ECLI:NL:RBNHO:2014:1011
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- G. Guinau
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag bijstandsuitkering door alleenstaande jongere
In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 11 februari 2014 uitspraak gedaan in een beroep tegen het niet tijdig beslissen op een aanvraag om bijstandsuitkering op grond van de Wet Werk en Bijstand (WWB). Eiser, een alleenstaande jongere onder de 27 jaar, had op 10 oktober 2013 een aanvraag ingediend, maar de rechtbank oordeelde dat er geen aanvraag tot stand was gekomen. Dit was gebaseerd op artikel 41, vierde lid, van de WWB, dat bepaalt dat een aanvraag voor bijstand niet eerder kan worden ingediend dan vier weken na de melding bij de gemeente. Eiser had niet voldaan aan deze termijn, waardoor de rechtbank concludeerde dat verweerder niet in gebreke was om tijdig te beslissen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser geen vaste woon- of verblijfplaats had en dat hij op 10 oktober 2013 een brief had gestuurd met als onderwerp 'Aanvraag WWB, voorschot wegens broodnood & postadres'. Tijdens een afspraak op 17 oktober 2013 was eiser geïnformeerd over de voorwaarden waaraan hij moest voldoen, waaronder het indienen van een digitale aanvraag binnen een bepaalde termijn. Eiser heeft echter geen digitale aanvraag ingediend en heeft pas op 16 december 2013 verweerder schriftelijk in gebreke gesteld.
De rechtbank heeft in haar overwegingen de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de WWB besproken. Op basis van deze bepalingen concludeerde de rechtbank dat er geen rechtsgrond was voor het beroep wegens niet tijdig beslissen, omdat de aanvraag niet tijdig was ingediend. De rechtbank verklaarde het beroep dan ook niet-ontvankelijk en er werd geen proceskostenveroordeling uitgesproken. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak.