ECLI:NL:RBNHO:2014:10520

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
19 maart 2014
Publicatiedatum
7 november 2014
Zaaknummer
437609
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over de financiële afrekening van de resultaten van een muziekband

In deze zaak gaat het om een geschil tussen twee bandleden over de financiële afrekening van de resultaten van hun muziekband. De eiser, die samen met andere bandleden in de band heeft gespeeld, vordert een bedrag van € 2.674,91, alsmede andere kosten, van de gedaagde. De eiser stelt dat het kassaldo van de band, dat gezamenlijk door de bandleden is verdiend, aan hen gezamenlijk toekomt. De gedaagde daarentegen betwist dit en stelt dat de band een project was dat door hem alleen werd geleid, waarbij de andere bandleden als ingehuurde muzikanten fungeerden.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen schriftelijke overeenkomst is tussen de bandleden, waardoor de verdeling van het kassaldo aan de hand van de relevante omstandigheden en gedragingen van de betrokkenen moet worden beoordeeld. De rechter oordeelt dat het kassaldo inderdaad aan de bandleden gezamenlijk toekomt, op basis van de samenwerking en de wijze waarop de bandleden met elkaar omgingen. De rechter wijst erop dat de gedaagde zich meerdere keren genoodzaakt heeft gezien om de overige bandleden te informeren over de financiële situatie van de band en dat er toestemming is gevraagd voor bepaalde uitgaven.

De rechter concludeert dat de eiser recht heeft op een deel van het kassaldo, maar dat de exacte hoogte van het te verdelen saldo nog moet worden vastgesteld. De vordering van de eiser tot betaling van € 2.674,91 wordt toegewezen, maar de vordering tot betaling van € 1.500,00 voor het gebruik van een promovideo wordt afgewezen. De gedaagde wordt veroordeeld tot betaling van € 250,00 aan buitengerechtelijke kosten. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is uitgesproken op 19 maart 2014.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Alkmaar
zaak/rolnr.: 437609 \ CV EXPL 13-1794 WD
Uitspraakdatum: 19 maart 2014
Vonnis in de zaak van:
[naam eiser], wonende te [woonplaats eiser],
eisende partij,
verder ook te noemen: [eiser],
gemachtigde: DAS,
tegen
[naam gedaagde], wonende te [woonplaats gedaagde],
gedaagde partij,
verder ook te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: mr. M.R. Ploeger.

1.Het procesverloop

[eiser] heeft een vordering ingesteld, zoals omschreven in de dagvaarding d.d. 4 maart 2013.
[gedaagde] heeft bij antwoord verweer gevoerd.
Vervolgens is gediend van re- en dupliek.
Daarna heeft de kantonrechter een comparitie gelast, die is gehouden op 19 februari 2014, in aanwezigheid van partijen en hun gemachtigden.
Voorafgaande aan de comparitie hebben partijen nog aanvullende producties ingediend.
Van deze comparitie heeft de griffier aantekeningen gehouden.
De inhoud van de processtukken geldt als hier ingelast.
Ten slotte is heden uitspraak bepaald.

