ECLI:NL:RBNHO:2014:11035

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 november 2014
Publicatiedatum
25 november 2014
Zaaknummer
2834484 \ CV EXPL 14-2012
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • K.I. Oyunlu
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor passagiers van British Airways wegens langdurige vertraging en instapweigering

In deze zaak hebben passagiers British Airways gedagvaard wegens een langdurige vertraging van hun vlucht van Amsterdam naar Bangkok via Londen Heathrow op 11 juli 2012. De passagiers vorderden compensatie op grond van Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten. De passagiers arriveerden met een vertraging van 16 uur in Bangkok, nadat hun vlucht van Amsterdam naar Londen met ongeveer 2 uur was vertraagd. British Airways stelde dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk onweer, waardoor de luchtverkeersleiding het aantal vluchten had moeten reduceren. De kantonrechter oordeelde echter dat British Airways niet had aangetoond dat de vertraging specifiek was veroorzaakt door deze omstandigheden, en dat de passagiers recht hadden op compensatie. De kantonrechter wees de vordering tot betaling van € 1.980,80 toe, vermeerderd met wettelijke rente, en veroordeelde British Airways tot betaling van de proceskosten. De beslissing benadrukt de verplichtingen van luchtvaartmaatschappijen onder de Europese regelgeving en de noodzaak om passagiers tijdig te informeren over hun rechten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton – locatie Haarlem
zaak/rolnr.: 2834484 \ CV EXPL 14-2012
datum uitspraak: 11 november 2014

VONNIS VAN DE KANTONRECHTER

inzake
[eisers]
[eisers]allen te [woonplaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen de passagiers
gemachtigde mr. A.D. van Tongeren
tegen
de vennootschap naar buitenlands recht
British Airways
te Amsterdam
gedaagde
hierna te noemen British Airways
gemachtigde mr. J.W.A. Lameijer

De procedure

De passagiers hebben British Airways gedagvaard op 10 februari 2014. British Airways heeft schriftelijk geantwoord.
Nadat de kantonrechter had beslist dat de zaak zich niet leent voor een comparitie van partijen na antwoord, hebben de passagiers schriftelijk op het antwoord gereageerd, waarna British Airways nog een schriftelijke reactie heeft gegeven.

De feiten

De passagiers hebben met British Airways een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan British Airways de passagiers per luchtvaartuig op 11 juli 2012 diende te vervoeren van Amsterdam naar Londen Heathrow, met als vertrektijd 19:10 uur (lokale tijd) en aankomsttijd 19:25 uur (lokale tijd) en vluchtnummer QF3370.
Krachtens deze vervoersovereenkomst diende British Airways de passagiers vervolgens op 11 juli 2012 met vluchtnummer QF3502 van Londen Heathrow te vervoeren naar Bangkok. De lokale vertrektijd vanuit Londen Heathrow was 22:05 uur, en de lokale aankomsttijd te Bangkok 15:20 uur.
De vlucht met vluchtnummer QF3370 is op 11 juli 2012 met een vertraging van circa 2 uur te Londen Heathrow aangekomen.
British Airways heeft de passagiers die dag om 22:54 uur hotelvouchers verstrekt.
De vlucht met vluchtnummer QF3502 is op 11 juli 2012 om 23:05 uur (lokale tijd) zonder de passagiers vanuit Londen Heathrow vertrokken.
De volgende dag zijn de passagiers met een vlucht van Emirates en Thai Airways via Dubai met een vertraging van 16 uur te Bangkok aangekomen.
Vanaf 3 juli 2013 hebben de passagiers British Airways aangeschreven tot betaling van een gestandaardiseerde compensatie op grond van Verordening (EG) nr. 261/2004 (hierna: de Verordening.
British Airways heeft geweigerd dit bedrag te betalen.
Bij beschikking van 14 januari 2014 heeft de kantonrechter te Den Haag eiseres sub 2 gemachtigd om namens eiser sub 3 deze procedure te voeren.

