ECLI:NL:RBNHO:2013:CA2359

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 juni 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
517682 \ CV EXPL 11-8536
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht door Transavia

In deze zaak vorderden twee passagiers compensatie van Transavia Airlines C.V. wegens langdurige vertraging van hun vlucht van Amsterdam naar Barcelona op 16 juni 2009. De passagiers hadden een vervoersovereenkomst met Transavia en eisten een schadevergoeding van € 500,00, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De vlucht, met vluchtnummer HV 5133, had een geplande aankomsttijd van 20:45 uur, maar het toestel kwam pas om 23:35 uur 'on blocks' aan in Barcelona. Transavia weigerde de compensatie te betalen en voerde aan dat de passagiers niet ontvankelijk waren omdat zij hun aanspraken aan EU Claim hadden overgedragen. Daarnaast stelde Transavia dat de vertraging minder dan 3 uur was en dat er sprake was van een buitengewone omstandigheid die de vertraging had veroorzaakt.

De kantonrechter oordeelde dat de passagiers de vordering zelf konden instellen, omdat er geen akte van cessie was overgelegd. De rechter bevestigde dat de vordering binnen de vervaltermijn van twee jaar was ingediend. Wat betreft de compensatie, oordeelde de kantonrechter dat de vertraging minder dan 3 uur was, waardoor de passagiers geen recht hadden op compensatie volgens de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. De rechter wees de vordering van de passagiers af en veroordeelde hen tot betaling van de proceskosten aan Transavia, inclusief een nasalaris voor eventuele nakosten.

