni 2010;
- de proceskosten vermeerderd met wettelijke rente vanaf 14 dagen na datum vonnis.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening, het Sturgeon arrest van 9 november 2009 en het arrest Wallentin-Hermann van
22 december 2008. De passagiers stellen dat Transavia vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,-- per passagier.
Het verweer
Transavia betwist de vordering. Transavia voert aan dat de vordering dient te worden afgewezen omdat – kort samengevat – er sprake is van vertraging en er dan geen aanspraak bestaat op compensatie.
Subsidiair voert Transavia aan dat zij geen compensatie verschuldigd is omdat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden. Ter onderbouwing van dit standpunt voert zij aan dat het toestel in een goede staat van onderhoud verkeerde (aan alle onderhoudsvereisten was voldaan) en luchtwaardig was. Op de aan de onderhavige vlucht voorafgaande vlucht van Heraklion naar Groningen is het toestel tijdens de landing te Groningen getroffen door een birdstrike (aanvaring met een of meer vogels). Er was dan ook sprake van een onverwacht vliegveiligheidprobleem dat Transavia niet kon voorkomen.
Het toestel stond om 11:05 uur UTC op de blokken. Conform de veiligheidsvoorschriften dient het toestel na een birdstrike grondig geïnspecteerd te worden. Om 12:00 uur UTC is een technisch team uit Amsterdam naar Groningen vertrokken, wel team om 14:50 uur UTC in Groningen is overgegaan tot onderzoek. Uit het werkrapport van de technische dienst blijkt dat om 15:51 uur UTC duidelijk was dat een boroscope inspectie kon worden uitgesteld. Het toestel kon na schoonmaak weer worden ingezet. Het toestel is om 17:25 uur UTC vanuit Groningen vertrokken en om 18:02 uur UTC in Eindhoven gearriveerd met een aankomstvertraging van 5 uur en 22 minuten. Het toestel is met een vertraging van 5 uur en 5 minuten in Heraklion gearriveerd. Transavia betwist tenslotte de wettelijke rente en de buitengerechtelijke kosten.
De beoordeling
1. Uit de beantwoording van de prejudiciële vragen (het arrest van het Hof van 23 oktober 2012 in de gevoegde zaken C-581/10 (Nelson – Lufthansa) en C-629/10 (TUI c.s. – Civil Aviation Authority) volgt –kort samengevat– dat het Sturgeon-arrest als geldend recht dient te worden beschouwd, zodat de passagiers ook bij vertraging van een zekere duur recht op compensatie kunnen hebben.
2. Ten aanzien van het beroep van Transavia op buitengewone omstandigheden overweegt de kantonrechter in algemene zin als volgt. In de considerans van de Verordening heeft de gemeenschapswetgever erop gewezen dat dergelijke omstandigheden zich met name kunnen voordoen in geval van politieke onstabiliteit, weersomstandigheden die uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen, beveiligingsproblemen, onverwachte vliegveiligheidsproblemen en stakingen die gevolgen hebben voor de vluchtuitvoering van de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert.
3. Niet alle buitengewone omstandigheden geven aanleiding tot vrijstelling van de compensatieverplichting. De luchtvaartmaatschappij moet stellen en aantonen dat deze omstandigheden hoe dan ook niet voorkomen hadden kunnen worden door het treffen van maatregelen die op het tijdstip van de buitengewone omstandigheden voldoen aan voor de luchtvaartmaatschappij aanvaardbare technische en economische voorwaarden. Het moet gaan om omstandigheden waarop de luchtvervoerder geen daadwerkelijke invloed kan uitoefenen.
4. Het Europese Hof heeft in zijn arrest Wallentin-Hermann de buitengewone omstandigheid ‘onverwachte vliegveiligheidsproblemen’ nader ingevuld. Het Hof heeft geoordeeld dat technische mankementen kunnen worden beschouwd als onverwachte vliegveiligheidsproblemen. Aldus het Hof kunnen de omstandigheden die een dergelijk voorval vergezellen alleen dan als uitzonderlijk in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening worden aangemerkt, wanneer zij verband houden met een gebeurtenis die niet inherent is aan de normale uitoefening van de activiteit van de betrokken luchtvaartmaatschappij en de luchtvaartmaatschappij hierop geen invloed kan uitoefenen wegens de aard of de oorsprong van de gebeurtenis.
