British Airways heeft bij dupliek nog een stuk in het geding gebracht. De passagiers hebben daar niet op kunnen reageren. Aangezien de kantonrechter dit stuk niet bij de beoordeling van de zaak zal betrekken, zullen de passagiers niet alsnog de gelegenheid geboden op dit stuk te reageren.
De kantonrechter verwerpt de stelling van de passagiers dat British Airways compensatie is verschuldigd omdat British Airways hen op vlucht BA09 heeft geweigerd. De passagiers hebben niet weersproken dat de minimale overstaptijd 90 minuten bedraagt tussen de terminals van aankomst van vlucht BA441 en vertrek van vlucht BA09. Gezien de vertrektijd van deze vlucht van 23:05 uur moesten de passagiers zich derhalve uiterlijk om 21:35 uur bij de gate voor de vlucht aanmelden. De passagiers hebben gesteld dat zij zich rond 22:05 uur bij de gate hebben gemeld. Uit het OPNL Legs Report dat British Airways in het geding heeft gebracht, blijkt dat de deur van het toestel om 21:54 uur reeds was gesloten. Van een instapweigering als bedoeld in artikel 4 van de Verordening is naar het oordeel van de kantonrechter dan ook geen sprake geweest.
Over de vraag of de passagiers recht hebben op compensatie op grond van langdurige vertraging overweegt de kantonrechter als volgt. Het Europese Hof van Justitie (hierna: het Hof) heeft bij arrest van 26 februari 2013 in de zaak Air France / Folkerts; (C-11/11) geoordeeld dat voor de toepassing van de in artikel 7 van de Verordening voorziene compensatie, in geval van een vlucht met rechtstreekse aansluitingen, enkel de vertraging van belang is die is vastgesteld ten opzichte van de oorspronkelijk geplande aankomsttijd op de eindbestemming, omdat het ongemak bij vertraagde vluchten zich voordoet op die eindbestemming. In het geval van een vlucht met rechtstreekse aansluitingen wordt onder eindbestemming verstaan de bestemming van de laatste vlucht die de betrokken passagier heeft genomen, aldus het Hof.
In de voorliggende zaak hadden de passagiers een boeking voor een vlucht van Amsterdam naar Bangkok via Londen. Volgens de oorspronkelijke planning zouden de passagiers op 11 juli 2012 om 19:10 uur uit Amsterdam vertrekken en op 12 juli 2012 om 15:20 uur aankomen op de eindbestemming Bangkok. De passagiers zijn evenwel met een vertraging van 16 uren aangekomen in Bangkok, zodat British Airways op grond van de Verordening compensatieplichtig is, tenzij British Airways kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden.
Ten aanzien van het beroep van British Airways op de aanwezigheid van buitengewone omstandigheden geldt (in algemene zin) het volgende. In de considerans van de Verordening heeft de gemeenschapswetgever erop gewezen dat dergelijke omstandigheden zich met name kunnen voordoen in geval van politieke onstabiliteit, weersomstandigheden die uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen, beveiligingsproblemen, onverwachte vliegveiligheidsproblemen en stakingen die gevolgen hebben voor de vluchtuitvoering van de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert. Een beroep op buitengewone omstandigheden faalt als die omstandigheden door redelijke voorzorgsmaatregelen hadden kunnen worden voorkomen.
Het Hof heeft in zijn arrest Wallentin-Hermann van 22 december 2008 in rechtsoverweging 40 overwogen dat, aangezien niet alle buitengewone omstandigheden aanleiding geven tot vrijstelling, de luchtvaartmaatschappij die zich op dergelijke omstandigheden beroept bovendien moet aantonen dat de genoemde omstandigheden hoe dan ook niet voorkomen hadden kunnen worden door het treffen van aan de situatie aangepaste maatregelen, dat wil zeggen maatregelen die op het tijdstip van de buitengewone omstandigheden vooral voldoen aan voor de betrokken luchtvaartmaatschappij aanvaardbare technische en economische voorwaarden. In rechtsoverweging 41 heeft het Hof overwogen dat de vervoerder dient aan te tonen dat hij zelfs met inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen kennelijk niet had kunnen vermijden - behoudens indien hij op het relevante tijdstip onaanvaardbare offers uit het oogpunt van de mogelijkheden van zijn onderneming had gebracht - dat de buitengewone omstandigheden waarmee hij werd geconfronteerd tot annulering – en na het Sturgeon-arrest – tot langdurige vertraging van de vlucht leidden.