De vordering

De passagiers vorderen dat British Airways bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.800,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 31 oktober 2012 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 90,11 aan telefoonkosten en kosten voor het opvragen van een weerrapport;
- € 180,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten, waaronder eventuele nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr.
261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van
gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij
instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de
verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en het Sturgeon-arrest van
19 november 2009. De passagiers stellen dat zij ondanks de vertraging waarmee vlucht QF3370 op Heathrow landde er voldoende overstaptijd was om de passagiers mee te laten gaan met vlucht QF3502 aangezien deze eveneens vertraging had opgelopen. Door desondanks niet op de passagiers te wachten, is sprake van een instapweigering en is British Airways verplicht hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00 per passagier, te verhogen met € 65,16 aan telefoonkosten en € 24,95 voor het opvragen van een weerrapport. Subsidiair stellen de passagiers dat British Airways op grond van artikel 7 van de Verordening verplicht is hen te compenseren wegens langdurige vertraging.

Het verweer

British Airways betwist de vordering. Zij voert aan dat British Airways vlucht QF3370 heeft
uitgevoerd onder vluchtnummer BA441, met hetzelfde toestel als de voorgaande vlucht
BA440 van Londen naar Amsterdam, en vlucht QF3502 onder vluchtnummer BA09. British
Airways weerspreekt dat sprake is van een instapweigering op vlucht BA09. Tussen de
terminal waar BA441 te Heathrow is geland en de terminal waar BA09 vertrok, geldt een
minimale overstaptijd van 90 minuten. De overstaptijd tussen de twee vluchten bedroeg echter 84 minuten, zodat de passagiers niet op tijd hadden kunnen zijn voor vlucht BA09. Van een instapweigering is derhalve geen sprake geweest.
Tegen de subsidiaire grondslag beroept British Airways zich er op dat de langdurige vertraging het gevolg is van een buitengewone omstandigheid, zodat de passagiers ten onrechte aanspraak maken op compensatie op grond van de Verordening. British Airways voert daartoe aan dat de vluchten BA441 en de daaraan voorafgaande vlucht (BA440 Londen — Amsterdam) met vertraging zijn uitgevoerd als gevolg van een besluiten van het luchtverkeersbeheer. Het luchtverkeersbeheer heeft op 11 juli 2012 besloten het aantal vluchten te reduceren wegens onweer rond de luchthaven, waardoor een groot aantal vluchten niet volgens planning kon worden uitgevoerd. De vlucht BA440 kreeg pas twee uur later dan gepland toestemming om van Heathrow op te stijgen om naar Amsterdam te vliegen. De daarop volgende vlucht BA 441 van Amsterdam naar Londen is daardoor eveneens met vertraging uitgevoerd. De langdurige vertraging van vlucht BA 440 die hiervan het gevolg was, is aldus het resultaat van een beslissing van het luchtverkeersbeheer op Heathrow. British Airways kan geen invloed uitoefenen op besluiten van het luchtverkeersbeheer. Dergelijke beslissingen zijn op grond van punt 15 bij de considerans van de Verordening een buitengewone omstandigheid, die British Airways ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet kon voorkomen. British Airways is daarom niet verplicht de passagiers te compenseren. British Airways voert voorts verweer tegen de gevorderde vergoeding van telefoonkosten, kosten voor het opvragen van een weerrapport, buitengerechtelijke incassokosten, wettelijke rente en nakosten.

