ECLI:NL:RBNHO:2014:10701

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 november 2014
Publicatiedatum
13 november 2014
Zaaknummer
C-15-207046 - HA ZA 13-483
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming van bedrijfsruimte en schadevergoeding in het kader van een huurovereenkomst

In deze zaak vorderde de stichting Administratiekantoor Helios (hierna: Helios) ontruiming van een bedrijfsruimte die door de gedaagde, een handelsonderneming, werd gebruikt. Helios had de bedrijfsruimte in eigendom verworven na een executieverkoop door de ING bank. De gedaagde had het gebruik van de bedrijfsruimte voortgezet zonder een huurovereenkomst te ondertekenen, ondanks dat Helios een huurovereenkomst had aangeboden. Helios stelde dat de gedaagde onrechtmatig handelde door zonder recht of titel in de bedrijfsruimte te verblijven, en vorderde schadevergoeding voor gederfde huurinkomsten en kosten van eerdere ontruimingen.

De rechtbank oordeelde dat er geen huurovereenkomst tot stand was gekomen, omdat partijen geen overeenstemming hadden bereikt over de voorwaarden. De rechtbank concludeerde dat de gedaagde ongerechtvaardigd was verrijkt door het gebruik van de bedrijfsruimte zonder een geldige overeenkomst. Helios had echter onvoldoende bewijs geleverd dat zij schade had geleden door het handelen van de gedaagde. De rechtbank wees de vordering tot schadevergoeding af, maar verleende wel de vordering tot ontruiming van de bedrijfsruimte, met een termijn van ontruiming tot 31 december 2014. De rechtbank compenseerde de proceskosten tussen partijen, aangezien beide partijen deels in het ongelijk waren gesteld.

De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke overeenkomsten en de noodzaak voor partijen om tot een wilsovereenstemming te komen bij het aangaan van huurrelaties. De rechtbank bevestigde dat zonder een rechtsgrond voor het gebruik van de bedrijfsruimte, de gedaagde verplicht was om deze te ontruimen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling privaatrecht
Sectie Handel & Insolventie
zaaknummer / rolnummer: C/15/207046 / HA ZA 13-483
Vonnis van 5 november 2014
in de zaak van
de stichting
STICHTING ADMINISTRATIEKANTOOR HELIOS,
gevestigd te 's-Gravenhage,
eiseres,
advocaat mr. C.C.J. Hiebendaal te ‘s-Gravenhage,
tegen
[gedaagde], TEVENS H.O.D.N. [gedaagde] HANDELSONDERNEMING,
wonende te Heemstede,
gedaagde,
advocaat mr. J.P. Koets te Haarlem.
Partijen zullen hierna Helios en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het vonnis van 8 januari 2014
  • het proces-verbaal van comparitie van 4 september 2014
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] drijft sinds 1989 een handelsonderneming in aardappelen, groenten en fruit vanuit de bedrijfsruimte aan de [adres] (hierna: de bedrijfsruimte), van welke bedrijfsruimte ING bank tot oktober 2012 hypotheekhouder was.
Helios beheert en exploiteert (onder meer) onroerend goed.
2.2.
In augustus 2012 is ING bank, na daartoe verkregen verlof, overgegaan tot executieverkoop van de bedrijfsruimte. Helios heeft de bedrijfsruimte voor € 410.000,- gekocht en op 17 oktober 2012 in eigendom overgedragen gekregen. De kosten in verband met de verkoop en levering bedroegen € 38.520,32 inclusief overdrachtsbelasting.
2.3.
[gedaagde] heeft het gebruik van de bedrijfsruimte vanaf 17 oktober 2012 voortgezet.
2.4.
Bestuurders van Helios zijn [A] en [B]. Beide bestuurders zijn gezamenlijk bevoegd Helios te vertegenwoordigen. Bij Helios is werkzaam [C] die tevens bevriend is (of is geweest) met [gedaagde].
2.5.
Helios heeft [gedaagde] de bedrijfsruimte te huur aangeboden per 1 november 2012 voor de duur van vijf jaar voor € 40.000,- per jaar, te vermeerderen met btw. Helios heeft [gedaagde] in dit verband een concepthuurovereenkomst doen toekomen. [gedaagde] heeft deze overeenkomst niet getekend omdat partijen het over de condities aangaande de huur niet eens konden worden.
2.6.
