ECLI:NL:RBNHO:2014:11083

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 november 2014
Publicatiedatum
26 november 2014
Zaaknummer
3136190
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurrecht en hoofdelijke aansprakelijkheid bij beëindiging huurovereenkomst

In deze zaak, die voor de Rechtbank Noord-Holland is behandeld, gaat het om een geschil tussen de Vereniging Hendrick de Keyser en de Stichting Sportservice Noord-Holland over de betaling van huur en gebruiksvergoeding na beëindiging van een huurovereenkomst. De Vereniging Hendrick de Keyser, eiseres in conventie, heeft Sportservice gedagvaard na de opzegging van de huurovereenkomst. De kantonrechter heeft op 21 november 2014 uitspraak gedaan in deze zaak. De feiten zijn als volgt: Hendrick de Keyser heeft in 2002 een pand gekocht en heeft samen met Sportservice een huurovereenkomst gehad. Na opzegging van de huurovereenkomst door Hendrick de Keyser, heeft Sportservice de huur tot 1 januari 2012 betaald, maar heeft daarna alleen een gebruiksvergoeding betaald voor het gedeelte dat zij daadwerkelijk in gebruik had. Hendrick de Keyser vorderde een bedrag van € 47.963,68 voor gebruiksvergoeding over de periode na de beëindiging van de huurovereenkomst, terwijl Sportservice betwistte dat zij nog een gebruiksvergoeding verschuldigd was. De kantonrechter oordeelde dat de huurovereenkomst per 1 januari 2012 was geëindigd en dat Sportservice alleen een vergoeding verschuldigd was voor het gedeelte van het pand dat zij daadwerkelijk in gebruik had. De kantonrechter wees de vorderingen van Hendrick de Keyser in conventie af en kende in reconventie een bedrag van € 17.487,98 toe aan Sportservice, dat onverschuldigd was betaald. De proceskosten werden gecompenseerd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton – locatie Haarlem
zaak/rolnr.: 3030682 / CV EXPL 14-4884
datum uitspraak: 21 november 2014

VONNIS VAN DE KANTONRECHTER

inzake

de vereniging met rechtspersoonlijkheid Vereniging Hendrick de Keyser

te Amsterdam
eiseres in conventie
verweerster in reconventie
hierna te noemen Hendrick de Keyser
gemachtigde : mr. M.J.V. van der List,
tegen

de Stichting Sportservice Noord-Holland

te Haarlem,
gedaagde in conventie
eiseres in reconventie
hierna te noemen Sportservice
gemachtigde : mr. A.L. de Koning.

In conventie en in reconventie

De procedure

Hendrick de Keyser heeft Sportservice op 23 april 2014 gedagvaard. Sportservice heeft geantwoord en een tegenvordering ingesteld. De kantonrechter heeft bij tussenvonnis van 16 juli 2014 een comparitie van partijen gelast, die heeft plaatsgevonden op 27 oktober 2014. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen verder naar voren hebben gebracht.