5. Met de in het geding gebrachte stukken heeft Transavia voldoende aangetoond dat het toestel dat de onderhavige vlucht zou uitvoeren bij de landing op de luchthaven Groningen in aanvaring is gekomen met een of meer vogels en dat deze aanvaring de vertraging van de onderhavige vlucht heeft veroorzaakt. Naar het oordeel van de kantonrechter is daarmee sprake van een gebeurtenis die niet inherent is aan de normale uitoefening van de activiteit van de luchtvaartmaatschappij. Het betreft hier immers een van buiten komende oorzaak waarop de luchtvaartmaatschappij wegens de oorsprong ervan geen invloed kan uitoefenen.
6. Het Europese Hof heeft in zijn arrest Wallentin-Hermann overwogen dat, aangezien niet alle buitengewone omstandigheden aanleiding geven tot vrijstelling, de luchtvaartmaatschappij die zich op dergelijke omstandigheden beroept bovendien moet aantonen dat de genoemde omstandigheden hoe dan ook niet voorkomen hadden kunnen worden door het treffen van aan de situatie aangepaste maatregelen, dat wil zeggen maatregelen die op het tijdstip van de buitengewone omstandigheden met name voldoen aan voor de betrokken luchtvaartmaatschappij aanvaardbare technische en economische voorwaarden. De vervoerder dient aan te tonen dat hij zelfs met de inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen kennelijk niet had kunnen vermijden – behoudens indien hij op het relevante tijdstip onaanvaardbare offers uit het oogpunt van de mogelijkheden van zijn onderneming had gebracht – dat de buitengewone omstandigheden waarmee hij werd geconfronteerd tot annulering van de vlucht leidden. Dit geldt sinds het Sturgeon-arrest ook bij langdurige vertraging. Uit het Eglitisarrest van 12 mei 2011 volgt dat aangezien de luchtvaartmaatschappij gehouden is alle redelijke maatregelen te treffen om buitengewone omstandigheden te kunnen ondervangen, zij in het stadium van de planning van de vlucht redelijkerwijs rekening moet houden met het risico op vertraging die het gevolg kan zijn van zulke omstandigheden. Daarom dient zij in een bepaalde reservetijd te voorzien om de vlucht zo mogelijk volledig te kunnen uitvoeren na afloop van de buitengewone omstandigheden.
7. Het beroep van Transavia op artikel 5 lid 3 van de Verordening slaagt. Gelet op hetgeen Transavia heeft aangevoerd is de kantonrechter van oordeel dat zij voldoende heeft aangetoond dat de birdstrike hoe dan ook niet voorkomen had kunnen worden en dat zij de vertraging van de voorgaande vlucht en de vlucht in kwestie niet heeft kunnen vermijden. Dat Transavia onvoldoende reservetijd had ingepland is niet gebleken. Het feit dat de buitengewone omstandigheid zich niet op de vlucht in kwestie maar voorafgaand aan de direct voorafgaande vlucht heeft voorgedaan, doet aan het voorgaande niet af nu deze omstandigheid gevolgen had voor de vluchtuitvoering van Transavia.
8. Op grond van het voorgaande zal de vordering van de passagiers worden afgewezen. De proceskosten komen voor rekening van de passagiers omdat deze in het ongelijk worden gesteld. Daarbij worden zij ook veroordeeld tot betaling van € 50,00 aan nasalaris voor zover daadwerkelijk nakosten door Transavia worden gemaakt.
De beslissing
De kantonrechter:
- wijst de vordering af;
- veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die aan de kant van Transavia tot en met vandaag worden begroot op € 500,00 aan salaris van de gemachtigde en veroordeelt de passagiers tot betaling van € 50,00 aan nasalaris voor zover daadwerkelijk nakosten door Transavia worden gemaakt en verklaart dit vonnis in zoverre uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.I. Oyunlu en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.