RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton – locatie Haarlem
zaak/rolnr.: 558125 CV EXPL 12-6639
datum uitspraak: 7 mei 2013
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER
1. [A.] te [woonplaats]
2. [B.] te [woonplaats]
3. [C.], pro se en in hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger voor haar minderjarige kind [D.] te [woonplaats]
4. [E.] te [woonplaats]
5. [F.] te [woonplaats]
6. [G.] te [woonplaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen de passagiers
gemachtigde E.S.A. Wiggers
de commanditaire vennootschap
TRANSAVIA AIRLINES C.V.
te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer
gedaagde
hierna te noemen Transavia
gemachtigde mr. M. E. Futselaar
De procedure
De passagiers hebben Transavia gedagvaard op 26 maart 2012. Transavia heeft schriftelijk geantwoord. De passagiers hebben daarop schriftelijk gereageerd, waarna Transavia nog een schriftelijke reactie heeft gegeven. Partijen hebben hun standpunten bij pleidooi van 17 en 31 januari en 14 maart 2013 nader toegelicht. Partijen hebben pleitnotities overgelegd.
De feiten
a. De passagiers hebben met Transavia een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan Transavia de passagiers zou vervoeren van La Palma naar Amsterdam op 2 april 2010 met vertrektijd 10.30 uur (lokale tijd) en aankomsttijd 15.55 uur (lokale tijd) en vluchtnummer HV630 hierna: de vlucht.
b. De vlucht heeft een vertraging van 22 uur en 35 minuten opgelopen.
c. De passagiers hebben bij brief van 6 augustus 2010 compensatie van Transavia gevorderd in verband met voornoemde vertraging ten bedrage van in totaal € 2.800,00.
d. Transavia heeft geweigerd dit bedrag te betalen.
e. In een trip report van 2 april 2010 van een vlucht met vluchtnummer HV629 staat het volgende: ‘arriving at TFS we called ops for a new flight plan and block fuel. Due to miscommunication aircraft was uplifted to 10.7 instead of 4.7 so we would be above max landing weight at spc. We decided to defuel 3800 liters. Fuel would be reused so there were no additional costs except defueling costs. We had to wait 2 hrs for the fuel truck and it apeared that there was the need for a “service tire & oil check” so maintenance had to come. We waited for 4½ hours for weather improvement and then continued to spc. The delay was caused by the weather and not due to the defueling.’
De vordering
De passagiers vorderen dat Transavia bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 2.8200,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 2 april 2010 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 535,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en het Sturgeon arrest van 19 november 2009. De passagiers stellen dat Transavia vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,00 per passagier.
Het verweer
Transavia betwist de vordering. Transavia beroept zich primair op de niet ontvankelijkheid van de passagiers. Transavia voert daartoe aan dat de passagiers de bevoegdheid om op eigen naam tegen Transavia te procederen hebben prijsgegeven door mogelijke aanspraken jegens de passagiers over te dragen aan EU Claim. Transavia beroept zich verder op niet ontvankelijkheid van passagier sub 3. Transavia voert daartoe aan dat bij gebreke van een rechterlijke machtiging deze passagier niet bevoegd is om namens haar minderjarige kind deze procedure te voeren. Transavia voert tot slot ten aanzien van de niet-ontvankelijkheid aan dat de passagiers geen aanspraak meer op compensatie toekomt omdat de passagiers niet binnen bekwame tijd hebben geklaagd.
Subsidiair voert Transavia aan dat de vordering dient te worden afgewezen omdat – kort samengevat – er sprake is van vertraging en er dan geen aanspraak bestaat op compensatie.
Meer subsidiair beroept Transavia zich op buitengewone omstandigheden ex artikel 5 lid 3 van de Verordening. Ter onderbouwing van haar standpunt voert zij aan dat de voorafgaande vlucht (HV629) tijdig en probleemloos vanuit Amsterdam naar La Palma is vertrokken. Bij de nadering van La Palma moest evenwel worden uitgeweken vanwege de verslechterde weersomstandigheden op La Palma. De piloot had onvoldoende zicht om het toestel veilig aan de grond te zetten; daardoor is het toestel uitgeweken naar Tenerife. Het vliegtuig heeft op Tenerife 4,5 uur moeten wachten, voordat het alsnog naar La Palma kon vertrekken. Transavia heeft haar standpunt onderbouwd met het Aircraft Flight Log, verschillende Metears, de Approach Chart NDB 01 en een Trip Report. De vertraging van 4,5 uur is verder opgelopen omdat er ten onrechte te veel brandstof werd getankt op Tenerife; een gedeelte van de brandstof moest uit het vliegtuig gehaald worden en er heeft nog een servicecheck plaatsgevonden. Omdat het vliegtuig te laat aankwam op La Palma is de terugvlucht ook met vertraging uitgevoerd.