De feiten

a.
Hendrick de Keyser is een vereniging met als doel om gebouwen van bijzondere architectonische en/of historische waarde al dan niet in gerenoveerde vorm te beschermen en voor de toekomst te behouden. Hendrick de Keyser heeft in 2002 Huis Barnaart aan de Nieuwe Gracht 7 te Haarlem gekocht van de Provincie Noord Holland.
b.
Sportservice heeft vanaf 1 januari 1991 samen met (een rechtsvoorganger van) de Stichting Cultuurcompagnie Noord-Holland de kantoorruimten aan de Nieuwe Gracht 7 en de Ridderstraat 21 gehuurd.
c.
Cultuurcompagnie heeft de huurovereenkomst met Hendrick de Keyser schriftelijk opgezegd tegen 1 januari 2011 en het gehuurde per deze datum verlaten.
d.
Hendrick de Keyser heeft bij brief van 1 december 2010 de huurovereenkomst met Sportservice opgezegd tegen 1 januari 2012.
e.
Bij beschikking van 22 augustus 2012 heeft de kantonrechter te Haarlem het verzoek tot verlenging van de ontruimingstermijn ex artikel 7:230a lid 1 BW dat Sportservice had ingediend, afgewezen en de ontruiming bepaald op 15 januari 2013.
f.
De huurprijs voor het gehuurde bedroeg € 9.452,97 per maand, waarvan tot 1 januari 2012 een gedeelte van € 5.388,19 door Cultuurcompagnie werd betaald en een gedeelte van
€ 4.064,78 door Sportservice. Vanaf 1 januari 2011 heeft Sportservice de volledige verschuldigde huur (dat wil zeggen inclusief het gedeelte van Cultuurcompagnie) betaald aan Hendrick de Keyser. Vanaf 1 januari 2012 heeft Sportservice een gebruiksvergoeding betaald aan Hendrick de Keyser van € 4.064,78 per maand.
g.
Bij vonnis van 7 februari 2013, gewezen tussen Sportservice en Cultuurcompagnie onder rolnummer 548538 CV EXPL 12-2838, is samengevat geoordeeld dat de verplichtingen van Sportservice en Cultuurcompagnie als huurders jegens Hendrick de Keyser moeten worden aangemerkt als een hoofdelijke verplichting. Als uitvloeisel daarvan is Cultuurcompagnie jegens Sportservice veroordeeld om “haar” (Cultuurcompagnies) aandeel in de verschuldigde huurprijs aan Sportservice te betalen over de periode januari tot het moment waarop de huurovereenkomst ook ten aanzien van Sportservice is geëindigd, te weten 31 december 2011.
g.
Sportservice heeft het gehuurde feitelijk op 28 januari 2012 ontruimd.
De vordering in conventie
Hendrick de Keyser vordert (samengevat) veroordeling van Sportservice tot betaling van
€ 47.963,68 ter zake van gebruiksvergoeding over de periode 1 januari 2012 tot en met 15 januari 2013, welk bedrag is berekend op basis van de verschuldigde huurprijs voor het gehele pand, minus de betaalde vergoeding door Sportservice voor het bij haar in gebruik zijnde gedeelte en onder aftrek van een bedrag voor het gebruik van ruimten in het gehuurde door Hendrick de Keyser.
Hendrick de Keyser legt hieraan samengevat ten grondslag dat, in navolging van de hoofdelijkheid die ten aanzien van huurverplichtingen is aangenomen in het vonnis van 7 februari 2013, ook de verplichting tot betaling van een gebruiksvergoeding moet worden aangemerkt als een hoofdelijke verplichting. Voorts beroept zij zich op analoge toepassing van artikel 7:230a lid 6 BW.

Het verweer in conventie en de vordering in reconventie

Sportservice betwist de vordering. Zij voert aan dat de huurovereenkomst is geëindigd per 1 januari 2012 en dat daarmee de hoofdelijke verplichting tot betaling van het bedrag van
€ 9.452,97 is komen te vervallen, voorts dat zij na vertrek van Cultuurcompagnie dezelfde ruimtes is blijven gebruiken als voorheen en dat de vergoeding daarvoor € 4.064,78 per maand bedroeg welke door haar is voldaan.
Sportservice is van mening dat zij geen gebruiksvergoeding dient te betalen voor ruimtes die niet bij haar in gebruik zijn geweest.
In reconventie vordert Sportservice betaling door Hendrick de Keyser van € 17.881,24 wegens – samengevat – in 2012 teveel betaalde gebruiksvergoeding nu Sportservice gedurende 3 maanden de volledige huur (inclusief het gedeelte van Cultuurcompagnie) heeft voldaan.

Het verweer in reconventie

Hendrick de Keyser betwist de vordering. Haar verweer komt erop neer – gelijk de grondslag van haar vordering in conventie – dat de verplichtingen die voortvloeien uit de gebruiksovereenkomst een voortzetting zijn van die uit de huurovereenkomst en dat artikel 7:230a lid 6 BW analoog dient te worden toegepast. Voorts is Hendrick de Keyser van mening dat de redelijkheid en billijkheid eisen dat de hoofdelijke verplichting tot betaling van een vergoeding voor het hele pand wordt voortgezet na het einde van de huurovereenkomst, en dat Sportservice (wanneer zij deze niet hoeft te betalen) ongerechtvaardigd verrijkt is doordat zij wel feitelijk het hele pand tot haar beschikking had. Ook bestrijdt Hendrick de Keyser, subsidiair, de hoogte van de gebruiksvergoeding.