2.De vaststaande feiten

2.1.
Partijen hebben vanaf januari 2004 met anderen samengewerkt in de muziekband [X], voorheen genaamd [Y]. Ten behoeve van de samenwerking is geen schriftelijke overeenkomst opgemaakt.
2.2.
Vanaf medio april 2012 heeft [eiser] er bij [gedaagde] op aangedrongen dat [gedaagde] zou overgaan tot de financiële afwikkeling van de band.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert dat de kantonrechter bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad [gedaagde] veroordeelt tot betaling van:
(i) een bedrag ad € 2.674,91;
(ii) een bedrag van € 1.500,00;
(iii) de wettelijke rente vanaf 5 juli 2012 tot aan de dag der algehele voldoening;
(iii) de buitengerechtelijke kosten ad € 542,50:
(iv) de kosten van deze procedure.
3.2.
[eiser] voert daartoe, kort gezegd, als volgt aan.
De inhoud van de kas van de band is door de bandleden gezamenlijk verdiend en komt de bandleden dan ook gezamenlijk toe. Nu uit de door [gedaagde] aan [eiser] ter beschikking gestelde stukken blijkt dat het kassaldo over 2010 € 13.374,59 bedraagt, heeft [eiser] aanspraak op uitbetaling van 1/5 deel daarvan, derhalve € 2.674,91. [gedaagde] weigert desondanks tot betaling over te gaan.
Voorts heeft [gedaagde] zonder toestemming van [eiser] gebruik gemaakt van een door [eiser] gemaakte promovideo. Nu [gedaagde] niet heeft gereageerd op een sommatie van [eiser] om dit gebruik te staken, heeft [eiser] [gedaagde] een factuur van €1.500,00 verzonden. [gedaagde] weigert dit bedrag aan [eiser] te betalen.
Gelet op de wanbetaling van [gedaagde] is [gedaagde] naast voormelde bedragen gehouden om aan [eiser] te vergoeden de wettelijke rente en de buitengerechtelijke kosten van € 542,50, aldus [eiser].
3.3.
[gedaagde] voert verweer op, kort gezegd, de navolgende gronden.
Van een aan de gezamenlijke bandleden toekomend kassaldo is geen sprake. De band is een project geweest van [gedaagde] alleen. De andere bandleden, waaronder [eiser], werden door [gedaagde] steeds ingehuurd voor optredens of besprekingen, waarvoor [eiser] de afzonderlijke bandleden heeft betaald door middel van verloning dan wel door middel van het betalen van facturen. Financiële toetreding door de andere bandleden heeft nimmer plaatsgevonden, omdat zij zich niet in konden kopen.
Voor zover [eiser] recht heeft op een deel van het kassaldo, mag er niet aan voorbij worden gegaan dat het kassaldo in 2004, het moment van de start van de betrokkenheid van [eiser], € 10.000,00 bedroeg.
Voorts dient er acht op te worden geslagen dat de waarde van de band in de loop van de jaren sterk is verminderd.
[gedaagde] heeft diverse bedragen in de band geïnvesteerd.
[eiser] heeft bij herhaling een negatieve bijdrage geleverd aan (het functioneren van) de band, dit alles aldus [gedaagde].
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De grote vraag die partijen verdeeld houdt, is of het kassaldo toekomt aan de gezamenlijke bandleden of uitsluitend aan [gedaagde]. Nu partijen hun samenwerking niet hebben geregeld in een schriftelijke overeenkomst dient dit te worden vastgesteld aan de hand van de relevante omstandigheden van het geval, alsmede aan de hand van de gedragingen en verklaringen van alle betrokkenen.
4.2.
In het licht van het voorgaande is de kantonrechter met [eiser] van oordeel dat het kassaldo van de band aan de bandleden gezamenlijk toekomt. Dit valt in voldoende mate af te leiden uit de wijze waarop partijen onderling met elkaar hebben samengewerkt en zich naar buiten toe hebben gepresenteerd.
Niet alleen heeft [gedaagde] zich genoodzaakt gezien de overige bandleden verschillende malen te informeren over de inkomsten en uitgaven, maar is ook komen vast te staan dat [gedaagde] verschillende malen aan de overige bandleden toestemming heeft gevraagd om bepaalde kosten (telefoonkosten/ kosten drumstel) uit de kas te kunnen voldoen en dat [gedaagde] zich daaraan heeft geconformeerd in geval de bandleden hun toestemming onthielden (drumstel).
Daarnaast is de band op 1 oktober 2009 een samenwerkingsovereenkomst met Corbeau Music & Management BV aangegaan. Uit de inhoud van de overeenkomst en het feit dat deze overeenkomst door alle bandleden is ondertekend, valt af te leiden dat ieders instemming vereist was voor de toedeling van een bepaald percentage van de inkomsten aan Corbeau.
4.3.
Het voornaamste tegenargument van [gedaagde] vormt de omstandigheid dat de overige bandleden zich voor optredens en managementvergaderingen lieten verlonen of facturen hebben verzonden. Hieraan kan echter geen doorslaggevende betekenis worden toegekend. Deze werkwijze staat niet in de weg aan de gezamenlijke gerechtigheid op het, na aftrek van alle kosten en voorlopige uitkering aan de bandleden op basis van facturatie/ verloning resterend, kassaldo.
4.4.
Uitgangspunt is derhalve dat ieder bandlid in beginsel recht heeft op een gelijk deel van het na aftrek van alle kosten e.d. resterend saldo. Dit ongeacht de (vermindering van) de waarde van de band. Voorts rijst de vraag in hoeverre het voorgaande ertoe leidt dat [gedaagde] dient te worden veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag van € 2.674,91. De kantonrechter oordeelt als volgt.