De beoordeling

British Airways heeft bij dupliek nog een stuk in het geding gebracht. De passagiers hebben daar niet op kunnen reageren. Aangezien de kantonrechter dit stuk niet bij de beoordeling van de zaak zal betrekken, zullen de passagiers niet alsnog de gelegenheid geboden op dit stuk te reageren.
De kantonrechter verwerpt de stelling van de passagiers dat British Airways compensatie is verschuldigd omdat British Airways hen op vlucht BA09 heeft geweigerd. De passagiers hebben niet weersproken dat de minimale overstaptijd 90 minuten bedraagt tussen de terminals van aankomst van vlucht BA441 en vertrek van vlucht BA09. Gezien de vertrektijd van deze vlucht van 23:05 uur moesten de passagiers zich derhalve uiterlijk om 21:35 uur bij de gate voor de vlucht aanmelden. De passagiers hebben gesteld dat zij zich rond 22:05 uur bij de gate hebben gemeld. Uit het OPNL Legs Report dat British Airways in het geding heeft gebracht, blijkt dat de deur van het toestel om 21:54 uur reeds was gesloten. Van een instapweigering als bedoeld in artikel 4 van de Verordening is naar het oordeel van de kantonrechter dan ook geen sprake geweest.
Over de vraag of de passagiers recht hebben op compensatie op grond van langdurige vertraging overweegt de kantonrechter als volgt. Het Europese Hof van Justitie (hierna: het Hof) heeft bij arrest van 26 februari 2013 in de zaak Air France / Folkerts; (C-11/11) geoordeeld dat voor de toepassing van de in artikel 7 van de Verordening voorziene compensatie, in geval van een vlucht met rechtstreekse aansluitingen, enkel de vertraging van belang is die is vastgesteld ten opzichte van de oorspronkelijk geplande aankomsttijd op de eindbestemming, omdat het ongemak bij vertraagde vluchten zich voordoet op die eindbestemming. In het geval van een vlucht met rechtstreekse aansluitingen wordt onder eindbestemming verstaan de bestemming van de laatste vlucht die de betrokken passagier heeft genomen, aldus het Hof.
In de voorliggende zaak hadden de passagiers een boeking voor een vlucht van Amsterdam naar Bangkok via Londen. Volgens de oorspronkelijke planning zouden de passagiers op 11 juli 2012 om 19:10 uur uit Amsterdam vertrekken en op 12 juli 2012 om 15:20 uur aankomen op de eindbestemming Bangkok. De passagiers zijn evenwel met een vertraging van 16 uren aangekomen in Bangkok, zodat British Airways op grond van de Verordening compensatieplichtig is, tenzij British Airways kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden.
Ten aanzien van het beroep van British Airways op de aanwezigheid van buitengewone omstandigheden geldt (in algemene zin) het volgende. In de considerans van de Verordening heeft de gemeenschapswetgever erop gewezen dat dergelijke omstandigheden zich met name kunnen voordoen in geval van politieke onstabiliteit, weersomstandigheden die uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen, beveiligingsproblemen, onverwachte vliegveiligheidsproblemen en stakingen die gevolgen hebben voor de vluchtuitvoering van de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert. Een beroep op buitengewone omstandigheden faalt als die omstandigheden door redelijke voorzorgsmaatregelen hadden kunnen worden voorkomen.
Het Hof heeft in zijn arrest Wallentin-Hermann van 22 december 2008 in rechtsoverweging 40 overwogen dat, aangezien niet alle buitengewone omstandigheden aanleiding geven tot vrijstelling, de luchtvaartmaatschappij die zich op dergelijke omstandigheden beroept bovendien moet aantonen dat de genoemde omstandigheden hoe dan ook niet voorkomen hadden kunnen worden door het treffen van aan de situatie aangepaste maatregelen, dat wil zeggen maatregelen die op het tijdstip van de buitengewone omstandigheden vooral voldoen aan voor de betrokken luchtvaartmaatschappij aanvaardbare technische en economische voorwaarden. In rechtsoverweging 41 heeft het Hof overwogen dat de vervoerder dient aan te tonen dat hij zelfs met inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen kennelijk niet had kunnen vermijden - behoudens indien hij op het relevante tijdstip onaanvaardbare offers uit het oogpunt van de mogelijkheden van zijn onderneming had gebracht - dat de buitengewone omstandigheden waarmee hij werd geconfronteerd tot annulering – en na het Sturgeon-arrest – tot langdurige vertraging van de vlucht leidden.
British Airways heeft aangevoerd dat op 11 juli 2012 sprake was van onweer boven Heathrow en in de buurt van de luchthaven, waardoor de verkeersleiding op Heathrow heeft besloten het aantal vluchten te beperken. Het toestel dat vlucht BA441 zou uitvoeren heeft als gevolg daarvan de voorgaande vlucht BA440 van Londen naar Amsterdam met vertraging uitgevoerd. British Airways wijst op een samenvatting van het luchtverkeerbeheer van Heathrow over het verloop die dag op de luchthaven, rapportages van het luchtverkeersbeheer — de “OPNL legs” rapporten — van vlucht BA441 en BA9, en een overzicht van de “short-haul”-vluchten, waarbij zij erop wijst dat voornamelijk “short‑haul”vluchten door de opgelegde beperkingen zijn getroffen.