De beoordeling in conventie en in reconventie

De vorderingen in conventie en in reconventie lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
1.
Uitgangspunt is dat de huurovereenkomst per 1 januari 2012 is geëindigd. Die huurovereenkomst en de daarin opgenomen hoofdelijkheid kan derhalve niet dienen als grondslag voor de conventionele vordering.
2.
Voorts heeft de kantonrechter Haarlem in haar beschikking van 22 augustus 2012 betreffende de datum van ontruiming, uitdrukkelijk overwogen dat artikel 7:230a lid 6 BW toepassing mist. Er is derhalve geen sprake van het “doorlopen” van de rechten en verplichtingen uit de huurovereenkomst (en dus ook niet van de naderhand bij uitspraak van 7 februari 2013 vastgestelde hoofdelijkheid daarvan). Bij beschikking van 22 augustus 2012 is dan ook geen gebruiksvergoeding vastgesteld voor de resterende termijn omdat aan Sportservice geen ontruimingsbescherming toe kwam.
3.
Voor analoge toepassing van artikel 7:230a lid 6 BW ziet de kantonrechter dan geen aanleiding.
4.
Hendrick de Keyser heeft nog aangevoerd dat haar vordering in conventie mede gebaseerd is op de redelijkheid en billijkheid en op ongerechtvaardigde verrijking, omdat – samengevat- Sportservice de beschikking had over het hele pand na het vertrek van Cultuurcompagnie.
De kantonrechter kan Hendrick de Keyser in deze stelling niet volgen: het stond haar immers vrij om de betreffende ruimtes tijdelijk opnieuw te verhuren of deze zelf in gebruik te nemen. Sportservice heeft voorts onbetwist gesteld dat zij na 1 januari 2012 hetzelfde gedeelte van het pand is blijven gebruiken, en dat het voorheen bij Cultuurcompagnie in gebruik zijnde gedeelte leeg en/of gedeeltelijk in gebruik was bij Hendrick de Keyser.
5.
De kantonrechter is op grond van het voorgaande van oordeel dat Sportservice (slechts) gehouden kan worden om vanaf de datum dat de huurovereenkomst is geëindigd (1 januari 2012) een vergoeding te betalen voor het deel van Huis Barnaart dat zij feitelijk in gebruik had.
6.
Voorts moet ervan worden uit gegaan dat ook een gebruiksovereenkomst tegen het einde van de maand kan worden opgezegd en beëindigd, zodat het feit dat Sportservice niet op 1 januari 2013 maar op 28 december 2012 het pand heeft verlaten haar niet ontslaat van haar verplichting de vergoeding voor de hele maand december 2012 te voldoen.
7.
Over het jaar 2012 was Sportservice derhalve verschuldigd € 48.777,36 (12 x € 4.067,78).
Sportservice heeft naar onbetwist is gesteld voldaan over het jaar 2012 een bedrag van
€ 66.265,34, zodat het verschil bedraagt € 17.487,98. Dit verschil wordt hoofdzakelijk verklaard doordat Sportservice in 2012 nog gedurende 3 maanden de volledige huurtermijnen inclusief het gedeelte van Cultuurcompagnie heeft voldaan aan Hendrick de Keyser, derhalve in de periode nadat de huurovereenkomst en daarmee de hoofdelijke verplichting, was geëindigd. Dit bedrag is derhalve onverschuldigd betaald en dient door Hendrick de Keyser te worden terug betaald.
8.
Uit het voorgaande volgt dat de vorderingen in conventie zullen worden afgewezen en dat de gevorderde hoofdsom in reconventie zal worden toegewezen.
9.
Nu de in reconventie gevorderde buitengerechtelijke kosten zijn onderbouwd en hiertegen geen verweer is gevoerd zullen deze worden toegewezen zoals gevorderd. De gevorderde wettelijke rente zal als onbetwist worden toegewezen vanaf 30 mei 2013.
10.
In de aard van de procedure en de positie die partijen jegens elkaar innemen ziet de kantonrechter aanleiding om de proceskosten in conventie en in reconventie te compenseren, aldus dat ieder der partijen de eigen kosten draagt.

De beslissing

In conventie
-wijst de vorderingen af;
In reconventie
-veroordeelt Hendrick de Keyser om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Sportservice te betalen een bedrag van € 17.487,98, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 30 mei 2013;
- veroordeelt Hendrick de Keyser om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Sportservice te betalen een bedrag van € 929,56 exclusief BTW ter zake van buitengerechtelijke kosten;
-verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
-wijst af hetgeen anders of meer is gevorderd.
In conventie en in reconventie
-compenseert de proceskosten.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.S. Pieters en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.