RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton – locatie Haarlem
zaak/rolnr.: 518451 / CV EXPL 11-8793
datum uitspraak: 11 juni 2013
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER
[passagier]
te [woonplaats]
eiseres
hierna te noemen de passagier
gemachtigde E.S.A. Wiggers
de commanditaire vennootschap
Transavia Airlines C.V.
te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer
gedaagde
hierna te noemen Transavia
gemachtigde mr. M. Reevers
De verdere procedure
De kantonrechter verwijst naar het tussenvonnis van 8 november 2012, waarin Transavia geledenheid is geboden voor pleidooi. Bij pleidooi van 17 en 31 januari 2013 en 14 maart 2013 hebben partijen de zaak nader toegelicht. Partijen hebben stukken overgelegd.
De feiten
a. De passagier heeft met Transavia een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan Transavia de passagier zou vervoeren van Rotterdam naar Malaga (Spanje) op 27 juni 2009 met vertrektijd 16:15 uur (lokale tijd) en aankomsttijd 19:05 uur (lokale tijd) en vluchtnummer HV 5021, hierna: de vlucht.
b. Nadat het toestel dat de vlucht zou uitvoeren op de voorgaande vlucht naar Rotterdam is geconfronteerd met een foutmelding ten aanzien van de EEC (electric engine control), heeft Transavia de betreffende passagiers per bus naar Schiphol vervoerd, vanwaar de passagiers met een vervangend toestel naar Malaga zijn vertrokken.
c. De passagier is met een vertraging van omstreeks 2 uur en 15 minuten te Malaga aangekomen.
d. De passagier heeft bij brief van 4 augustus 2009 compensatie van Transavia gevorderd in verband met annulering van haar vlucht van € 400,00.
e. Transavia heeft geweigerd dit bedrag te betalen.
De vordering
De passagier vordert dat Transavia bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 400,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 18 augustus 2009 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 178,50 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
De passagier heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening). De passagier stelt dat Transavia vanwege de annulering van de vlucht gehouden is haar te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,00. Subsidiair grondt de passagier haar vordering op langdurige vertraging van de vlucht.
Het verweer
Transavia betwist de vordering. Transavia beroept zich primair op de niet ontvankelijkheid van de passagier. Transavia voert daartoe aan dat de passagier de bevoegdheid om op eigen naam tegen Transavia te procederen hebben prijsgegeven door mogelijke aanspraken jegens Transavia over te dragen aan EU Claim. Voorts voert Transavia aan dat de passagier geen aanspraak meer op compensatie toekomt omdat zij niet binnen bekwame tijd hebben geklaagd.
Subsidiair voert Transavia aan dat de vordering dient te worden afgewezen omdat – kort samengevat – geen sprake is van annulering of langdurige vertraging van de vlucht. Het uitvallen van het toestel dat op de vlucht zou worden ingezet, heeft Transavia genoodzaakt een andere uitvoering te geven aan de vlucht. Transavia heeft zich beroepen op haar algemene voorwaarden, waarin onder meer is bepaald dat Transavia gebruik mag maken van vervangende vervoersmiddelen om een vlucht uit te voeren. De oorspronkelijke planning van de vlucht is niet losgelaten. De betreffende passagiers hebben zich immers niet hoeven aansluiten bij passagiers van een andere vlucht en alle passagiers zijn met één toestel onder het oorspronkelijke vluchtnummer naar hun bestemming vervoerd. Aldus is de vlucht niet vervangen door een andere vlucht, zodat de stelling van de passagier dat de vlucht is geannuleerd, ongegrond is.
Meer subsidiair voert Transavia aan dat sprake is van vertraging en er dan geen aanspraak bestaat op compensatie. Voorts voert Transavia aan dat de datum van onderhavige vlucht vóór het Sturgeon arrest is gelegen en zij derhalve geen compensatie verschuldigd is.
Ten slotte beroep Transavia zich op buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden. Ter onderbouwing van dit verweer heeft Transavia aangevoerd dat het toestel dat op de vlucht zou worden ingezet, was vrijgegeven voor vertrek. Ondanks de stipte naleving door Transavia van de door de luchtvaartfabrikant en luchtvaartautoriteiten voorgeschreven onderhoudsvoorschriften en controles heeft zich een onverwacht vliegveiligheidsprobleem voorgedaan bij het toestel dat de vlucht zou uitvoeren. Onderweg naar Rotterdam trad op de voorgaande vlucht plotseling een mankement op dat resulteerde in een foutmelding aan de EEC (electric engine control). Omwille van de vliegveiligheid is het niet toegestaan om met een dergelijke foutmelding een vlucht uit te voeren. Hierdoor is sprake van een onverwacht vliegveiligheidsprobleem dat Transavia niet kon voorkomen.