British Airways heeft aangevoerd dat op 11 juli 2012 sprake was van onweer boven Heathrow en in de buurt van de luchthaven, waardoor de verkeersleiding op Heathrow heeft besloten het aantal vluchten te beperken. Het toestel dat vlucht BA441 zou uitvoeren heeft als gevolg daarvan de voorgaande vlucht BA440 van Londen naar Amsterdam met vertraging uitgevoerd. British Airways wijst op een samenvatting van het luchtverkeerbeheer van Heathrow over het verloop die dag op de luchthaven, rapportages van het luchtverkeersbeheer — de “OPNL legs” rapporten — van vlucht BA441 en BA9, en een overzicht van de “short-haul”-vluchten, waarbij zij erop wijst dat voornamelijk “short‑haul”vluchten door de opgelegde beperkingen zijn getroffen.
De kantonrechter is van oordeel dat British Airways genoegzaam, gestaafd met objectieve gegevens, heeft onderbouwd dat op 11 juli 2012 op de luchthaven Heathrow sprake was van een uitzonderlijke situatie als gevolg waarvan de luchtverkeersleiding heeft besloten het aantal vluchten van en naar Heathrow te reduceren. Naar het oordeel van de kantonrechter komt daarmee evenwel niet vast te staan dat de vertraging waarmee de passagiers te Bangkok zijn aangekomen het gevolg is van een besluit van het luchtverkeersbeheer als bedoeld in punt 15 van de considerans bij de Verordening. Weliswaar heeft British Airways aangetoond dat een beslissing van het luchtverkeersbeheer het noodzakelijk maakte haar vluchtschema te reorganiseren, echter kan dat niet tot de conclusie leiden dat deze beslissing specifiek is genomen voor het toestel waarmee British Airways de passagiers met vlucht QF3370 / BA441 van Amsterdam naar Londen heeft vervoerd.
De conclusie is dat de uitvoering van de vlucht met rechtstreekse aansluitingen van Amsterdam naar Bangkok niet door een buitengewone omstandigheid in de zin van de Verordening langdurig is vertraagd. De vordering tot betaling van de hoofdsom, gelet op de duur van de vertraging is derhalve toewijsbaar.
Op grond van artikel 9 van de Verordening hadden de passagiers wegens de langdurige vertraging van hun vlucht recht op twee gratis telefoongesprekken. Tegenover de gemotiveerde betwisting door British Airways van de verschuldigdheid van het ter zake gevorderde bedrag hebben de passagiers onvoldoende onderbouwd op grond waarvan British Airways daarvoor € 65,16 aan de passagiers zou moeten voldoen. Dat British Airways dit bedrag verschuldigd is geraakt omdat zij de passagiers ter zake niet op hun rechten heeft gewezen, acht de kantonrechter daartoe onvoldoende nu de Verordening dat niet dwingend voorschrijft aan de betreffende luchtvaartmaatschappij. Ook de kosten van het weerrapport dat de passagiers bij Lennoc hebben opgevraagd dienen voor hun rekening te komen aangezien zij de door British Airways gestelde slechte weersomstandigheden niet hebben weersproken.
De passagiers maken aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Aangezien de Verordening onder meer beoogt de schade te herstellen die passagiers van langdurig vertraagde vluchten door tijdverlies lijden, constateert de kantonrechter dat de vordering tot betaling van de hoofdsom een verbintenis betreft die is omgezet in verbintenis tot vervangende schadevergoeding in de zin van artikel 6:87 BW. Aangezien het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden, volgt hieruit dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. De kantonrechter stelt vast dat de passagiers voldoende hebben gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten valt binnen de norm van het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen. Het besluit biedt geen ruimte voor de door British Airways verzochte matiging van het ter zake toe te wijzen bedrag van € 180,00.
De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten is toewijsbaar. Nu de passagiers niet hebben gesteld op welke datum de buitengerechtelijke kosten daadwerkelijk zijn betaald, zal de kantonrechter de rente toewijzen vanaf de dag der dagvaarding.
De wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over de gevorderde forfaitaire schadevergoeding is toewijsbaar vanaf 12 juli 2012.
De proceskosten komen voor rekening van British Airways omdat zij grotendeels in het ongelijk wordt gesteld. Daarbij wordt British Airways ook veroordeeld tot betaling van € 75,00 aan nasalaris voor zover daadwerkelijk nakosten door de passagiers worden gemaakt.
De gevorderde rente over de toe te wijzen proceskosten zal worden toegewezen met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.