De beoordeling
1. Het enkele feit dat de passagiers aan EUclaim B.V. een volmacht hebben gegeven om de vordering namens hen te innen, betekent niet dat de eigendom van het vorderingsrecht aan EUclaim B.V. is overgedragen. Daarvoor is immers een akte van cessie vereist, en het bestaan daarvan is gesteld noch gebleken. De passagiers kunnen de vordering in rechte dan ook uitsluitend zelf instellen, zodat het verweer van Transavia op niet ontvankelijkheid faalt.
2. Het beroep op de niet ontvankelijkheid vanwege het ontbreken van de machtiging wordt verworpen, omdat de passagier de beschikking d.d. 5 april 2012 van de kantonrechter te Amsterdam in het geding heeft gebracht met een machtiging van [C.] om namens haar minderjarige kind deze procedure te voeren.
3. Aangezien partijen een vervoersovereenkomst hebben gesloten in de zin van artikel 8:1390 BW, is de in artikel 8:1835 BW opgenomen vervaltermijn van twee jaar van toepassing. Deze vervaltermijn geldt immers voor iedere vordering ter zake van een overeenkomst van luchtvervoer en vangt aan op de dag volgend op de dag van aankomst van het luchtvaarttuig ter bestemming, op de dag, waarop het luchtvaartuig had moeten aankomen of de dag waarop het luchtvervoer wordt onderbroken. De onderhavige vorderingen zijn binnen deze termijn ingesteld, zodat het beroep van Transavia op overschrijding van de klachttermijn van twee jaar wordt verworpen.
4. Uit de beantwoording van de prejudiciële vragen (het arrest van het Hof van 23 oktober 2012 in de gevoegde zaken C-581/10 (Nelson – Lufthansa) en C-629/10 (TUI c.s. – Civil Aviation Authority) volgt –kort samengevat– dat het Sturgeon-arrest als geldend recht dient te worden beschouwd, zodat de passagiers ook bij vertraging van een zekere duur recht op compensatie kunnen hebben, tenzij sprake is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in paragraaf 14 van de Verordening.
5. Ten aanzien van het beroep van Transavia op buitengewone omstandigheden overweegt de kantonrechter als volgt. In de considerans van de Verordening heeft de gemeenschapswetgever erop gewezen dat dergelijke omstandigheden zich met name kunnen voordoen in geval van politieke onstabiliteit, weersomstandigheden die uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen, beveiligingsproblemen, onverwachte vliegveiligheidsproblemen en stakingen die gevolgen hebben voor de vluchtuitvoering van de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert. Op grond van artikel 5 lid 3 van de Verordening is de luchtvaartmaatschappij niet verplicht compensatie als bedoeld in artikel 7 te betalen, indien zij kan aantonen dat de annulering of vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden.
6. Het Europese Hof heeft in zijn arrest Wallentin-Hermann van 22 december 2008 in rechtsoverweging 40 overwogen dat, aangezien niet alle buitengewone omstandigheden aanleiding geven tot vrijstelling, de luchtvaartmaatschappij die zich op dergelijke omstandigheden beroept bovendien moet aantonen dat de genoemde omstandigheden hoe dan ook niet voorkomen hadden kunnen worden door het treffen van aan de situatie aangepaste maatregelen, dat wil zeggen maatregelen die op het tijdstip van de buitengewone omstandigheden met name voldoen aan voor de betrokken luchtvaartmaatschappij aanvaardbare technische en economische voorwaarden. In rechtsoverweging 41 heeft het Hof overwogen dat de vervoerder dient aan te tonen dat hij zelfs met inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen kennelijk niet had kunnen vermijden – behoudens indien hij op het relevante tijdstip onaanvaardbare offers uit het oogpunt van de mogelijkheden van zijn onderneming had gebracht – dat de buitengewone omstandigheden waarmee hij werd geconfronteerd tot annulering – en na het Sturgeonarrest – tot langdurige vertraging van de vlucht leidden.
7. Transavia heeft aangevoerd dat slechte weersomstandigheden de gezagvoerder hebben genoodzaakt te beslissen uit te wijken naar Tenerife. Daar heeft het vliegtuig 4,5 uur moeten wachten op weersverbetering, voordat het toestel alsnog naar La Palma kon vertrekken. Daartegenover hebben de passagiers gesteld dat andere maatschappijen (Air Berlin, Condor en Iberia) ervoor hebben gekozen niet te vertrekken naar La Palma en dat deze vluchten met een geringe vertraging op La Palma zijn uitgevoerd. Volgens de passagiers is de vertraging van meer dan 3 uur ontstaan doordat op de luchthaven van Tenerife te veel brandstof is getankt waardoor het toestel te zwaar was om op La Palma te landen en het toestel eerst ‘gedefueled’ moest worden. Daarna ontstond er, aldus de passagiers, ook nog een technisch probleem waardoor de vertraging nog verder opliep. De passagiers verwijzen voor de onderbouwing van hun standpunt naar het Trip Report (vgl. de feiten sub e.).
