Op 15 augustus 2014 diende verzoekster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. R.F. Bakker, een verzoekschrift in bij de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar. Dit verzoekschrift was gericht op het verkrijgen van een schadevergoeding van de Staat, ter compensatie van de schade die verzoekster zou hebben geleden door ten onrechte ondergane vervangende hechtenis. De officier van justitie had geconcludeerd tot inwilliging van het verzoek, waarbij verzoekster een schadevergoeding van € 255,- voor de ondergane hechtenis en € 280,- voor de kosten van juridische bijstand verzocht.
De rechtbank beoordeelde de zaak en stelde vast dat verzoekster op 8 februari 2013 door de politierechter was veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, welke was omgezet in 30 dagen hechtenis. Op 13 juni 2014 werd verzoekster door het Openbaar Ministerie geïnformeerd dat de taakstraf was omgezet in vervangende hechtenis, omdat zij de taakstraf niet had uitgevoerd. Verzoekster maakte hiertegen bezwaar, wat op 28 juli 2014 werd gegrond verklaard door de politierechter. Desondanks werd verzoekster op 30 juli 2014 aangehouden voor de vervangende hechtenis, maar op 1 augustus 2014 werd zij vrijgelaten na het vaststellen van een misverstand.
De rechtbank oordeelde dat artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering geen grondslag bood voor de gevraagde schadevergoeding, aangezien dit artikel enkel betrekking heeft op schade door voorlopige hechtenis en klinische observatie. Echter, de rechtbank besloot om, analoog aan artikel 14l van het Wetboek van Strafrecht, toch een schadevergoeding toe te kennen. De schadevergoeding bestond uit het in mindering brengen van de tijd die verzoekster in vervangende hechtenis had doorgebracht, waarbij de rechtbank de gebruikelijke maatstaf hanteerde van 1 dag detentie gelijk aan 2 uur taakstraf.
In de beslissing werd verzoekster een vermindering van zes uren op de nog te verrichten taakstraf toegekend, evenals een vergoeding van € 280,- voor de kosten van haar raadsman. De rechtbank wees het overige verzoek af. De beschikking werd uitgesproken door mr. L.J. Saarloos in aanwezigheid van griffier mr. M. van Randeraat op 27 oktober 2014.