Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Procedure
2.Feiten en omstandigheden
3.Verzoek
4.Verweer
5.Beoordeling
De vader heeft ter zitting verklaard dat hij in het voorjaar telefonisch contact heeft gehad met de zoon, waarbij laatstgenoemde een onderhoudsplicht tot het 23e levensjaar aan de orde stelde. De vader zou destijds gemeld hebben dat daar naar zijn mening geen wettelijke grondslag voor bestond, waarop geen verdere reactie is gevolgd. Van de zijde van de zoon is ter zitting aangegeven dat er een toezegging zou zijn van de vader, maar in het licht van deze uitlating van de vader is onvoldoende onderbouwd waarop deze stelling is gebaseerd.
Gelet op het voorgaande en het ontbreken van overige stellingen ter zake, kan naar het oordeel van de rechtbank uit hoofde van een andere rechtsgrond dan artikel 1:392 BW een in rechte afdwingbare verplichting tot het verstrekken van levensonderhoud niet worden aangenomen.