ECLI:NL:RBNHO:2014:10778

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 november 2014
Publicatiedatum
17 november 2014
Zaaknummer
C/14/157046 KG ZA 14-312
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing van loonbeslag en verhaalsmogelijkheden na huwelijkse voorwaarden

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 17 november 2014 uitspraak gedaan in een kort geding tussen eiseres, wonend te Beverwijk, en de besloten vennootschap Darwin Holding B.V., gevestigd te Beverwijk. Eiseres vorderde de opheffing van een loonbeslag dat door Darwin Holding was gelegd op haar inkomen, als gevolg van een schuld van haar echtgenoot aan Darwin Holding. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat eiseres en haar echtgenoot huwelijkse voorwaarden hebben opgesteld, waarbij zij elke gemeenschap van goederen hebben uitgesloten. Deze huwelijkse voorwaarden zijn op 13 maart 2014 ingeschreven, na een verstekvonnis tegen de echtgenoot van eiseres op 5 maart 2014, waarbij hij was veroordeeld tot betaling van een aanzienlijke schuld aan Darwin Holding.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de toekomstige inkomsten van eiseres uit arbeid, vanaf de datum van inschrijving van de huwelijkse voorwaarden, buiten de ontbonden huwelijksgemeenschap vallen. Dit betekent dat Darwin Holding zich niet meer kan verhalen op deze toekomstige inkomsten. De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding gezien om aan te nemen dat de buitengerechtelijke vernietiging van de huwelijkse voorwaarden door Darwin Holding enige betekenis heeft voor de verhaalsmogelijkheden op de toekomstige inkomsten van eiseres.

Daarom heeft de voorzieningenrechter het loonbeslag opgeheven en Darwin Holding veroordeeld in de proceskosten van eiseres. De uitspraak benadrukt de bescherming van de schuldenaar in het geval van huwelijkse voorwaarden en de beperkingen die schuldeisers hebben ten aanzien van toekomstige inkomsten die buiten de gemeenschap vallen. De voorzieningenrechter heeft ook de wettelijke rente over de proceskosten toegewezen, indien deze niet tijdig worden voldaan.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling privaatrecht
Sectie handel en insolventie
Locatie Alkmaar
NMB/AS
zaaknummer / rolnummer: C/14/157046 / KG ZA 14-312
datum: 17 november 2014
Vonnis van de voorzieningenrechter, rechtdoende in kort geding
in de zaak van
[EISER],
wonend te Beverwijk,
eiseres bij dagvaarding van 30 september 2014,
advocaat: mr. M. van de Glind te Alkmaar,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DARWIN HOLDING B.V.,
gevestigd te Beverwijk,
gedaagde,
advocaat: mr. S. de Kruijff te Hoorn.
Partijen worden hierna [eiser] en Darwin Holding genoemd.

1.Het verloop van het geding

Ter terechtzitting van 27 oktober 2014 is [eiser] verschenen, bijgestaan door mr. Van de Glind voornoemd. Voor Darwin Holding is verschenen [naam directeur], directeur, bijgestaan door mr. De Kruijff voornoemd.
[eiser] heeft gesteld en gevorderd overeenkomstig de dagvaarding die in kopie aan dit vonnis is gehecht.
Darwin Holding heeft de vordering bestreden.
De raadslieden hebben de standpunten van partijen nader uiteengezet, mede aan de hand van pleitnotities die zij hebben overgelegd.
Na verder debat hebben partijen hebben de stukken overgelegd, te weten van de zijde van [eiser] de dagvaarding met 8 producties en van de zijde van Darwin Holding 7 producties.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Uitgangspunten