Transavia heeft aangevoerd dat het voorstel van de Europese Commissie van 13 maart 2013 voor de wijziging van Verordening 261/2004 (hierna: het Voorstel) een codificatie is van de jurisprudentie van het Europese Hof. Het Voorstel bevat een definitie van het begrip ‘buitengewone omstandigheden’. Bij het Voorstel is een annex gevoegd met omstandigheden die in ieder geval wel, en omstandigheden die in ieder geval niet buitengewoon zijn. Ten aanzien van technische mankementen zijn, aldus de annex, wel buitengewoon ‘technical problems which are not inherent in the normal operation of the aircraft, such as identification of a defect during the flight operation concerned and which prevents the normal continuation of the operation; or a hidden manufacturing defect revealed by the manufacturer or a competent authority and which impinges on flight safety’. Niet buitengewoon zijn technische mankementen die voortvloeien uit regulier onderhoud en controle (‘pre-flight check’).
Omdat Transavia zich op het standpunt stelt dat het Voorstel een codificatie is van de rechtspraak van het Europese Hof, dient ook in de voorliggende zaak te worden beoordeeld of het technische probleem zich heeft voorgedaan na het aftekenen van de pre-flight check. Als dat het geval is, dan kwalificeert dit technische mankement zich als een buitengewone omstandigheid en dient te worden beoordeeld of Transavia alle redelijke maatregelen heeft getroffen ter voorkoming van deze buitengewone omstandigheid, aldus Transavia.
In het voorliggende geval was sprake van een technisch mankement dat zich heeft voorgedaan na het aftekenen van de pre-flight check. Transavia heeft alle redelijke maatregelen getroffen ter voorkoming van dat technische mankement. Het voorgaande leidt er volgens Transavia dan ook toe dat haar beroep op artikel 5 lid 3 van de Verordening slaagt.
Transavia betwist voorts de wettelijke rente en de buitengerechtelijke kosten.
De beoordeling
1. Het enkele feit dat de passagier aan EUclaim B.V. een volmacht heeft gegeven om de vordering namens haar te innen, betekent niet dat de eigendom van het vorderingsrecht aan EUclaim B.V. is overgedragen. Daarvoor is immers een akte van cessie vereist, en het bestaan daarvan is gesteld noch gebleken. De passagier kan de vordering in rechte dan ook uitsluitend zelf instellen, zodat het verweer van Transavia op niet ontvankelijkheid faalt.
2. Aangezien partijen een vervoersovereenkomst hebben gesloten in de zin van artikel 8:1390 BW, is de in artikel 8:1835 BW opgenomen vervaltermijn van twee jaar van toepassing. Deze vervaltermijn geldt immers voor iedere vordering ter zake van een overeenkomst van luchtvervoer en vangt aan op de dag volgend op de dag van aankomst van het luchtvaartuig ter bestemming, op de dag, waarop het luchtvaartuig had moeten aankomen of de dag waarop het luchtvervoer wordt onderbroken. De onderhavige vorderingen zijn binnen deze termijn ingesteld, zodat het beroep van Transavia op overschrijding van de klachttermijn van twee jaar wordt verworpen.
3. Ten aanzien van de vraag of de voorliggende vlucht is geannuleerd of vertraagd oordeelt de kantonrechter dat de vlucht is geannuleerd. Immers, Transavia heeft de passagier met een andere vlucht vervoerd dan de geplande vlucht. Aangezien het vervoer van de passagier van Rotterdam naar Amsterdam over de weg heeft plaatsgevonden, is de kantonrechter van oordeel dat deze verplaatsing niet als onderdeel van de vlucht(uitvoering) kan worden beschouwd. De kantonrechter stelt vast dat Transavia de passagier heeft vervoerd vanaf een afwijkende plaats van vertrek, met een ander toestel, en een vertrektijd die ruim twee uur later was dan het oorspronkelijke reisschema. Ondanks het gelijkblijvende vluchtnummer is, gelet op het voorgaande de kantonrechter van oordeel, dat de onderhavige vlucht als geannuleerd moet worden beschouwd, zodat dat de passagier in beginsel recht heeft op compensatie als bedoeld in artikel 7 van de Verordening, tenzij sprake is van buitengewone omstandigheden.
