ECLI:NL:RBNHO:2014:11430

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 december 2014
Publicatiedatum
3 december 2014
Zaaknummer
3403421 / CV EXPL 14-10091
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • C.A. van Dijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding vordering tegen gemeente wegens onrechtmatige daad en terugvordering toeslagen

In deze zaak vordert eiser schadevergoeding van de Gemeente Haarlem op grond van onrechtmatige daad. Eiser ontving in 2009 een nabetaling van een WWB-uitkering over 2008, wat leidde tot een terugvordering van zorg- en huurtoeslag door de Belastingdienst in 2014. Eiser stelt dat de Gemeente onrechtmatig heeft gehandeld door de WWB-uitkering niet tijdig uit te betalen, waardoor hij schade heeft geleden. De kantonrechter heeft de vordering van eiser afgewezen, omdat de omvang van de schade nog niet vaststaat. De kantonrechter laat de vraag of er sprake is van onrechtmatige daad in het midden, maar oordeelt dat er onvoldoende bewijs is voor het causale verband tussen de nabetaling en de schade. Eiser had ook niet voldoende onderbouwd dat de Gemeente hem had moeten compenseren voor de geleden schade. De proceskosten worden aan eiser opgelegd, omdat hij in het ongelijk is gesteld. De uitspraak is gedaan door mr. C.A. van Dijk op 18 december 2014.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton – locatie Haarlem
zaak/rolnr.: 3403421 / CV EXPL 14-10091
datum uitspraak: 18 december 2014 (bij vervroeging)

VONNIS VAN DE KANTONRECHTER

inzake

[eiser]

te [woonplaats]
eiser
hierna te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. W.I. Feenstra
tegen

de publiekrechtelijke rechtspersoon De Gemeente Haarlem

te Haarlem
gedaagde
hierna te noemen: de Gemeente
gemachtigd: R.W.F. Asmussen

De procedure

[eiser] heeft de Gemeente gedagvaard op 29 juli 2014 tegen de rolzitting van 14 augustus 2014. Vervolgens heeft [eiser] de Gemeente bij herstelexploit van 1 augustus 2014 opgeroepen tegen de zitting van 18 september 2014. De Gemeente heeft geantwoord.
De kantonrechter heeft bij tussenvonnis van 2 oktober 2014 een comparitie van partijen gelast, die heeft plaatsgevonden op 26 november 2014. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen verder naar voren hebben gebracht.

De feiten

[eiser] heeft in 2009 van de Gemeente een nabetaling ontvangen van over het jaar 2008 niet uitbetaalde WWB-uitkering.
Op 23 januari 2014 heeft de Belastingdienst/Toeslagen een terugvorderingsbeschikking aan [eiser] gezonden in verband met de zorg- en huurtoeslag over 2009 voor totaal € 2.240,--. Deze wordt verrekend met de zorg- en huurtoeslag van [eiser] over 2014.
De Gemeente heeft [eiser] op zijn verzoek bij brief van 31 maart 2014 een toelichting op zijn jaaropgave over 2009 gegeven. In die toelichting staat, voor zover hier van belang:
“Uw jaaropgave over 2009 is hoog uitgevallen. Dit komt, omdat er in 2009 een nabetaling heeft plaatsgevonden van WWB uitkering over de periode 7 februari 2008 tot en met 21 december 2008, naar aanleiding van uw bezwaarschrift. (…)
Als de jaaropgave over 2009 die u van ons heeft ontvangen wordt vergeleken met deze berekening, dan blijkt een bedrag van (27.462 -/- 13.112=) € 14.350,-- betrekking te hebben op de nabetaling. (…)
U kunt bij de belastingdienst Toeslagen aangeven dat er sprake is van een betaling van een vorig jaar. Dit kunt u doen met het formulier “Verzoek bijzondere situatie” (…)U kunt een kopie van deze brief voegen bij het “Verzoek bijzondere situatie” om aan te tonen dat een deel van uw jaaropgave over 2009 betrekking heeft om 2008.”
[eiser] heeft de Belastingdienst verzocht om middeling of een uitsmeerregeling toe te passen. Hierop heeft de Belastingdienst nog geen beslissing genomen.
De advocaat van [eiser] heeft de Gemeente bij brief van 28 april 2014 aansprakelijk gesteld voor de schade die [eiser] lijdt ten gevolge van voornoemde terugvorderings-beschikking. In deze brief is de Gemeente ook verzocht [eiser] een voorschot of een bijzondere bijstandsuitkering toe te kennen.
De Gemeente heeft in haar reactie van 15 juli 2014 aansprakelijkheid van de hand gewezen en het verzoek om de belastingschade te vergoeden afgewezen. Daarbij heeft de Gemeente te kennen gegeven:
“Nadat de belastingdienst op verzoek van uw cliënt heeft beslist en de werkelijke belastingschade kan worden vastgesteld, kan uw cliënt eventueel een nieuw verzoek om schadevergoeding bij ons indienen.”

