ECLI:NL:RBNHO:2014:10913

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
19 november 2014
Publicatiedatum
20 november 2014
Zaaknummer
C/14/149510 / FA RK 13-2123
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontkenning van vaderschap onder Pools recht met betrekking tot termijnstelling en inmenging in het gezinsleven

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 19 november 2014 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontkenning van het vaderschap van een minderjarig kind. De moeder, die samen met haar huidige partner in Nederland woont, heeft het verzoek ingediend op basis van de stelling dat de man, haar voormalige echtgenoot, niet de biologische vader van het kind is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder en het kind de Poolse nationaliteit bezitten en dat het Poolse recht van toepassing is. Volgens het Poolse recht moet een verzoek tot ontkenning van het vaderschap binnen zes maanden na de geboorte van het kind worden ingediend. De moeder heeft echter haar verzoek pas tien maanden na de geboorte ingediend, wat volgens het Poolse recht betekent dat zij niet ontvankelijk is in haar verzoek.

De bijzondere curator heeft echter betoogd dat de termijnstelling een ongerechtvaardigde inmenging vormt in de zin van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De rechtbank heeft deze stelling overwogen en geconcludeerd dat in dit specifieke geval de wettelijke termijn niet in het belang van het kind is, maar juist schadelijk kan zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat het kind en de biologische vader sinds de geboorte in gezinsverband samenleven en dat het in het belang van het kind is om de juridische band met de biologische vader te formaliseren.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek van de moeder tot gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap toegewezen, waarbij de rechtbank de termijnstelling als ongerechtvaardigde inmenging heeft aangemerkt. De beschikking is openbaar uitgesproken en de griffier is opgedragen om een afschrift van de beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Hoorn, onder voorwaarde dat er geen hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Sectie Familie & Jeugd
locatie Alkmaar
ontkenning vaderschap
zaak-/rekestnr.: C/14/149510 / FA RK 13-2123
beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 19 november 2014
in de zaak van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats],
hierna mede te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M. van Espen, kantoorhoudende te Hoorn Nh,
--tegen--
[de man],
zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland,
hierna mede te noemen: de man.
Het kind wordt vertegenwoordigd door mr. A.I. Lunshof, bijzondere curator.

1.Procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, met bijlagen, van de moeder, ingekomen op 22 oktober 2013,
- de brief van mr. Van Espen van 18 november 2013;
- het verslag van de bijzondere curator, ingekomen op 5 februari 2014;
- de brief van de bijzondere curator, ingekomen op 2 juni 2014.
1.2
De behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op de zitting van 11 augustus 2014 in aanwezigheid van de moeder, bijgestaan door mr. M. van Espen, de bijzondere curator en de heer [bijzondere curator].
1.3
De man is – hoewel deugdelijk opgeroepen – niet verschenen.
1.4
Na de zitting heeft de rechtbank nog kennisgenomen van het bericht van mr. Van Espen van 15 augustus 2014, het bericht van de bijzondere curator van 20 augustus 2014 en de reactie daarop van mr. Van Espen van 22 augustus 2014.

2.Feiten en omstandigheden

2.1
Partijen zijn op [huwelijksdatum] te [plaats] gehuwd. Bij vonnis van 30 september 2003 van de Arrondissementsrechtbank te [plaats] is tussen partijen de scheiding van tafel en bed uitgesproken, welke uitspraak op 22 oktober 2003 in kracht van gewijsde is gegaan.
2.2
Tijdens het huwelijk van partijen is geboren het minderjarige kind: [minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats].
2.3
De moeder, de man en de minderjarige hebben de Poolse nationaliteit.
2.4
De vrouw woont sinds april 2012 samen met haar huidige partner, de heer [huidige partner].
2.5
Bij beschikking van deze rechtbank van 15 januari 2014 is mr. A.I. Lunshof, advocaat te Zwaag, tot bijzondere curator over het kind benoemd.