4. Ten aanzien van het beroep van Transavia op buitengewone omstandigheden overweegt de kantonrechter in algemene zin als volgt. In de considerans van de Verordening heeft de gemeenschapswetgever erop gewezen dat dergelijke omstandigheden zich met name kunnen voordoen in geval van politieke onstabiliteit, weersomstandigheden die uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen, beveiligingsproblemen, onverwachte vliegveiligheidsproblemen en stakingen die gevolgen hebben voor de vluchtuitvoering van de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert.
5. Niet alle buitengewone omstandigheden geven aanleiding tot vrijstelling van de compensatieverplichting. De luchtvaartmaatschappij moet stellen en aantonen dat deze omstandigheden hoe dan ook niet voorkomen hadden kunnen worden door het treffen van maatregelen die op het tijdstip van de buitengewone omstandigheden voldoen aan voor de luchtvaartmaatschappij aanvaardbare technische en economische voorwaarden. Het moet gaan om omstandigheden waarop de luchtvervoerder geen daadwerkelijke invloed kan uitoefenen.
6. Het Europese Hof heeft in zijn arrest Wallentin Hermann de buitengewone omstandigheid ‘onverwachte vliegveiligheidsproblemen’ nader ingevuld. Het Hof heeft geoordeeld dat technische mankementen kunnen worden beschouwd als onverwachte vliegveiligheidsproblemen. Aldus het Hof kunnen de omstandigheden die een dergelijk voorval vergezellen alleen dan als uitzonderlijk in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening worden aangemerkt, wanneer zij verband houden met een gebeurtenis die niet inherent is aan de normale uitoefening van de activiteit van de betrokken luchtvaartmaatschappij en de luchtvaartmaatschappij hierop geen invloed kan uitoefenen wegens de aard of de oorsprong van de gebeurtenis.
7. Het Hof heeft in r.o. 24 en 25 uiteengezet welke technische problemen inherent zijn aan de normale uitvoering van de activiteit van een luchtvaartmaatschappij. Het gaat om technische problemen die worden vastgesteld tijdens het onderhoud van luchtvaartuigen of die het gevolg zijn van onvolkomenheden bij een dergelijk onderhoud. Deze technische mankementen vormen aldus geen uitzonderlijke omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening.
8. Transavia heeft bij het pleidooi van 17 en 31 januari 2013 betoogd dat deze technische mankementen binnen de daadwerkelijke controle van de luchtvaartmaatschappij vallen. Volgens Transavia ligt dat anders met technische mankementen of een indicatie daarvan die zich voordoen tijdens de operatie (dat wil zeggen: een mankement of een indicatie daarvan dat zich voordoet nádat het toestel is vrijgegeven – released to service-). Transavia heeft betoogd dat zij ten onrechte wordt bestraft als zij compensatie moet betalen aan passagiers wier vlucht meer dan drie uur is vertraagd door een technisch mankement of een indicatie daarvan dat zich op dat (na release to service) moment heeft voorgedaan en waarvan Transavia wil (en moet) onderzoeken of sprake is van een luchtwaardig toestel en een veilige vlucht. Deze mankementen zijn, aldus Transavia, niet inherent aan, van nature innig verbonden met, noodzakelijk eigen aan, of zoals in de authentieke tekst van het arrest staat ‘nicht Teil der normalen Ausübung der Tätigkeit des betroffenes Luftfahrtunternehmens’. Ter onderbouwing van haar standpunt verwijst Transavia naar uitspraken van de Inspectie Leefomgeving en Transport en de Geschillencommissie Luchtvaart.
9. De passagier heeft, samengevat, betoogd dat de redenering van Transavia in strijd is met de tekst van artikel 5 lid 3 van de Verordening, het Wallentin Hermann arrest, het Sturgeon arrest, het Eglitis arrest en het Nelson arrest. Technische mankementen zijn, aldus de passagier, inherent aan de normale uitoefening van de activiteit van een luchtvaartmaatschappij. Een vliegtuig bestaat uit veel onderdelen en het is nu eenmaal een gegeven dat die onderdelen kapot kunnen gaan. Het gaat er niet om of Transavia de vluchtverstoring als gevolg van een technisch probleem had kunnen voorkomen. Eerst moet bepaald worden of sprake is van een buitengewone omstandigheid en eerst wanneer dat het geval is moet worden getoetst of de luchtvaartmaatschappij deze omstandigheid had kunnen voorkomen. Dat technische problemen zich voordoen komt, kort samengevat, aldus de passagier voor risico van Transavia.