2.1. [
eiser] is in gemeenschap van goederen gehuwd met [echtgenoot] (verder: [echtgenoot]). Bij verstekvonnis van 5 maart 2014 is [echtgenoot] veroordeeld tot betaling van een bedrag van
€ 328.513,09 (te vermeerderen met rente en kosten) aan Darwin Holding. Dit vonnis is op 12 maart 2014 aan [echtgenoot] betekend. [echtgenoot] is van deze uitspraak niet in verzet gekomen.
2.2.
Bij notariële akte van 12 maart 2014 hebben [eiser] en [echtgenoot] huwelijkse voorwaarden opgemaakt waarbij zij elke gemeenschap van goederen hebben uitgesloten. De akte is op 13 maart 2014 in het huwelijksgoederenregister ingeschreven.
2.3.
Op 22 juli 2014 heeft Darwin Holding ten laste van [eiser] executoriaal beslag onder haar werkgever doen leggen tot verhaal van een vordering van € 354.705,63.
2.4.
Bij brief van 14 augustus 2014 heeft de deurwaarder namens Darwin Holding de akte houdende huwelijkse voorwaarden vernietigd.

3.Het geschil

3.1. [
eiser] vordert samengevat - dat de voorzieningenrechter Darwin Holding zal veroordelen om het loonbeslag op te heffen, op straffe van verbeurte van een dwangsom, dan wel het loonbeslag zelf zal opheffen, en voorts Darwin Holding zal bevelen de verdere executie van het verstekvonnis op het privévermogen van [eiser] te staken en gestaakt te houden, op straffe van verbeurte van een dwangsom, met veroordeling van Darwin Holding in de proceskosten (waaronder nakosten) vermeerderd met rente.
3.2.
Daartoe heeft [eiser] - zakelijk weergegeven - het volgende gesteld. De schuld van [echtgenoot] kwalificeert hooguit als een gemeenschapschuld, omdat deze is ontstaan tijden het bestaan van de huwelijksgemeenschap en van de zijde van [echtgenoot] in de gemeenschap is gevallen. Dit betekent echter niet dat [eiser] hoofdelijk aansprakelijke medeschuldenaar is en derhalve kan haar privévermogen niet worden uitgewonnen voor de schuld van [echtgenoot] aan Darwin Holding. Hiervoor kunnen uitsluitend goederen worden uitgewonnen die bij het ontstaan van de schuld tot de gemeenschap behoorden. Darwin Holding beschikt ook niet over een executoriale titel jegens [eiser]. Het loonbeslag is rauwelijks gelegd met gebruikmaking van een (alleen) tegen jegens [echtgenoot] uitgesproken veroordeling. [eiser] wordt daarmee ook onredelijk in haar belangen geschaad, zij heeft immers geen gelegenheid gehad om tegen de vordering (een eigen) verweer te voeren. Voorts treft het inroepen van de pauliana voor vernietiging van de huwelijkse voorwaarden geen doel. De pauliana is een lex specialis van de onrechtmatige daad. Het sluiten van huwelijkse voorwaarden waarbij iedere gemeenschap wordt uitgesloten is als zodanig niet onrechtmatig. Niemand kan worden gedwongen om tegen zijn zin in een gemeenschap te blijven en iedereen heeft het recht om maatregelen te treffen om in de toekomst niet (langer) voor de schulden van een ander te hoeven opdraaien. Dat is wat anders dan het frustreren van verhaal door onttrekking van de bestaande gemeenschapsgoederen. Daartegen heeft de wetgever reeds een dam opgeworpen met de invoering van artikel 1:102 BW. Op grond van dat artikel kan Darwin Holding jegens [eiser] verhaalsmaatregelen nemen op goederen die zij uit de gemeenschap heeft verkregen. Het leggen van beslag op het in de toekomst door [eiser] te verwerven privé-vermogen van [eiser] is evenwel onrechtmatig en levert misbruik van executiebevoegdheid op, als die bevoegdheid al zou bestaan. [eiser] heeft Darwin Holding verzocht om het loonbeslag op te heffen, maar dat heeft zij geweigerd. Van het netto-inkomen van [eiser] van € 1.800,- valt € 1.162,72 onder het beslag waar er voor haar slechts een bedrag van
€ 631,74 overblijft. De beslagvrije voet van [echtgenoot] bedraagt € 820,-, waardoor het totale gezinsinkomen thans € 1.450,- bedraagt. Dat kunnen zij niet lang volhouden. Gelet hierop heeft zij spoedeisend belang bij haar vorderingen, aldus [eiser].
