Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
:C/15/218511/HA RK 14/76
1.[verzoeker 1]
[verzoeker 2]
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak hebben verzoekers, [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2], een wrakingsverzoek ingediend tegen de kantonrechter mr. C.A. van Dijk, die hen in een civiele procedure vertegenwoordigde. De wraking werd aangevraagd na een comparitie van partijen op 22 oktober 2014, waarbij verzoeker sub 1 als huurder betrokken was in een geschil met [verhuurder]. Verzoekers voerden aan dat de kantonrechter vooringenomen was en niet onpartijdig kon oordelen, gebaseerd op haar gedrag en uitlatingen tijdens de zitting. Ze stelden dat de kantonrechter hen had genegeerd, onterecht contact tussen het publiek en [verhuurder] had aangemoedigd, en dat zij valsheid in geschrifte had gepleegd door de naam van verzoeker sub 1 te wijzigen in het tussenvonnis.
De wrakingskamer heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de door verzoekers aangevoerde gronden niet voldoende waren om de wraking te rechtvaardigen. De kamer benadrukte dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit vermoeden ondermijnen. De wrakingskamer concludeerde dat de kantonrechter niet onpartijdig was en dat de vrees van verzoekers voor partijdigheid niet objectief gerechtvaardigd was. De wrakingskamer wees het verzoek tot wraking af en besloot dat de procedure in de hoofdzaak voortgezet moest worden.
De beslissing werd openbaar uitgesproken op 10 december 2014 door de wrakingskamer, bestaande uit de voorzitter mr. A.J. Wolfs en de leden mr. E.C.M. van Mierlo en mr. W. Aardenburg. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.