10. De kantonrechter verwerpt het verweer van Transavia. Daartoe is het volgende redengevend. Het Hof heeft in het Wallentin Hermann arrest – op de inhoud waarvan het Hof in het Sturgeon en Nelson arrest niet is teruggekomen- bepaald dat problemen die worden vastgesteld tijdens het onderhoud van luchtvaartuigen of die het gevolg zijn van onvolkomenheden bij een dergelijk onderhoud, inherent zijn aan de normale uitoefening van de activiteit van een luchtvaartmaatschappij en (aldus) geen uitzonderlijke omstandigheden vormen als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening.
11. Het Hof heeft in het Wallentin Hermann arrest niet uiteengezet welke technische problemen ‘niet inherent’ zijn aan de normale uitoefening van de activiteit van de betrokken luchtvaartmaatschappij en op welke technische problemen de luchtvaartmaatschappij geen daadwerkelijke invloed kan uitoefenen. Naar het oordeel van de kantonrechter kan niet (a contrario) uit r.o. 25 worden afgeleid dat problemen die niet tijdens het onderhoud worden vastgesteld of die niet het gevolg zijn van onvolkomenheden bij een dergelijk onderhoud wel buitengewone omstandigheden vormen. Het Hof heeft in r.o. 26 slechts aangegeven dat ‘evenwel niet kan worden uitgesloten dat technische problemen uitzonderlijke omstandigheden vormen’ en het Hof heeft voorbeelden gegeven van wanneer dit het geval zou kunnen zijn, namelijk wanneer sprake is van verborgen fabricagefouten of luchtvaartuigen die werden beschadigd door sabotage of terrorisme.
12. Gelet op (a) de tekst van r.o. 26 van het Wallentin Hermann arrest -‘kan niet worden uitgesloten’-, (b) de aard van de door het Hof gegeven voorbeelden – het Hof noemt slechts van buitenkomende oorzaken – in samenhang met (c) de doelstelling van de Verordening, te weten een hoog niveau van consumentenbescherming, oordeelt de kantonrechter dat in zijn algemeenheid een technisch mankement of een indicatie daarvan, dat zich voordoet nadat het toestel is vrijgegeven –released to service– in beginsel moet worden beschouwd als inherent aan de normale uitoefening van de activiteit van de luchtvaartmaatschappij en aldus geen buitengewone omstandigheid oplevert. De kantonrechter komt mitsdien niet toe aan de beoordeling van de vraag of Transavia deze omstandigheid had kunnen voorkomen. Dat de Inspectie Leefomgeving en Transport en de Geschillencommissie Luchtvaart in uitspraken tot andere oordelen zijn gekomen, maakt het voorgaande niet anders.
13. De kantonrechter zal het Voorstel niet bij de beoordeling betrekken, omdat het nog slechts een voorstel is en het geenszins zeker is dat de voorgestelde tekst ook de definitieve tekst zal zijn.
14. Nu het beroep van Transavia op buitengewone omstandigheden faalt en Transavia tegen de primaire grondslag van de vordering voor het overige geen verweer heeft gevoerd, zal de vordering tot betaling van de hoofdsom worden toegewezen.
15. De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
16. Nu de passagier buitengerechtelijke werkzaamheden heeft verricht om betaling van haar vordering te verkrijgen, zullen de gevorderde buitengerechtelijke kosten worden toegewezen.
17. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
18. Transavia zal als de overwegend in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De gevorderde rente over de proceskosten zal worden toegewezen met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.
De beslissing
De kantonrechter:
- veroordeelt Transavia tot betaling aan de passagier van € 578,50 te vermeerderen met de wettelijke rente over € 400,00 vanaf 18 augustus 2009, en over € 178,50 vanaf 22 juni 2011, tot aan de dag van voldoening van (de deelbetalingen van) deze bedragen;
- veroordeelt Transavia tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagier tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd,
dagvaarding € 90,81
griffierecht € 207,00
salaris gemachtigde € 500,00
vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. Aardenburg en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.