4.5.
Nu het kassaldo toebehoort aan de gezamenlijke bandleden is sprake van een gemeenschap als bedoeld in artikel 3:166 BW met de afzonderlijke bandleden als deelgenoten. Nu de samenwerking binnen de band is geëindigd ligt in de rede dat de bandleden gezamenlijk en in onderling overleg overgaan tot verdeling. Genoegzaam gebleken is dat zij niet in staat zijn geweest onderling de noodzakelijke overeenstemming te bereiken, reden waarom [eiser] zich tot de kantonrechter heeft gewend met onderhavige vordering.
4.6.
Gezien het voorgaande kan de vordering niet goed anders worden begrepen dan dat beoogd wordt dat de kantonrechter
tussen partijende wijze van verdeling (zie 3:185.3 BW) gelast, door middel van een uitkering door [gedaagde] ten behoeve van [eiser] van een bedrag van € 2.674,91. Kenmerkende omstandigheid is dat niet alle deelgenoten in dit geding zijn betrokken. Nu het kassaldo naar zijn aard niet ondeelbaar is, staat deze omstandigheid op zichzelf niet per se aan de vordering in de weg. Wel noopt dit de kantonrechter tot de nodige voorzichtigheid, omdat een beslissing in dit geding niet mag leiden tot benadeling van de rechtspositie van de overige deelgenoten.
4.7.
De hoogte van het te verdelen saldo dient te worden begroot aan de hand van een te bepalen peildatum. Over de precieze datum hebben partijen zich niet voldoende specifiek uitgelaten, maar duidelijk is dat deze ligt na 2010. De hoogte van de aan [eiser] te verstrekken uitkering kan om die reden dan ook niet worden herleid aan de hand van het bij hem bekende kassaldo d.d. ultimo 2010 van € 13.374,59.
Geen rekening behoeft te worden gehouden met het in 2004 (voor toetreding van [eiser]) bestaande kassaldo van € 10.000,00. Immers, [eiser] heeft bij repliek gemotiveerd gesteld dat het saldo per eind 2006/ begin 2007 administratief op nihil moest worden vastgesteld, hetgeen [gedaagde] niet althans onvoldoende gemotiveerd heeft betwist.
4.8.
Partijen stellen over en weer in de band te hebben geïnvesteerd.
In beginsel dienen investeringen die ten laste van een deelgenoot (bandlid) persoonlijk zijn gekomen in de verdeling te worden betrokken. Hierbij dient onderscheid te worden gemaakt in investeringen ten behoeve van de band en investeringen ten behoeve van privéactiviteiten. Niet onmogelijk is dat een bepaalde investering deels aan de band en deels aan een privéactiviteit moet worden toegerekend. Voorts moeten partijen de mogelijkheid in ogenschouw nemen dat verschillende goederen waarin is geïnvesteerd na het feitelijk uiteengaan door de afzonderlijke bandleden onder zich zijn genomen, zodat ook rekening moet worden gehouden met de waarde van deze goederen op de datum van de feitelijke beëindiging van de samenwerking.
4.9.
Dit alles kan en behoeft in deze procedure, gelet op de vordering zoals deze thans voorligt, niet te worden vastgesteld. Zo is niets bekend over eventuele investeringen van andere bandleden. Van de door partijen gestelde investeringen is voorts niet duidelijk in hoeverre deze zijn gedaan voor eind 2006/ begin 2007, de datum waarop partijen hun samenwerking “administratief op nul” hebben gezet.
4.10.
Al het voorgaande leidt tot na te melden beslissing. Hetgeen [gedaagde] heeft aangevoerd over de negatieve bijdrage van [eiser], leidt niet tot een ander oordeel.
4.11.
Nu tot een definitieve begroting niet kan worden gekomen, is ongegrond de stelling dat [gedaagde] in verzuim is en [eiser] om die reden recht heeft op vergoeding van wettelijke rente. De vordering tot betaling daarvan ligt voor afwijzing.
4.12.
De vordering tot betaling van € 1.500,00 ligt voor afwijzing gereed. Dat [gedaagde] niet tijdig heeft voldaan aan het verzoek van [eiser] om de promovideo van de website te verwijderen, levert niet zonder meer op een grondslag uit hoofde waarvan [gedaagde] betaling van dit bedrag aan [eiser] is verschuldigd. Gesteld noch gebleken is namelijk dat partijen een dergelijke vergoeding voor de vertoon van de video zijn overeengekomen.
4.13.
De buitengerechtelijke kosten zal de kantonrechter in redelijkheid begroten op
€ 250,00.
4.14.
Nu partijen over en weer in het ongelijk zijn gesteld, zullen de proceskosten tussen partijen worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
Veroordeelt [gedaagde] om in het kader van de verdeling van het kassaldo aan [eiser] te betalen 1/5 deel van het op een nader te bepalen peildatum bestaand kassaldo na verrekening van de door de afzonderlijke bandleden gedane investeringen met inachtneming van het bepaalde in 4.8.
Veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen € 250,00 aan buitengerechtelijke kosten.
Verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Compenseert de kosten van dit geding zodat iedere partij de eigen kosten draagt.
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. van der Heijden, kantonrechter, bijgestaan door de griffier en op 19 maart 2014 in het openbaar uitgesproken.
De griffier
De kantonrechter