Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Vonnis in kort geding
Het procesverloop
De uitgangspunten
‘(…) Aan het einde van de huurtermijn vervallen alle door de huurder in het pand aangebrachte voorzieningen om niet aan verhuurder. Verhuurder is daarvoor aan huurder geen enkele vergoeding verschuldigd. Huurder is verplicht deze voorzieningen in tact in het pand achter te laten. (…)’
Telkens indien een uit hoofde van de huurovereenkomst door huurder verschuldigd bedrag niet prompt op de vervaldag is voldaan, verbeurt huurder aan verhuurder van rechtswege per kalendermaand vanaf de vervaldag van dat bedrag een direct opeisbare boete van 2% van het verschuldigde per kalendermaand, waarbij elke ingetreden maand als een volle maand geldt, met een minimum van € 300,- per maand.’
Het geschil
De beoordeling
Ter onderbouwing van het spoedeisend belang hebben [verhuurders] aangevoerd dat er sprake is van een huurachterstand ad € 51.835,28 (blijkens de akte vermeerdering van eis), terwijl [huurder] zou hebben aangegeven dat hij de komende 44 maanden ook tekort zal blijven schieten. Dit laatste hebben [verhuurders] afgeleid uit een e-mail van [huurder] d.d. 20 september 2014 die als productie 4 bij de dagvaarding is overgelegd. Deze e-mail bevat echter, naar [huurder] ook ter zitting heeft verklaard, slechts een betalingsvoorstel in die zin, dat [huurder] aangeeft dat hij vanaf 1 oktober 2014 voor 16 maanden € 9.000,- per maand aan huur kan betalen en daarna voor een periode van 28 maanden € 16.500,- per maand, waarna gedurende de resterende contractsduur de opgebouwde achterstand zou kunnen worden ingelopen. Verder heeft [huurder] er op gewezen dat hij een bankgarantie ad € 45.000,- heeft gegeven, zodat de huurachterstand feitelijk beperkt is. [verhuurders] hebben weliswaar ter zitting aangevoerd dat de bankgarantie niet is bedoeld voor achterstallige huur, maar hebben niet aangegeven waar deze dan wel voor bedoeld is. Bovendien staat in artikel 12.1 van de toepasselijke algemene bepalingen vermeld dat de door de huurder af te geven bankgarantie dient
‘als waarborg voor de juiste nakoming van zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst’.Hieronder kan dus ook de verplichting tot huurbetaling vallen. Verder heeft als mee te wegen belang aan de zijde van [huurder] te gelden dat bij het einde van de huur alle door hem aangebrachte voorzieningen om niet aan de verhuurder vervallen en dat hij bezig is met een reorganisatie, na afronding waarvan volledige huurbetaling wellicht weer mogelijk zal zijn. Dit alles overziend is de kantonrechter van oordeel dat [verhuurders] onvoldoende spoedeisend belang hebben bij een voorziening bij voorraad strekkende tot ontruiming van het gehuurde. De desbetreffende vordering zal dan ook worden afgewezen.
Nu [verhuurders] geen afzonderlijke opgave hebben gedaan van de huurachterstand, zonder de gevorderde boete, kan niet vastgesteld worden hoe hoog de achterstand daadwerkelijk is. Wel is duidelijk dat deze lager is dan het gevorderde bedrag en – zoals [huurder] ook heeft aangevoerd – op het moment van dagvaarden het bedrag van de bankgarantie niet oversteeg. Nu [verhuurders] hun vordering niet – zoals door henzelf aangekondigd – hebben beperkt tot een voorschot en achterwege hebben gelaten te onderbouwen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening vereist is, en bovendien in het licht van het voorgaande de omvang van de vordering niet in hoge mate aannemelijk is, zal ook de vordering die ziet op de huurachterstand worden afgewezen.
De beslissing in kort geding
14 november 2014.