De kantonrechter is van oordeel dat British Airways genoegzaam, gestaafd met objectieve gegevens, heeft onderbouwd dat op 11 juli 2012 op de luchthaven Heathrow sprake was van een uitzonderlijke situatie als gevolg waarvan de luchtverkeersleiding heeft besloten het aantal vluchten van en naar Heathrow te reduceren. Naar het oordeel van de kantonrechter komt daarmee evenwel niet vast te staan dat de vertraging waarmee de passagiers te Bangkok zijn aangekomen het gevolg is van een besluit van het luchtverkeersbeheer als bedoeld in punt 15 van de considerans bij de Verordening. Weliswaar heeft British Airways aangetoond dat een beslissing van het luchtverkeersbeheer het noodzakelijk maakte haar vluchtschema te reorganiseren, echter kan dat niet tot de conclusie leiden dat deze beslissing specifiek is genomen voor het toestel waarmee British Airways de passagiers met vlucht QF3370 / BA441 van Amsterdam naar Londen heeft vervoerd.
De conclusie is dat de uitvoering van de vlucht met rechtstreekse aansluitingen van Amsterdam naar Bangkok niet door een buitengewone omstandigheid in de zin van de Verordening langdurig is vertraagd. De vordering tot betaling van de hoofdsom, gelet op de duur van de vertraging is derhalve toewijsbaar.
Op grond van artikel 9 van de Verordening hadden de passagiers wegens de langdurige vertraging van hun vlucht recht op twee gratis telefoongesprekken. Tegenover de gemotiveerde betwisting door British Airways van de verschuldigdheid van het ter zake gevorderde bedrag hebben de passagiers onvoldoende onderbouwd op grond waarvan British Airways daarvoor € 65,16 aan de passagiers zou moeten voldoen. Dat British Airways dit bedrag verschuldigd is geraakt omdat zij de passagiers ter zake niet op hun rechten heeft gewezen, acht de kantonrechter daartoe onvoldoende nu de Verordening dat niet dwingend voorschrijft aan de betreffende luchtvaartmaatschappij. Ook de kosten van het weerrapport dat de passagiers bij Lennoc hebben opgevraagd dienen voor hun rekening te komen aangezien zij de door British Airways gestelde slechte weersomstandigheden niet hebben weersproken.
De passagiers maken aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Aangezien de Verordening onder meer beoogt de schade te herstellen die passagiers van langdurig vertraagde vluchten door tijdverlies lijden, constateert de kantonrechter dat de vordering tot betaling van de hoofdsom een verbintenis betreft die is omgezet in verbintenis tot vervangende schadevergoeding in de zin van artikel 6:87 BW. Aangezien het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden, volgt hieruit dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. De kantonrechter stelt vast dat de passagiers voldoende hebben gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten valt binnen de norm van het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen. Het besluit biedt geen ruimte voor de door British Airways verzochte matiging van het ter zake toe te wijzen bedrag van € 180,00.
De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten is toewijsbaar. Nu de passagiers niet hebben gesteld op welke datum de buitengerechtelijke kosten daadwerkelijk zijn betaald, zal de kantonrechter de rente toewijzen vanaf de dag der dagvaarding.
De wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over de gevorderde forfaitaire schadevergoeding is toewijsbaar vanaf 12 juli 2012.
De proceskosten komen voor rekening van British Airways omdat zij grotendeels in het ongelijk wordt gesteld. Daarbij wordt British Airways ook veroordeeld tot betaling van € 75,00 aan nasalaris voor zover daadwerkelijk nakosten door de passagiers worden gemaakt.
De gevorderde rente over de toe te wijzen proceskosten zal worden toegewezen met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

De beslissing

De kantonrechter:
- veroordeelt British Airways tot betaling aan de passagiers van € 1.980,80 te vermeerderen
met de wettelijke rente over € 1.800,00 vanaf 12 juli 2012, en over € 180,00 vanaf 10 februari 2014, tot aan de dag van voldoening van (de deelbetalingen van) deze bedragen;
- veroordeelt British Airways tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de
passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn
gespecificeerd,
dagvaarding € 97,37
griffierecht € 219,00
salaris gemachtigde € 300,00
vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de datum gelegen 14 dagen na
betekening van dit vonnis;
- veroordeelt British Airways tot betaling van € 75,00 aan nasalaris voor zover daadwerkelijk
nakosten door de passagiers worden gemaakt;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.I. Oyunlu en is uitgesproken op de openbare terechtzitting
van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.