Vervolgens heeft Helios [gedaagde] de bedrijfsruimte te koop aangeboden voor € 410.000,- vermeerderd met de kosten die Helios ten behoeve van haar aankoop heeft gemaakt.
2.7.
Een (terug)koopovereenkomst is niet tot stand gekomen. Helios heeft hierop de deurwaarder opdracht gegeven de bedrijfsruimte te (doen) ontruimen. De ontruiming is aangezegd tegen 17 januari 2013.
2.8.
Helios heeft de ontruiming geen doorgang laten vinden en [gedaagde] nogmaals in de gelegenheid gesteld de bedrijfsruimte te kopen tegen dezelfde condities als eerder aangeboden. Tot een overeenkomst heeft dit niet geleid waarop Helios opnieuw tot ontruiming is overgegaan. De ontruiming is [gedaagde] bij exploit van 6 mei 2013 aangezegd, dit maal tegen 21 mei 2013.
2.9.
In een e-mailbericht van 7 mei 2013 schrijft [gedaagde] aan [C] (onder meer) het volgende:
‘(…) Ook om een vergoeding te betalen voor je hulp om de winkel te behouden en zo spoedig mogelijk terug te kopen, omdat van begin af bekend en besproken is dat terugkoop fiscaal noodzakelijk is.’
2.10.
Ook deze aangezegde ontruiming heeft geen doorgang gevonden nu Helios en [gedaagde] ter zake een regeling overeen zijn gekomen. Op 15 mei 2013 stuurt [gedaagde] een e-mailbericht aan [C] en [A]. In deze e-mail staat het volgende te lezen:
‘Zoals met [C] afgesproken doe ik u hierbij de tussen ons besproken punten toekomen.
  • De vergoeding voor het winkelgedeelte aan de [adres] voor de periode medio oktober 2012 t/m 30 april 2013 bedraagt € 13000 (ex btw).
  • De vergoeding voor de periode van 1 mei 2013 t/m 31 december 2013 voor genoemd winkelgedeelte bedraag € 3000 per maand.
  • [gedaagde] heeft t/m december 2013 de gelegenheid om bovengenoemd winkelgedeelte tegen kostprijs terug te kopen van Helios. De kostprijs is volledig transparant.
  • Het door Helios/GGN eerder gedane verzoek het pand per 21 mei 2013 leeg op te leveren komt hiermee te vervallen.
  • Ik vertrouw erop dat in de lijn van mijn gesprek met [C] we hiermee een oplossing voor de periode tot eind december 2013 hebben gevonden.
  • Vooruitlopend op uw bevestiging heb ik de betaling voor de periode t/m april 2013 direct na het gesprek met [C] voldaan.
Hoogachtend,
[gedaagde]’
De maandelijkse betaling van € 3.000,- zou worden verrekend met de koopsom, zo zijn partijen voorts overeengekomen. Helios heeft [gedaagde] een conceptkoopovereenkomst doen toekomen. [gedaagde] heeft deze overeenkomst niet ondertekend.
2.11.
Namens Helios zijn tussen 7 mei 2013 en 3 september 2013 iedere maand facturen gestuurd aan [gedaagde]. Op de factuur van mei staat het volgende vermeld:
‘(…)
Factuurnummer: 13.70.000588 Huurdernummer : 00000171
Factuurdatum: 07-05-2013 Vervaldatum : 01-06-2013
Omschrijving Bedrag BTW BTW Totaal
21% Bedrag In euro
Huur 3.333,33 21,00 700,00 4.033,33
Totaal: 3.333,33 700,00 4.033,33
(…)’
De facturen van juni en juli zijn behoudens het factuurnummer, de factuurdatum en de vervaldatum identiek aan de hiervoor weergegeven factuur. Op de factuur van augustus staat het volgende te lezen:
‘(…)
Factuurnummer: 13.70.000893
Factuurdatum: 14-08-2013 Vervaldatum : 01-09-2013
Omschrijving Bedrag BTW BTW Totaal
21% Bedrag In euro
Gebruiksvergoeding 3.000,00 21,00 630,00 3.630,00
Totaal: 3.000,00 630,00 3.630,00
(…)’
De factuur van september 2013 is, behoudens het factuurnummer, de factuurdatum en de vervaldatum, identiek aan deze factuur.
2.12.