De vordering

[eiser] vordert (samengevat) veroordeling van de Gemeente tot betaling van: € 2.240,-- wegens schadevergoeding en € 1.500,-- aan kosten rechtsbijstand te vermeerderen met 21% btw, en de proceskosten, alles te vermeerderen met de wettelijke rente.
[eiser] legt aan de vordering ten grondslag onrechtmatig handelen van de Gemeente. Hij stelt hiertoe het volgende. De Gemeente heeft onrechtmatig gehandeld jegens [eiser] en is aansprakelijk voor de schade die [eiser] lijdt en nog zal lijden. De Gemeente heeft immers in 2008 ten onrechte de WWB-uitkering waarop [eiser] recht had niet uitbetaald. Na een bezwaarprocedure heeft nabetaling van deze uitkering plaatsgevonden. Als gevolg hiervan is het belastbaar inkomen van [eiser] in 2009 gestegen en heeft de Belastingdienst in 2014 een terugvorderingsbeschikking gegeven. Daardoor ontvangt [eiser] over 2014 geen huur- en zorgkostentoeslag. De belasting- en toeslagschade die [eiser] lijdt bedraagt € 2.240,--. De gemeente heeft daarnaast het nadeel dat [eiser] heeft geleden niet gecompenseerd door hem bijvoorbeeld een voorschot of een bijzondere bijstandsuitkering toe te kennen.
Het verweer
Gemeente concludeert tot afwijzing van de vordering. Zij bestrijdt dat zij onrechtmatig heeft gehandeld of nalatig jegens [eiser] is geweest. Daartoe voert de Gemeente (kortweg) aan dat de vorderingen van [eiser] onvoldoende zijn onderbouwd, zowel wat de grondslag(en) als de omvang daarvan betreft. Voorts betwist de Gemeente het oorzakelijk verband tussen de nabetaling en de verhoging van het belastbaar inkomen van [eiser] in 2009. De Gemeente acht zich onder de gegeven omstandigheden niet verplicht [eiser] tegemoet te komen.

De beoordeling

1. De kantonrechter stelt voorop dat de vordering is gebaseerd op een besluit van de Gemeente dat is gelegen vóór 1 juli 2013, zodat [eiser] kan worden ontvangen in zijn vordering.
2. De kern van het geschil tussen partijen is of de Gemeente onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiser] en of zij gehouden is tot het betalen van een schadevergoeding aan [eiser] .
3. In het midden latend of de Gemeente onrechtmatig heeft gehandeld door [eiser] de WWB-uitkering over 2008 te weigeren en vervolgens [eiser] geen voorschot te verstrekken of te compenseren, is de kantonrechter anders dan de Gemeente van oordeel dat [eiser] voldoende heeft aangetoond dat oorzakelijk verband bestaat tussen de nabetaling van de WWB-uitkering ineens en de verhoging van het belastbaar inkomen in 2009. Ook al zou echter komen vast te staan dat belasting- en/of toeslagschade is ontstaan als gevolg van die nabetaling, dan heeft te gelden dat de omvang van dit bedrag (nog) niet vast staat. De uitkomst van het verzoek om toepassing van de middeling- of uitsmeerregeling bij de Belastingdienst is immers nog niet bekend. Niet onaannemelijk is dan ook dat de omvang van eventuele belasting- en toeslagschade als gevolg van de nabetaling ineens kan verminderen of zelfs tot nihil kan worden teruggebracht.
4. Het argument van [eiser] dat de Gemeente hem tegemoet had moeten komen en om deze reden onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld, ontbeert juridische grondslag.
5. Het voorgaande leidt ertoe dat de vordering van [eiser] die ziet op de gestelde belasting- en/of toeslagschade, wordt afgewezen.
6. Tegenover het verweer van de Gemeente dat de gestelde advocaatkosten niet zijn onderbouwd en buitenproportioneel zijn, heeft [eiser] op de comparitie van partijen enkel gesteld dat hij niet in aanmerking kwam voor een toevoeging in verband met het verzoek om een schadevergoedingsbesluit van de Gemeente. [eiser] heeft echter nagelaten de vordering op dit onderdeel nader te specificeren en te onderbouwen. De gevorderde advocaatkosten worden dan ook wegens gebrek aan feitelijke en juridische grondslag afgewezen.
7. De proceskosten komen voor rekening van [eiser] omdat deze in het ongelijk wordt gesteld.

De beslissing

De kantonrechter:
- wijst de vordering af;
- veroordeelt [eiser] tot betaling van de proceskosten, die aan de kant van Gemeente tot en met vandaag worden begroot op € 350,-- aan salaris van de gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.A. van Dijk en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
Coll.