ECLI:NL:RBNHO:2014:11096
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onderhoudsplicht van de juridische en biologische vader ten opzichte van een minderjarig kind
In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 26 november 2014 uitspraak gedaan over de onderhoudsplicht van de man, die de biologische vader is van de minderjarige [minderjarige]. De man had verzocht om wijziging van een eerdere beschikking van de rechtbank Alkmaar, waarin was bepaald dat hij een kinderbijdrage van € 130,-- per maand moest betalen. De man stelde dat door gewijzigde omstandigheden, waaronder zijn beëindigde schuldsaneringsregeling en zijn huidige financiële situatie, de kinderbijdrage op nihil moest worden gesteld. De vrouw, de juridische moeder van [minderjarige], verzocht om het verzoek van de man af te wijzen en stelde dat de man niet had aangetoond dat hij niet in staat was om de kinderbijdrage te betalen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de man de biologische vader is van [minderjarige], maar dat er geen sprake is van een familie- en gezinsleven tussen hen, aangezien de man nooit contact heeft gehad met het kind. Hierdoor kon de man geen aanspraak maken op een wijziging van de onderhoudsplicht, zoals vastgelegd in artikel 1:394 BW. De rechtbank oordeelde dat de man met ingang van 3 september 2012 niet langer onderhoudsplichtig is ten opzichte van [minderjarige].
De rechtbank heeft het verzoek van de man om de kinderbijdrage te wijzigen afgewezen, zowel voor de periode vanaf 3 september 2012 als voor de periode van 6 mei 2011 tot 3 september 2012. De rechtbank benadrukte dat een wijziging van de onderhoudsplicht niet met terugwerkende kracht kan worden toegepast, vooral niet als dit ingrijpende gevolgen kan hebben voor de onderhoudsgerechtigde. De beslissing van de rechtbank is openbaar uitgesproken en kan, voor zover definitief, worden aangevochten bij het gerechtshof te Amsterdam.