[gedaagde] heeft op basis van genoemde regeling en facturen een bedrag van € 13.000,- en een bedrag van € 6.000,- betaald. Bij brief van 22 augustus 2013 is [gedaagde] gesommeerd uiterlijk 31 augustus 2013 € 9.000,- aan Helios te betalen, zijnde de verschuldigde termijnen over de maanden juli tot en met september. Tevens is [gedaagde] gesommeerd de termijnen van oktober tot en met december 2013 tijdig te betalen. Voorts is [gedaagde] gesommeerd om de door Helios opgestelde koopovereenkomst te tekenen.

3.Het geschil

3.1.
Helios vordert:
dat het de rechtbank moge behagen bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
A. [gedaagde] te veroordelen om het appartementsrecht, kadastraal bekend gemeente [kadaster], met allen die en al hetgeen zich daarin of daarop bevinden respectievelijk bevindt, binnen twee dagen na betekening van dit vonnis, althans binnen een zodanig andere termijn als bij dit vonnis in goede justitie te bepalen, volledig en behoorlijk te verlaten en te ontruimen en met afgifte van de sleutels in lege en behoorlijke staat ter vrije beschikking van Helios te stellen en vervolgens te verlaten en ontruimd te laten, met machtiging van Helios, bij gebreke van volledige voldoening hieraan, deze verlating en ontruiming vervolgens verlaten en ontruimd te houden, zelf te bewerkstelligen met behulp van de sterke arm van politie en justitie, op kosten van [gedaagde];
B. [gedaagde] te veroordelen tot betaling aan Helios ten titel van schadevergoeding tot en met augustus 2013 ter hoogte van € 15.999,97, te vermeerderen met de vanaf 1 september 2013 nog te lijden schade, bestaande uit € 3.333,33 per maand, alsmede te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 oktober 2012, voor iedere maand of gedeelte daarvan gedurende welke betaling na de als vervaldag aan te merken dag, zijnde iedere eerste van de desbetreffende maand, door [gedaagde] is uitgebleven, althans vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
C. [gedaagde] te veroordelen in de kosten die Helios heeft moeten maken om de eerdere ontruimingen aan te zeggen, bestaande uit exploit- en betekeningskosten ter hoogte van € 173,69, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
D. te verklaren voor recht dat [gedaagde] aansprakelijk is voor de overige schade die Helios lijdt als gevolg van het zonder recht of titel verblijven van [gedaagde] in voormeld appartementsrecht vanaf 17 oktober 2012 tot aan de dag der ontruiming, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
E. [gedaagde] te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten ten bedrage van € 1.125,00 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
F. [gedaagde] te veroordelen in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente vanaf 3 dagen na het te dezen te wijzen vonnis tot de dag der algehele voldoening, alsmede de nakosten te begroten op € 131,00 zonder en € 191,00 met betekening van het vonnis aan [gedaagde] en te bepalen dat indien en voor zover deze kosten niet uiterlijk binnen 7 dagen na betekening van het vonnis zijn voldaan [gedaagde] in verzuim is en de wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten aan Helios is verschuldigd.
3.2.
Helios legt aan haar vordering (naar de rechtbank begrijpt: primair) ten grondslag dat [gedaagde] vanaf 17 oktober 2012 zonder recht of titel in de bedrijfsruimte verblijft, zodat sprake is van een onrechtmatige daad van [gedaagde] jegens Helios. Ten gevolge van het handelen van [gedaagde] lijdt Helios schade. Deze schade bestaat uit de jaarlijkse huurprijs van € 40.000,-, hetgeen overeenstemt met een maandelijkse huurprijs van € 3.333,33. Tot en met 31 augustus 2013 is tienenhalve maand verstreken waardoor de verschuldigde huur € 34.999,97 bedraagt (10,5 x 3.333,33). [gedaagde] heeft slechts € 19.000,- betaald zodat de schade voor Helios € 15.999,97 bedraagt, zo is namens Helios gesteld. Dit schadebedrag dient vermeerderd te worden met de door Helios in verband met eerder aangezegde ontruimingen gemaakte kosten ten bedrage van € 173,69, de buitengerechtelijke kosten en de wettelijke rente.
3.3.
