ECLI:NL:RBNHO:2013:CA2314

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 juni 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
557763 \ CV EXPL 12-6473
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor passagiers bij annulering van vlucht door Transavia

In deze zaak vorderden twee passagiers compensatie van Transavia Airlines C.V. wegens de annulering van hun vlucht van Venetië naar Amsterdam op 14 mei 2010. De passagiers hadden een vervoersovereenkomst gesloten met Transavia voor vlucht HV 5498, die oorspronkelijk om 15:15 uur zou vertrekken en om 17:05 uur zou aankomen. Echter, Transavia heeft hen op dezelfde dag met een andere vlucht (HV 5465/5466) vervoerd, die met een vertraging van 2 uur en 45 minuten aankwam. De passagiers vorderden een schadevergoeding van € 500,00, maar Transavia weigerde deze te betalen, met als argument dat de passagiers hun recht op compensatie hadden prijsgegeven door hun vordering aan EU Claim over te dragen en dat zij niet tijdig hadden geklaagd.

De kantonrechter oordeelde dat het enkele feit dat de passagiers een volmacht aan EU Claim hadden gegeven, niet betekende dat zij hun vorderingsrecht hadden overgedragen. De rechter stelde vast dat de passagiers de vordering in rechte zelf konden instellen, waardoor het verweer van Transavia op niet-ontvankelijkheid faalde. Verder oordeelde de rechter dat de vlucht als geannuleerd moest worden beschouwd, omdat de passagiers met een andere vlucht waren vervoerd dan oorspronkelijk gepland, met een andere vertrektijd en een tussenstop.