3.3.
Darwin Holding heeft het volgende - zakelijk weergegeven - tot haar verweer aangevoerd. Zij heeft de huwelijks voorwaarden op grond van 3:35 BW vernietigd en de huwelijksgemeenschap is daarmee in stand gebleven. Het opstellen van huwelijkse voorwaarden nadat er een gemeenschapsschuld is ontstaan, roept de nodige vragen op. De huwelijkse voorwaarden zijn daags na de betekening van het vonnis ingeschreven. Volgens Darwin Holding zijn de huwelijkse voorwaarden onverplicht opgesteld en met geen enkel ander doel dan om de verhaalsmogelijkheden van Darwin Holding te frustreren. Dat vloeit ook voort uit de eigen stellingen van [eiser]. Onder punt 10 van de dagvaarding wordt immers aangegeven dat zij niet langer kan instaan voor de schulden die [echtgenoot] heeft gemaakt en er daarom huwelijkse voorwaarden zijn opgesteld. De verhaalsmogelijkheden die Darwin Holding eerst wel had, heeft zij nu niet meer. Darwin Holding kon zich immers gedurende de huwelijksgemeenschap verhalen op het inkomen van [eiser] er dat zou met een ontbinding van de huwelijksgemeenschap niet meer mogelijk zijn. Verder geldt dat Darwin Holding zich vóór de inschrijving van de huwelijkse voorwaarden op de gehele overwaarde van de woning van partijen kon verhalen en dat zij zich nu nog maar kan verhalen op de helft omdat Darwin Holding jegens [eiser] niet over een executoriale titel beschikt. Dat levert een benadeling op voor Darwin Holding in haar verhaalsmogelijkheden. De rechtbank Gelderland heeft in een soortgelijke kwestie reeds geoordeeld dat er in een dergelijk geval sprake is van paulianeus handelen, ongeacht het bepaalde in artikel 1:102 BW. Ook kan Darwin Holding zich niet meer verhalen op de belastingteruggave van [echtgenoot] waarop beslag was gelegd, omdat hij kennelijk een wijziging heeft doorgegeven waardoor er geen uitkering meer aan hem plaatsvindt. De teruggaaf is waarschijnlijk op naam van [eiser] gesteld. Deze voorbeelden geven aan dat [eiser] en [echtgenoot] zich in alle mogelijke bochten wringen om Darwin Holding buiten de deur te houden en dat zij met het oog daarop de huwelijkse voorwaarden hebben opgesteld. De vorderingen van [eiser] moeten daarom worden afgewezen, aldus Darwin Holding.
3.4.
Op de stellingen en weren van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het opmaken van huwelijkse voorwaarden waarbij elke gemeenschap is uitgesloten, is één van de situaties die van rechtswege leidt tot ontbinding van de gemeenschap, zoals genoemd in artikel 1:99 BW. Bij ontbinding van de gemeenschap wordt in de bescherming van de schuldeisers van de gemeenschap voorzien door het bepaalde in artikel 1:102 BW. Dit artikel heeft tot gevolg dat na de ontbinding ieder van de echtgenoten aansprakelijk is voor de gemeenschapsschulden waarvoor hij voordien aansprakelijk was en dat hij voor de overige gemeenschapsschulden voor de helft aansprakelijk is.
4.2.
De Hoge Raad heeft reeds in zijn arrest van 21 februari 1997 (NJ 1998, 205) uitgemaakt dat met het wettelijk stelsel niet zou stroken om (op grond van artikel 1:119 lid 3 oud) aan schuldeisers tevens bescherming te geven voor het aan elke opheffing van de gemeenschap verbonden gevolg dat aan schuldeisers van die gemeenschap het voordeel wordt onthouden van de mogelijkheid van verhaal op de goederen die zonder die opheffing in de toekomst in die gemeenschap zouden zijn gevallen. Daartoe heeft de Hoge Raad onder meer overwogen dat een andere opvatting het onmogelijk zou maken om door middel van het maken of wijzigen van huwelijkse voorwaarden voor wat betreft toekomstig vermogen een nieuw regime te scheppen, dat beter dan het aanvankelijke regime het gezin beschermt tegen financiële risico’s. Volgens de Hoge Raad dient deze gedachte ook ten opzichte van reeds bestaande schuldeisers te prevaleren, nu zij geen bescherming verdienen in hun verwachtingen betreffende de toekomstige baten van de gemeenschap, doch slechts ter zake van een voor hen nadelig uitvallende verdeling van die gemeenschap na de ontbinding daarvan.