Als tweede (naar de rechtbank begrijpt: subsidiaire) grondslag stelt Helios dat [gedaagde] door de voortzetting van het gebruik van de bedrijfsruimte ongerechtvaardigd is verrijkt. Helios heeft daartoe gewezen op het arrest van de Hoge Raad van 24 mei 2013 (ECLI:NL:HR:2013:BZ1782). Helios stelt dat [gedaagde] het gebruik van de bedrijfsruimte na 17 oktober 2012 heeft voortgezet zonder dat hem dit is opgedrongen. Nadien hebben partijen onderhandeld over een huurovereenkomst en een koopovereenkomst maar daarover is geen overeenstemming bereikt. Helios is met [gedaagde] wel overeengekomen dat [gedaagde] voor het voortgezet gebruik een vergoeding van € 3.000,- per maand betaalt onder de voorwaarde dat [gedaagde] uiterlijk op 31 december 2013 de bedrijfsruimte zou kopen. Nu [gedaagde] de bedrijfsruimte niet heeft gekocht maakt Helios aanspraak op de gederfde marktconforme huur over de periode van 17 oktober 2012 tot en met 31 december 2013. De marktconforme huur is € 40.000,- per jaar. [gedaagde] is, zo stelt Helios, verrijkt doordat hij een lagere vergoeding heeft betaald dan de martconforme huur, terwijl er bovendien sprake is van een betalingsachterstand.
3.4.
[gedaagde] voert verweer.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het geschil tussen partijen spitst zich in de eerste plaats toe op de vraag of tussen hen een huurovereenkomst tot stand is gekomen. Helios stelt dat van een huurovereenkomst geen sprake is nu [gedaagde] zelf heeft aangegeven de winkelruimte niet te willen huren maar alleen te willen kopen. Partijen hebben aanvankelijk wel gesproken over een huurovereenkomst maar wilsovereenstemming hebben zij niet bereikt.
4.2.
[gedaagde] stelt daarentegen dat wel degelijk een huurovereenkomst tot stand is gekomen nu Helios aan [gedaagde] het gebruik van een zaak heeft verschaft terwijl [gedaagde] als tegenprestatie geldbedragen is verschuldigd voor het gebruik van de bedrijfsruimte. Zodoende is aan alle essentialia voor het bestaan van een huurovereenkomst in de zin van artikel 7:201 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) voldaan.
4.3.
De rechtbank oordeelt als volgt. Een overeenkomst waarbij de ene partij zich verbindt aan de andere partij een zaak of een gedeelte daarvan in gebruik te geven en de andere partij zich verbindt tot een tegenprestatie kan ingevolge artikel 7:201 BW als een huurovereenkomst worden gekwalificeerd. Vaststaat dat Helios aan [gedaagde] het gebruik van een zaak, te weten een bedrijfsruimte, in gebruik heeft gegeven. Ook staat vast dat [gedaagde] daar tegenover een vergoeding verschuldigd is. Evenmin is tussen partijen in geschil dat onderhandeld is over de totstandkoming van een huurovereenkomst. Helios heeft [gedaagde] in dat kader een concepthuurovereenkomst doen toekomen waarin een huurperiode van vijf jaar is voorgesteld tegen een huurprijs van € 40.000,- per jaar. Daarmee is echter nog niet aan alle essentialia voor het tot stand komen van een huurovereenkomst voldaan. Wil van een overeenkomst sprake zijn dan dienen partijen wilsovereenstemming te hebben. Daarvan is niet gebleken, nu [gedaagde] onmiskenbaar niet akkoord is gegaan met de condities waartegen Helios de bedrijfsruimte wilde verhuren en zoals beschreven in de concepthuurovereenkomst. In de eerste plaats is daarvoor van belang dat [gedaagde] zelf stelt dat partijen het over de condities van de huurovereenkomst niet eens zijn geworden. [gedaagde] weigerde de door Helios aangeboden concepthuurovereenkomst te tekenen omdat hij zich niet kon vinden in de daarin gestelde voorwaarden. De betwisting door [gedaagde] van de stelling van Helios inhoudende dat hij niet tot huur bereid was, maakt dit oordeel niet anders. Uit het feit dat [gedaagde] en Helios hebben gesproken over een huurovereenkomst kan hooguit de intentie van [gedaagde] worden afgeleid dat huur van de bedrijfsruimte voor hem een mogelijkheid was om zijn winkel te kunnen voortzetten, van een overeenkomst is echter geen sprake.
4.4.