3.Verzoek

3.1
Het verzoek van de moeder strekt tot gegrondverklaring van de ontkenning van het door huwelijk ontstane vaderschap van het kind.
3.2
De moeder heeft haar verzoek gebaseerd op de stelling dat de man niet de biologische vader van het kind is. De biologische vader van het kind is volgens de moeder haar huidige partner de heer [huidige partner]. Hij heeft de minderjarige ook aangegeven bij de burgerlijke stand.
3.3
In het aanvullend stuk van 18 november 2013 heeft mr. Van Espen zich uitgelaten over het toepasselijk recht. Zij komt tot de conclusie dat Pools recht van toepassing is op het verzoek van de moeder. Op grond van artikel 69, §1, van het Poolse Familien- und Vormundschaftsgesetzbuch (FVGB) kan de moeder het vaderschap van haar echtgenoot aanvechten binnen 6 maanden na de geboorte van het kind. Nu het verzoek tot ontkenning is ingediend na een termijn van 6 maanden, kan het verzoek niet worden toegewezen. Namens de moeder wordt vervolgens verwezen naar artikel 10:93, tweede lid, BW. De moeder acht het in het belang van de minderjarige dat de juridische situatie in overeenstemming wordt gebracht met de feitelijke. Gelet hierop dient het verzoek naar Nederlandse maatstaven te worden toegewezen.

4.Verweer

De man heeft geen verweer gevoerd.

5.Standpunt bijzondere curator

5.1
De bijzondere curator komt tot de conclusie dat Pools recht van toepassing is op het verzoek van de moeder. Op grond van het Poolse recht is een familierechtelijke betrekking ontstaan tussen de man en de minderjarige. Nu volgens Pools recht de moeder binnen 6 maanden na de geboorte van het kind een verzoek tot ontkenning van het vaderschap moet indienen en de moeder het verzoek later dan 6 maanden heeft ingediend, is de moeder volgens de bijzondere curator niet ontvankelijk in haar verzoek. Dit laat onverlet dat het belang van het kind met zich brengt dat de juridische situatie wordt aangepast aan de feitelijke situatie, aldus de bijzondere curator.
5.2
In het aanvullend verslag van 19 augustus 2014 heeft de bijzondere curator naar voren gebracht dat een kind op grond van het Poolse recht na het bereiken van de meerderjarigheid een verzoek kan indienen tot ontkenning van het vaderschap. Naar Pools recht is het derhalve volgens de bijzondere curator op dit moment voor het kind, thans anderhalf jaar oud, niet mogelijk een verzoek tot ontkenning van het vaderschap te doen. De bijzondere curator is echter van mening dat de in het Poolse recht gestelde termijn moet wijken voor bepalingen in internationale verdagen, zoals artikel 8 van het EVRM. De bijzondere curator neemt daarbij in ogenschouw het feit dat het verzoek namens de moeder slechts vier maanden te laat is ingediend en het feit dat aannemelijk is dat de man niet de biologische vader is. Het belang van het kind brengt mee dat de termijnen die volgens het Poolse recht worden gesteld opzij worden gezet, aldus de bijzondere curator. De bijzondere curator heeft verzocht toe te laten namens het kind een verzoek tot gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap te doen.