4.3.
Volgens Darwin Holding heeft zij de huwelijkse voorwaarden op goede gronden (op grond van de pauliana) buitengerechtelijk vernietigd. Zij heeft in dit verband gewezen op een uitspraak van de rechtbank Gelderland van 5 maart 2014. In die zaak was echter sprake van benadeling van de schuldeiser in zijn verhaalsmogelijkheden voor een reeds bestaande bate, in die zin dat de helft van de overwaarde van de echtelijke woning door het aangaan van huwelijkse voorwaarden buiten de werking van het op eigen aangifte uitgesproken faillissement van een der echtgenoten was komen te vallen. Ook overigens was aan de eisen van artikel 42 Faillissementswet voldaan, zodat de rechtbank de huwelijkse voorwaarden als paulianeus in de zin van dat artikel heeft aangemerkt. Dat is duidelijk een geheel andere kwestie dan in dit geding aan de orde is. Het gaat hier niet om een (op eigen aangifte uitgesproken) faillissement en bovendien om een toekomstige bate. De voorzieningenrechter heeft dan ook vooralsnog geen aanleiding om aan te nemen dat de buitengerechtelijke vernietiging van de akte houdende huwelijkse voorwaarden betekenis heeft voor de verhaalsmogelijkheden van Darwin Holding op de toekomstige inkomsten van [eiser].
4.4.
Gelet op het voorgaande gaat de voorzieningenrechter ervan uit dat de inkomsten uit arbeid van [eiser] vanaf 13 maart 2014 (de datum van inschrijving van de huwelijkse voorwaarden) buiten de ontbonden huwelijksgemeenschap vallen zodat Darwin Holding zich daarop niet meer kan verhalen. Dit betekent dat het loonbeslag onder de werkgever van [eiser] dient te worden opgeheven. De voorzieningenrechter zal daartoe overgaan.
4.5.
Nu [eiser] in het gelijk is gesteld, zal Darwin Holding in de proceskosten worden veroordeeld, te vermeerderen met de wettelijke rente indien Darwin Holding de proceskosten niet binnen veertien dagen na uitspraak van dit vonnis aan [eiser] heeft voldaan.
4.6.
De door [eiser] gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen als na te melden, te vermeerderen met de wettelijke rente indien de proceskosten niet binnen veertien dagen na uitspraak van dit vonnis aan [eiser] heeft voldaan.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
heft met onmiddellijke ingang op het loonbeslag onder de werkgever van [eiser] (te weten Stichting dnoDoen te Alkmaar);
veroordeelt Darwin Holding in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van [eiser] begroot op € 375,78 voor verschotten en op € 816,- voor salaris advocaat, te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten met ingang van de datum gelegen veertien dagen na betekening van dit vonnis;
veroordeelt Darwin Holding in de nakosten, aan de zijde van [eiser] bepaald op € 131,00 voor salaris advocaat, te vermeerderen met € 68,00 voor salaris advocaat indien betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden, en te vermeerderen met de wettelijke rente over de nakosten met ingang van de datum gelegen veertien dagen na betekening van dit vonnis;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H. Schotman en in het openbaar uitgesproken op 17 november 2014 in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen dit vonnis kan hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam binnen vier weken na de dag van de uitspraak. Het beroep moet worden ingesteld door tussenkomst van een advocaat.
Als het vonnis uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, heeft het vonnis al wel geldende werking zolang op het (eventuele) beroep niet is beslist.