ECLI:NL:RBNHO:2013:CA2342
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- K.I. Oyunlu
- Rechtspraak.nl
Compensatie voor vertraging van vlucht door technisch mankement
In deze zaak vorderen twee passagiers compensatie van Transavia Airlines C.V. wegens een vertraging van meer dan drie uur van hun vlucht van Amsterdam naar Arrecife op 19 december 2010. De passagiers hebben een vervoersovereenkomst met Transavia gesloten en eisen een totaalbedrag van € 800,-- aan compensatie, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. Transavia heeft de vordering betwist en aangevoerd dat de vertraging het gevolg was van een scheur in een cockpitraam, wat volgens hen een buitengewone omstandigheid vormt die hen vrijstelt van compensatieverplichtingen.
De kantonrechter heeft de procedure in verschillende zittingen behandeld, waarbij juridische aspecten van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004 aan de orde kwamen. De rechter heeft vastgesteld dat technische mankementen inherent zijn aan de normale uitoefening van de luchtvaartactiviteit en dat deze niet als buitengewone omstandigheden kunnen worden aangemerkt. De kantonrechter heeft het verzoek van Transavia om aanhouding van de procedure afgewezen en geoordeeld dat de passagiers recht hebben op compensatie, omdat de vertraging niet het gevolg was van omstandigheden die buiten de controle van Transavia lagen.
In de beoordeling heeft de kantonrechter verwezen naar eerdere arresten van het Europese Hof, waaronder het Sturgeon-arrest en het Wallentin-Hermann-arrest, waarin is bepaald dat technische problemen die tijdens het onderhoud van luchtvaartuigen worden vastgesteld, geen uitzonderlijke omstandigheden vormen. De rechter heeft de vordering van de passagiers toegewezen en Transavia veroordeeld tot betaling van € 824,00, vermeerderd met wettelijke rente, en heeft de proceskosten aan de zijde van de passagiers toegewezen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.