5.Beoordeling

5.1
Door de omstandigheid dat de moeder en de man de Poolse nationaliteit bezitten, draagt de onderhavige zaak een internationaal karakter, zodat eerst de vraag beantwoord dient te worden of de Nederlandse rechter in deze zaak rechtsmacht toekomt. Deze vraag kan op grond van het bepaalde in artikel 3 aanhef en onder a. van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bevestigend worden beantwoord, nu uit de overgelegde stukken is gebleken dat de moeder en de minderjarige hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben.
5.2
Vervolgens komt de vraag aan de orde welk recht van toepassing is op het verzoek.
De beantwoording van deze vraag dient te geschieden aan de hand van het bepaalde in artikel 93 van Boek 10 BW. Of familierechtelijk betrekkingen als bedoeld in art. 92 van Boek 10 BW in een gerechtelijke procedure tot gegrondverklaring van een ontkenning kunnen worden tenietgedaan, wordt bepaald door het recht van de staat van de gemeenschappelijke nationaliteit van de moeder en de man of, indien dit ontbreekt, door het recht van de staat waar de moeder en de man elk hun gewone verblijfplaats of, indien ook dit ontbreekt, door het recht van de staat van de gewone verblijfplaats van het kind.
5.3
De rechtbank is van oordeel dat nu vaststaat dat de moeder en de man de Poolse nationaliteit bezitten, het Poolse recht van toepassing is op het verzoek. Volgens art. 62, § 1, van het Poolse Familien- und Vormundschaftsgesetzbuch (FVGB) wordt vermoed dat de echtgenoot van de moeder de vader van het kind is. Naar Pools recht is de minderjarige derhalve in familierechtelijke betrekking tot de man komen te staan. Ingevolge artikel 69, § 1, FVGB kan de moeder het vaderschap van haar echtgenoot aanvechten binnen zes maanden na de geboorte van het kind. Ingevolge artikel 70, § 1, FVGB, kan het kind na het bereiken van de meerderjarigheid een verzoek tot gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap indienen, doch op het laatst binnen een termijn van drie jaren na het bereiken van de meerderjarigheid.
5.4
De moeder heeft haar verzoek ingediend 10 maanden na de geboorte van de minderjarige en derhalve niet binnen de daartoe gestelde termijn, terwijl de minderjarige zelf eerst na het bereiken van de meerderjarigheid een verzoek tot gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap kan indienen. De bijzondere curator heeft zich evenwel op het standpunt gesteld dat de gestelde termijnen moeten wijken voor artikel 8 van het EVRM, bij welk standpunt de moeder zich heeft aangesloten.
5.5
De rechtbank overweegt dat het stellen van termijnen in beginsel geen ongerechtvaardigde inmenging in het ‘family life’ is van betrokkenen in de zin van artikel 8 EVRM, nu de in de wet gegeven termijnen noodzakelijk zijn in een democratische samenleving teneinde de rechtszekerheid te waarborgen en voorts ter bescherming van de belangen van het kind. In het onderhavige geval is het de wens van alle betrokkenen dat de ontkenning van het vaderschap gegrond wordt verklaard. Niet valt in te zien op welke wijze de rechtszekerheid zal worden geschaad indien wordt vastgehouden aan de wettelijke termijnen. Ter zitting is gebleken dat het kind en de biologische vader sinds de geboorte van het kind in gezinsverband samenleven. De moeder en de biologische vader wensen de band tussen het kind en de biologische vader te formaliseren. Het kind behoeft in dit geval geen bescherming, maar heeft er daarentegen belang bij dat tussen haar en de biologische vader een familierechtelijke band wordt gevestigd. Nu aannemelijk is dat de rechtszekerheid in het onderhavige geval niet wordt geschaad en nu het belang van het kind niet wordt beschermd door de wettelijke termijn genoemd in het Pools wetboek, maar dat dit belang hierdoor juist wordt geschaad, vormt in dit specifieke geval de termijnstelling een ongerechtvaardigde inmenging in de zin van artikel 8, tweede lid, EVRM. De rechtbank zal de moeder gezien het vorengaande ontvangen in haar verzoek tot gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap.
5.6
De rechtbank stelt vast dat de moeder heeft verklaard dat zij ruim 5 jaar in Nederland verblijft en dat zij al 6 jaar geen contact meer heeft met de man. De moeder is al enige tijd bezig met de echtscheidingsprocedure in Polen. De moeder en de heer [huidige partner] hebben ter zitting verklaard dat zij sinds april 2012 samenwonen en dat het kind in december 2012 is geboren. De heer [huidige partner] heeft verklaard dat hij de biologische vader is van het kind. De heer [huidige partner] heeft de geboorte van het kind aangegeven bij de gemeente en staat ook als zodanig vermeld op de geboorteakte van het kind. De rechtbank acht gezien de overgelegde stukken en de verklaringen van de moeder en de heer [huidige partner] ter zitting voldoende aannemelijk gemaakt dat de man niet de biologische vader is van het kind, zodat het verzoek tot gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap kan worden toegewezen.

6.Beslissing

De rechtbank:
6.1
Verklaart gegrond de ontkenning van het door huwelijk ontstane vaderschap van [de man], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] met betrekking tot het kind:
- [minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats].
6.2
Draagt de griffier – op grond van artikel 1:20 e lid 1 BW - op niet eerder dan drie maanden na de dag van de uitspraak van deze beschikking – en indien daartegen geen hoger beroep is ingesteld- een afschrift van deze beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Hoorn.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.A. van den Berg, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. C. Krijgsheld, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 19 november 2014.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.