Dat Helios op haar facturen vanaf mei 2013 aanvankelijk wel spreekt van huur en [gedaagde] een huurdersnummer heeft toegekend doet aan het voorgaande niet af. Helios heeft onweersproken gesteld dat dit een administratieve vergissing betrof. De wijze van facturering was kennelijk het gevolg van de destijds bij Helios levende gedachte dat overeenstemming zou worden bereikt over een huurprijs van € 3.333,33 per maand, anders dus dan de nadien overeengekomen gebruiksvergoeding van € 3.000,- per maand die in mindering zou strekken op de koopprijs. [gedaagde] heeft bovendien zelf in een e-mail van 7 mei 2013 aan [C] geschreven dat ‘terugkoop fiscaal noodzakelijk is’ en op 15 mei 2013 in een e-mailbericht aan Helios uiteengezet wat de tussen partijen gemaakte afspraken zijn aangaande een mogelijke koopovereenkomst, zodat ook [gedaagde] zelf niet kan hebben gedacht dat hij een huurovereenkomst had gesloten.
4.5.
Met het voorgaande staat echter nog niet vast dat [gedaagde] jegens Helios onrechtmatig heeft gehandeld. Om die conclusie te rechtvaardigen moet vaststaan dat Helios als gevolg van het handelen van [gedaagde] schade heeft geleden. Helios heeft in dit verband gesteld dat deze schade hierin bestaat dat [gedaagde] conform het aanbod van Helios, een maandelijkse vergoeding van € 3.333,33 dient te betalen over de periode van 17 oktober 2012 tot en met 21 augustus 2013, zijnde € 34.999,97 in totaal, te verminderen met het door [gedaagde] betaalde bedrag van € 19.000,-. De schade van Helios is dus € 15.999,97. In dit verband heeft Helios voorts gesteld dat de winkelruimte een zeer courante bedrijfsruimte is waarvoor in de huurmarkt meer dan voldoende belangstelling bestaat en welke ruimte Helios na haar aankoop eenvoudig had kunnen verhuren voor € 40.000,- per jaar. Dat zij de ruimte niet aan anderen heeft aangeboden komt voort uit het feit dat Helios nu juist [gedaagde] in de gelegenheid heeft gesteld het gebruik van de bedrijfsruimte voort te zetten tegen een vergoeding in afwachting van het sluiten van een koopovereenkomst. [gedaagde] heeft betwist dat sprake is van schade nu [gedaagde] maandelijks een marktconform bedrag betaalt dat partijen overeen zijn gekomen en Helios derhalve niet is verarmd.
4.6.
Vaststaat dat partijen nadat een huurovereenkomst niet tot stand is gekomen afspraken hebben gemaakt welke door [gedaagde] in een e-mail van 15 mei 2013 zijn verwoord. Tussen partijen is niet in geschil dat hetgeen [gedaagde] heeft opgeschreven (in ieder geval) tussen hen overeen is gekomen. Partijen zijn aldus overeengekomen dat [gedaagde] tot en met december 2013 de mogelijkheid heeft de bedrijfsruimte terug te kopen en dat hij voor het gebruik van de bedrijfsruimte van mei 2013 tot en met december 2013 een vergoeding van € 3.000,- per maand betaalt. In dat licht bezien is de stelling van Helios dat zij schade heeft geleden niet zonder meer begrijpelijk. Immers, vaststaat dat zij met Helios een gebruiksvergoeding overeen is gekomen voor een bepaalde periode, zodat niet valt in te zien hoe Helios schade heeft geleden nu zij onder die omstandigheid de bedrijfsruimte niet aan een ander in gebruik kon geven. Voor de periode van januari 2014 tot aan nu, gedurende welke periode [gedaagde] de bedrijfsruimte nog steeds gebruikt, geldt dat Helios onvoldoende heeft onderbouwd dat zij de bedrijfsruimte aan een ander zou kunnen verhuren. Van een concreet aanbod daartoe is bijvoorbeeld niet gebleken. Het voorgaande brengt met zich dat de vordering van Helios op de primaire grondslag niet kan worden toegewezen.
4.7.
Het voorgaande leidt er tevens toe dat Helios geen vordering op grond van ongerechtvaardigde verrijking toekomt. Met [gedaagde] is de rechtbank van oordeel dat partijen in overleg een vergoeding zijn overeengekomen voor het gebruik van de bedrijfsruimte door [gedaagde]. Helios heeft dan ook onvoldoende gemotiveerd gesteld dat zij schade heeft geleden. Nu [gedaagde] nog altijd maandelijks een vergoeding voor het gebruik van de bedrijfsruimte betaalt, had het op de weg van Helios gelegen feiten en omstandigheden te stellen waaruit blijkt dat [gedaagde] door het gebruik van de bedrijfsruimte wordt verrijkt, terwijl Helios daardoor wordt verarmd. Dat laat Helios echter na. De vordering komt ook dan ook op basis van de subsidiaire grondslag niet voor toewijzing in aanmerking.