De rechter wees de vordering van de passagiers toe en veroordeelde Transavia tot betaling van € 678,50, inclusief wettelijke rente over de hoofdsom en buitengerechtelijke kosten. De proceskosten werden ook aan Transavia opgelegd, en het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Het vonnis is uitgesproken op 4 juni 2013 door mr. W. Aardenburg in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton – locatie Haarlem
zaak/rolnr.: 557763 \ CV EXPL 12-6473
datum uitspraak: 4 juni 2013
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER
inzake
[2 passagiers]
beiden te [woonplaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen de passagiers
gemachtigde E.S.A. Wiggers
tegen
de commanditaire vennootschap
Transavia Airlines C.V.
te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer
gedaagde
hierna te noemen Transavia
gemachtigde mr. T.R. van Ginkel
De verdere procedure
De kantonrechter verwijst naar het tussenvonnis van 13 december 2012, waarin Transavia geledenheid is geboden voor pleidooi. Bij pleidooi van 17 en 31 januari 2013 en 14 maart 2013 hebben partijen de zaak nader toegelicht. Partijen hebben stukken overgelegd.
De feiten
a. De passagiers hebben met Transavia een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan Transavia de passagiers zou vervoeren van Venetië naar Amsterdam op 14 mei 2010 met vertrektijd 15:15 uur (lokale tijd) en aankomsttijd 17:05 uur (lokale tijd) en vluchtnummer HV 5498, hierna: de vlucht.
b. Transavia heeft de passagiers op 14 mei 2010 met vlucht HV 5465/5466 – met een tussenstop te Verona – naar Amsterdam gevlogen. Deze vlucht had als vertrektijd 17:00 uur.
c. De passagiers zijn met een vertraging van omstreeks 2 uur en 45 minuten te Amsterdam aangekomen.
d. De passagiers hebben bij brief van 2 augustus 2010 compensatie van Transavia gevorderd in verband met voornoemde vertraging ten bedrage van in totaal € 500,00.
e. Transavia heeft geweigerd dit bedrag te betalen.
De vordering
De passagiers vorderen dat Transavia bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 500,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 14 mei 2010 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 178,50 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening). De passagiers stellen dat Transavia vanwege de annulering van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00 per passagier.
Het verweer
Transavia betwist de vordering. Transavia beroept zich primair op de niet ontvankelijkheid van de passagiers. Transavia voert daartoe aan dat de passagiers de bevoegdheid om op eigen naam tegen Transavia te procederen hebben prijsgegeven door mogelijke aanspraken jegens Transavia over te dragen aan EU Claim. Voorts voert Transavia aan dat de passagiers geen aanspraak meer op compensatie toekomt omdat zij niet binnen bekwame tijd hebben geklaagd.
Subsidiair voert Transavia aan dat de vordering dient te worden afgewezen omdat – kort samengevat – geen sprake is van annulering of langdurige vertraging van de vlucht. Nadat een toestel uit de vloot van Transavia door blikseminslag was uitgevallen, heeft Transavia een extra vliegtuig ingehuurd en zijn meerdere vluchten gecombineerd teneinde eventuele vertraging zo veel mogelijk te beperken. Vlucht HV 5498 is gecombineerd met vlucht HV 5465/5466, zodat van Venetië, via Verona naar Amsterdam is gevlogen. De vlucht is aldus volgens schema uitgevoerd, waarbij het vluchtnummer is aangepast en een tussenlanding te Verona is gemaakt.
De beoordeling
1. Het enkele feit dat de passagiers aan EUclaim B.V. een volmacht heeft gegeven om de vordering namens hen te innen, betekent niet dat de eigendom van het vorderingsrecht aan EUclaim B.V. is overgedragen. Daarvoor is immers een akte van cessie vereist, en het bestaan daarvan is gesteld noch gebleken. de passagiers kan de vordering in rechte dan ook uitsluitend zelf instellen, zodat het verweer van Transavia op niet ontvankelijkheid faalt.
2. Aangezien partijen een vervoersovereenkomst hebben gesloten in de zin van artikel 8:1390 BW, is de in artikel 8:1835 BW opgenomen vervaltermijn van twee jaar van toepassing. Deze vervaltermijn geldt immers voor iedere vordering ter zake van een overeenkomst van luchtvervoer en vangt aan op de dag volgend op de dag van aankomst van het luchtvaartuig ter bestemming, op de dag, waarop het luchtvaartuig had moeten aankomen of de dag waarop het luchtvervoer wordt onderbroken. De onderhavige vorderingen zijn binnen deze termijn ingesteld, zodat het beroep van Transavia op overschrijding van de klachttermijn van twee jaar wordt verworpen.
3. Ten aanzien van de vraag of de voorliggende vlucht is geannuleerd of vertraagd oordeelt de kantonrechter dat de vlucht is geannuleerd. Immers, Transavia heeft de passagiers met een andere vlucht vervoerd dan de geplande vlucht. Transavia heeft de passagiers vervoerd met een ander toestel met (een ander) vluchtnummer HV 5465/5466, welke vlucht 1 uur en 45 minuten later is vertrokken ten opzichte van het oorspronkelijke reisschema van de passagiers. Voorts staat vast dat de HV 5465/5466 in afwijking van dit reisschema een tussenstop heeft gemaakt te Verona. Gelet op het vorengaande is de kantonrechter van oordeel dat de onderhavige vlucht als geannuleerd moet worden beschouwd. Dit leidt tot de conclusie dat de passagiers in beginsel recht hebben op compensatie als bedoeld in artikel 7 van de Verordening.
4. Nu Transavia voor het overige geen verweer heeft gevoerd, zal de vordering tot betaling van de hoofdsom, gelet op de duur van de vertraging van de vlucht worden toegewezen.
5. De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
6. Nu de passagiers buitengerechtelijke werkzaamheden hebben verricht om betaling van hun vordering te verkrijgen, zullen de gevorderde buitengerechtelijke kosten worden toegewezen. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten is toewijsbaar. Nu de passagiers niet hebben gesteld op welke datum de buitengerechtelijke kosten daadwerkelijk zijn betaald, zal de kantonrechter de rente toewijzen vanaf de dag der dagvaarding.
7. Transavia zal als de overwegend in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De gevorderde rente over de toe te wijzen proceskosten is niet toewijsbaar met ingang van 14 dagen na de datum van dit vonnis, nu Transavia ten aanzien van deze kosten dan nog niet in verzuim is, zodat aan de eisen van art. 6:119 BW niet is voldaan. De gevorderde rente over de proceskosten zal evenwel worden toegewezen met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.
De beslissing
De kantonrechter:
- veroordeelt Transavia tot betaling aan de passagiersde passagiers van € 678,50 te vermeerderen met de wettelijke rente over € 500,00 vanaf 14 mei 2010, en over € 178,50 vanaf 23 april 2012, tot aan de dag van voldoening van (de deelbetalingen van) deze bedragen;
- veroordeelt Transavia tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd,
dagvaarding € 90,64
griffierecht € 207,00
salaris gemachtigde € 500,00
vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. Aardenburg en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.