Dit vonnis is uitgesproken door mr. W. Aardenburg op 11 juni 2013 in de Rechtbank Noord-Holland, afdeling Privaatrecht, sectie Kanton, locatie Haarlem.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton – locatie Haarlem
zaak/rolnr.: 517682 \ CV EXPL 11-8536
datum uitspraak: 11 juni 2013
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER
inzake
[2 passagiers]
te [woonplaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen de passagiers
gemachtigde E.S.A. Wiggers
tegen
de commanditaire vennootschap
TRANSAVIA AIRLINES C.V.
te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer
gedaagde
hierna te noemen Transavia
gemachtigde mr. M. Reevers
De verdere procedure
De kantonrechter verwijst naar het tussenvonnis van 27 december 2012, waarin Transavia geledenheid is geboden voor pleidooi. Bij pleidooi van 17 en 31 januari 2013 en 14 maart 2013 hebben partijen de zaak nader toegelicht. Partijen hebben stukken overgelegd.
De feiten
a. De passagiers hebben met Transavia een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan Transavia de passagiers zou vervoeren van Amsterdam naar Barcelona (Spanje) op 16 juni 2009 met vertrektijd 18:35 uur (lokale tijd) en aankomsttijd 20:45 uur (lokale tijd) en vluchtnummer HV 5133, hierna: de vlucht.
b. Het toestel is om 23:35 uur te Barcelona ‘on blocks’ gegaan, waarna de passagiers per bus naar de aankomsthal zijn vervoerd.
c. De passagiers hebben compensatie van Transavia gevorderd in verband met langdurige vertraging.
d. Transavia heeft geweigerd de passagiers te betalen.
De vordering
De passagiers vorderen dat Transavia bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 500,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 16 februari 2010 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 178,50 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en het Sturgeon arrest van 19 november 2009. De passagiers stellen dat Transavia vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00 per passagier.
Het verweer
Transavia betwist de vordering.
Transavia beroept zich primair op de niet ontvankelijkheid van de passagiers. Transavia voert daartoe aan dat de passagiers de bevoegdheid om op eigen naam tegen Transavia te procederen hebben prijsgegeven door mogelijke aanspraken jegens Transavia over te dragen aan EU Claim. Voorts voert Transavia aan dat de passagiers geen aanspraak meer op compensatie toekomt omdat zij niet binnen bekwame tijd hebben geklaagd.
Subsidiair voert Transavia aan dat de vlucht 2 uur en 50 minuten was vertraagd, zodat de passagiers geen recht hebben op compensatie wegens langdurige vertraging van hun vlucht.
Meer Subsidiair voert Transavia aan dat de vordering dient te worden afgewezen omdat – kort samengevat – er sprake is van vertraging en er dan geen aanspraak bestaat op compensatie. Daarnaast voert Transavia aan dat de datum van onderhavige vlucht vóór het Sturgeon arrest is gelegen en zij derhalve geen compensatie verschuldigd is.
Ten slotte beroept Transavia zich op een buitengewone omstandigheid die zij ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet kon voorkomen. Voor vertrek naar Amsterdam is geconstateerd dat een paneel van een passagiersstoel was verwijderd. Omdat bij die stoel tevens een bitje is gevonden, viel niet uit te sluiten dat iets achter het paneel was geplaatst. Alvorens te vertrekken diende daarom eerst een ‘bombsearch’ te worden uitgevoerd. De vertraging is aldus veroorzaakt door een beveiligingsprobleem, wat in overweging 14 van de Verordening met name wordt genoemd als een buitengewone omstandigheid.
De beoordeling
1. Het enkele feit dat de passagiers aan EUclaim B.V. een volmacht hebben gegeven om de vordering namens hen te innen, betekent niet dat de eigendom van het vorderingsrecht aan EUclaim B.V. is overgedragen. Daarvoor is immers een akte van cessie vereist, en het bestaan daarvan is gesteld noch gebleken. De passagiers kunnen de vordering in rechte dan ook uitsluitend zelf instellen, zodat het verweer van Transavia op niet ontvankelijkheid faalt.
2. Aangezien partijen een vervoersovereenkomst hebben gesloten in de zin van artikel 8:1390 BW, is de in artikel 8:1835 BW opgenomen vervaltermijn van twee jaar van toepassing. Deze vervaltermijn geldt immers voor iedere vordering ter zake van een overeenkomst van luchtvervoer en vangt aan op de dag volgend op de dag van aankomst van het luchtvaartuig ter bestemming, op de dag, waarop het luchtvaartuig had moeten aankomen of de dag waarop het luchtvervoer wordt onderbroken. De onderhavige vorderingen zijn binnen deze termijn ingesteld, zodat het beroep van Transavia op overschrijding van de klachttermijn van twee jaar wordt verworpen.
3. Uit de beantwoording van de prejudiciële vragen (het arrest van het Hof van 23 oktober 2012 in de gevoegde zaken C-581/10 (Nelson – Lufthansa) en C-629/10 (TUI c.s. – Civil Aviation Authority) volgt –kort samengevat– dat het Sturgeon-arrest als geldend recht dient te worden beschouwd, zodat de passagiers ook bij vertraging van een zekere duur recht op compensatie kunnen hebben. Het Hof heeft bij genoemd arrest overwogen (rechtsoverweging 94) dat de werking van het Sturgeon arrest niet in tijd behoeft te worden beperkt. Hieruit volgt dat ook passagiers van langdurig vertraagde vluchten die vóór het Sturgeon arrest zijn uitgevoerd, recht op compensatie kunnen hebben.
4. Bij het bepalen van de duur van de vertraging hanteert de kantonrechter voor wat betreft de aankomsttijd het tijdstip dat het toestel ‘on blocks’ is. Vanaf dat moment is het vliegtuig tot stilstand gekomen en moet de vlucht derhalve als beëindigd worden beschouwd. Uit het Air Flight Log volgt dat het ‘on blocks’ tijdstip in het voorliggende geval 23:35 uur is. Afgezet tegen de geplande aankomsttijd oordeelt de kantonrechter dat de vertraging minder dan 3 uur bedraagt, zodat het verweer van Transavia slaagt.
5. De vordering van de passagiers zal worden afgewezen. De passagiers zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Daarbij worden de passagiers ook veroordeeld tot betaling van € 50,00 aan nasalaris voor zover daadwerkelijk nakosten door de eisende partij worden gemaakt.
De beslissing
De kantonrechter:
- wijst de vordering af;
- veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten die aan de kant van Transavia tot en met vandaag worden begroot op € 500,00 aan salaris gemachtigde;
- veroordeelt de passagiers tot betaling van € 50,00 aan nasalaris voor zover daadwerkelijk nakosten door Transavia worden gemaakt;
- verklaart dit vonnis in zoverre uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. Aardenburg en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.