4.8.
Helios heeft zich in deze procedure beroepen op het arrest van de Hoge Raad van 24 mei 2013 (ECLI:NL:HR:2013:BZ1782). Dit arrest en meer bepaald de annotatie van J.R.L.A. Huydecoper in NJ 2013,540, hebben ertoe geleid dat de rechtbank zich heeft gebogen over de vraag of de door Helios aan de vordering ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden, ertoe kunnen leiden dat Helios een vordering toekomt op grond van artikel 6:203 BW, onverschuldigde betaling. Omdat de rechtbank die vraag bevestigend zal beantwoorden gaat zij dan ook ambtshalve over tot aanvulling van de rechtsgronden. De rechtbank heeft reeds hiervoor geconcludeerd dat tussen partijen geen huurovereenkomst is gesloten. Wel zijn partijen gebruik van de bedrijfsruimte tot 31 december 2013 overeengekomen, tot welke datum [gedaagde] de gelegenheid had de financiering voor terugkoop van de bedrijfsruimte te bewerkstelligen. Niet in geschil is dat dit [gedaagde] tot op heden niet is gelukt. [gedaagde] heeft het gebruik van de bedrijfsruimte na 31 december 2013 voortgezet. Naar het oordeel van de rechtbank heeft Helios daarmee een prestatie geleverd, te weten het in gebruik geven van de bedrijfsruimte, die een rechtsgrond ontbeert. Immers, er ligt geen overeenkomst (schriftelijk noch mondeling) aan de geleverde prestatie ten grondslag.
4.9.
Op grond van artikel 6:203 lid 1 BW is degene die zonder rechtsgrond een goed (in dit geval dus: het gebruik van de bedrijfsruimte) heeft gegeven, gerechtigd dit van de ontvanger als onverschuldigd betaald terug te vorderen. Dit brengt met zich dat Helios van [gedaagde] kan vorderen dat [gedaagde] de bedrijfsruimte ontruimt zodat aan de onverschuldigde betaling een eind wordt gemaakt. [gedaagde] heeft geen feiten en omstandigheden gesteld die tot een ander oordeel zouden kunnen leiden terwijl Helios duidelijk heeft gemaakt thans geen overeenkomst met [gedaagde] meer te willen sluiten. De vordering onder A zal dan ook worden toegewezen, met dien verstande dat de ontruimingstermijn zal worden bepaald op 31 december 2014.
4.10.
Voor de periode vanaf 1 januari 2014 tot het moment van ontruimen geldt dat de door Helios geleverde prestatie niet ongedaan gemaakt kan worden. Op grond van artikel 6:210 lid 2 BW dient, wanneer de geleverde prestatie naar zijn aard niet ongedaan gemaakt kan worden, door de ontvanger een redelijke vergoeding te worden betaald wanneer de ontvanger door de prestatie is verrijkt en het aan de ontvanger is toe te rekenen dat de prestatie aan hem is verricht. [gedaagde] heeft in 2014 maandelijks € 3.000,- voor het gebruik van de bedrijfsruimte betaald. [gedaagde] is gehouden om deze vergoeding ook in de maanden tot aan de ontruiming te voldoen.
4.11.
Onder B vordert Helios veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 15.999,97 als schadevergoeding tot en met augustus 2013, te vermeerderen met € 3.333,33 per maand vanaf 1 september 2013. De rechtbank zal dit onderdeel van de vordering afwijzen. Namens Helios is ter zitting erkend dat de betalingsachterstand voor het gebruik van de bedrijfsruimte, uitgaande van een gebruiksvergoeding van € 3.000,- per maand, nog
€ 3.000,- is zodat geen aanleiding bestaat om [gedaagde] te veroordelen tot betaling van € 15.999,97 als schadevergoeding. Evenmin zal de rechtbank bepalen dat [gedaagde] gehouden is € 3.333,33 per maand te voldoen vanaf 1 september 2013. [gedaagde] betaalt thans een vergoeding van € 3.000,- per maand welke betalingen door Helios worden geaccepteerd en welke in overeenstemming zijn met de laatst bestaande afspraken tussen partijen. Kennelijk achtten partijen dit in 2013 een redelijke gebruiksvergoeding. Nu [gedaagde] bij is met zijn betalingsverplichtingen bestaat geen aanleiding om met terugwerkende kracht [gedaagde] tot betaling van een hogere vergoeding te veroordelen.