8. De stelling van (de gezagvoerder van) Transavia zoals die blijkt uit het Trip Report dat 4,5 uur gewacht is op weersverbeteringen, hebben de passagiers weersproken door te stellen dat het ‘na een uur immers weer mogelijk was om te landen’. De passagiers verwijzen naar een uitdraai uit Lennoc, waaruit zou blijken dat andere vliegmaatschappijen wel zonder noemenswaardige vertraging op La Palma zijn geland.
9. Met Transavia is de kantonrechter van oordeel dat het besluit van de gezagvoerder van Transavia om op vlucht HV629 uit te wijken naar Tenerife of om niet te vertrekken naar La Palma, slechts marginaal kan worden getoetst. Gelet op de overgelegde rapportages komt de kantonrechter die beslissing niet onredelijk voor. De kantonrechter houdt het er eveneens voor dat de gezagvoerder van Transavia op Tenerife 4,5 uur heeft gewacht op weersverbeteringen. Dat gezagvoerders van andere luchtvaartmaatschappijen, die overigens vanaf andere vertreklocaties met andere vertrek- en aankomsttijden, blijkbaar wel op La Palma zijn geland, maakt het voorgaande niet anders. Daar komt nog bij dat het niet vaststaat dat de vertraging als gevolg van het wachten op de fueltruck, de tire en oil check en het defuelen –welke omstandigheden niet als buitengewone omstandigheden kwalificeren- meer dan 3 uur heeft bedragen. Onweersproken is immers dat het wachten op de fuel truck 2 uur heeft geduurd, dat uit het Aircraft Flight Log blijkt dat de tire & oil check 15 minuten in beslag heeft genomen en dat niet bekend is hoe lang het defuelen zelf heeft geduurd.
10. Met Transavia is de kantonrechter aldus van oordeel dat op de voorafgaande vlucht sprake is van buitengewone (weers)omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet konden worden voorkomen. De vertraging van de voorafgaande vlucht is het gevolg geweest van die buitengewone omstandigheden en Transavia heeft de vertraging met inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen kennelijk niet kunnen vermijden. Vervolgens ligt de vraag voor of deze bijzondere omstandigheden ‘doorwerken’ op de terugvlucht, de vlucht in de onderhavige zaak.
11. Anders dan Transavia is de kantonrechter van oordeel dat deze bijzondere omstandigheid niet doorwerkt op (de) volgende vlucht(en). In overweging 14 van de Verordening, waarin voorbeelden worden gegeven van bijzondere omstandigheden, wordt immers expliciet gesproken over ‘weersomstandigheden die uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen’. De woorden ‘in kwestie’ worden bij de andere voorbeelden, politieke onstabiliteit, beveiligingsproblemen, onverwachte vliegveiligheidsproblemen en stakingen, niet vermeld. Op grond van de tekst van de Verordening verwerpt de kantonrechter het beroep van Transavia op buitengewone omstandigheden. De terugvlucht van La Palma naar Amsterdam kan immers niet als (onderdeel van) ‘de vlucht in kwestie’ worden beschouwd.
12. Gelet op de duur van de vertraging van de vlucht zal de hoofdsom worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
13. De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. Transavia heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. Niet gesteld of gebleken is dat de door de passagiers verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten moet daarom worden afgewezen.
14. Transavia zal als de overwegend in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De gevorderde rente over de toe te wijzen proceskosten is niet toewijsbaar, nu Transavia ten aanzien van deze kosten thans nog niet in verzuim is, zodat aan de eisen van art. 6:119 BW niet is voldaan. De gevorderde rente over de proceskosten zal evenwel worden toegewezen met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.
De beslissing
De kantonrechter:
- veroordeelt Transavia tot betaling aan de passagiers van € 2.800,00 te vermeerderen met de wettelijke rente over € 2.800,00 vanaf 2 april 2010, tot aan de dag van voldoening van (de deelbetalingen van) dit bedrag;
- veroordeelt Transavia tot betaling van de proceskosten, die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd,
dagvaarding € 90,64
griffierecht € 207,00
salaris gemachtigde € 875,00
vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. Aardenburg en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum.