In deze zaak gaat het om een geschil tussen twee bandleden over de financiële afrekening van de resultaten van hun muziekband. De eiser, die samen met andere bandleden in de band heeft gespeeld, vordert een bedrag van € 2.674,91, alsmede andere kosten, van de gedaagde. De eiser stelt dat het kassaldo van de band, dat gezamenlijk door de bandleden is verdiend, aan hen gezamenlijk toekomt. De gedaagde daarentegen betwist dit en stelt dat de band een project was dat door hem alleen werd geleid, waarbij de andere bandleden als ingehuurde muzikanten fungeerden.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen schriftelijke overeenkomst is tussen de bandleden, waardoor de verdeling van het kassaldo aan de hand van de relevante omstandigheden en gedragingen van de betrokkenen moet worden beoordeeld. De rechter oordeelt dat het kassaldo inderdaad aan de bandleden gezamenlijk toekomt, op basis van de samenwerking en de wijze waarop de bandleden met elkaar omgingen. De rechter wijst erop dat de gedaagde zich meerdere keren genoodzaakt heeft gezien om de overige bandleden te informeren over de financiële situatie van de band en dat er toestemming is gevraagd voor bepaalde uitgaven.
De rechter concludeert dat de eiser recht heeft op een deel van het kassaldo, maar dat de exacte hoogte van het te verdelen saldo nog moet worden vastgesteld. De vordering van de eiser tot betaling van € 2.674,91 wordt toegewezen, maar de vordering tot betaling van € 1.500,00 voor het gebruik van een promovideo wordt afgewezen. De gedaagde wordt veroordeeld tot betaling van € 250,00 aan buitengerechtelijke kosten. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is uitgesproken op 19 maart 2014.