4.12.
De vordering onder C zal de rechtbank afwijzen. Helios vordert [gedaagde] te veroordelen in de exploit- en betekeningskosten van de twee eerder aangezegde ontruimingen. Met Helios is de rechtbank van oordeel dat de beschikking van de voorzieningenrechter ex artikel 3:268 lid 2 BW een ontruimingstitel oplevert. Echter, tot tweemaal toe heeft deze ontruiming geen doorgang gevonden omdat partijen tot nieuwe afspraken kwamen. In onderhavige procedure moet de rechtbank beoordelen of [gedaagde] bij de huidige stand van zaken gehouden is de bedrijfsruimte te ontruimen. Daarbij komen de eerder aangezegde ontruimingen niet aan de orde omdat deze in een te ver verwijderd verband staan van onderhavige zaak. Helios heeft niet meer gesteld dan dat haar vordering met betrekking tot de exploit- en betekeningskosten voor toewijzing gereed ligt. Die stelling is zonder nadere toelichting, die ontbreekt, in het licht van deze procedure niet begrijpelijk.
4.13.
Helios vordert onder D voor recht te verklaren dat [gedaagde] aansprakelijk is voor de overige schade die Helios lijdt ten gevolge van het zonder of recht titel verblijven in de bedrijfsruimte vanaf 17 oktober 2012 tot aan de dag van de ontruiming, nader op te maken bij staat. Met [gedaagde] is de rechtbank van oordeel dat Helios heeft nagelaten te stellen op welke andere schade (dan de vermeende schade door gederfd huurgenot) zij doelt. Dit brengt met zich dat de gevraagde verklaring voor recht niet zal worden gegeven. Evenmin zal een verwijzing naar de schadestaatprocedure volgen. De mogelijkheid van het bestaan van schade, welke schade in een afzonderlijke procedure beoordeeld zou worden, is door Helios niet aannemelijk gemaakt.
4.14.
Hoewel de gevorderde ontruiming zal worden toegewezen heeft Helios met haar nevenvorderingen zodanig overvraagd dat zij, net als [gedaagde], als de deels in het ongelijk gestelde partij dient te worden beschouwd. De proceskosten zullen daarom tussen partijen worden gecompenseerd. Om diezelfde redenen zullen de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen, nu de pre processuele verrichtingen van Helios waren gericht op een resultaat dat met dit vonnis slechts gedeeltelijk is verwezenlijkt.
4.15.
Helios vordert vermeerdering van haar proceskosten met de wettelijke handelsrente. Naar het oordeel van de rechtbank is slechts vermeerdering daarvan met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW toewijsbaar. Het gaat bij een proceskosten veroordeling immers niet om een betalingsverplichting die voortvloeit uit een overeenkomst.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om het appartementsrecht, kadastraal bekend gemeente [kadaster], met allen die en al hetgeen zich daaraan of daarop bevinden respectievelijk bevindt, uiterlijk 31 december 2014, volledig en behoorlijk te verlaten en te ontruimen en met afgifte van de sleutels in lege en behoorlijke staat ter vrije beschikking van Helios te stellen en vervolgens te verlaten en ontruimd te laten;
5.2.
machtigt Helios om - ingeval van weigering of nalaten van die ontruiming - de ontruiming op kosten van [gedaagde] te doen bewerkstelligen, desnoods met behulp van politie en justitie, een en ander met inachtneming van artikel 556 lid 1 en artikel 557 Rv,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Helios van € 3.000,- per maand met ingang van 1 januari 2014 als gebruiksvergoeding voor de door Helios ter beschikking gestelde bedrijfsruimte, verminderd met de reeds betaalde maandelijkse termijnen, tot de datum van ontruiming;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
compenseert de proceskosten tussen partijen, des dat beide partijen de eigen kosten dragen.
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th.S. Röell en in het openbaar uitgesproken op 5 november 2014. [1]

Voetnoten

1.Conc.: 1285