ECLI:NL:RBNHO:2014:11947

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 december 2014
Publicatiedatum
17 december 2014
Zaaknummer
C/15/218511/HA RK 14/76
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen kantonrechter in civiele procedure

In deze zaak hebben verzoekers, [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2], een wrakingsverzoek ingediend tegen de kantonrechter mr. C.A. van Dijk, die hen in een civiele procedure vertegenwoordigde. De wraking werd aangevraagd na een comparitie van partijen op 22 oktober 2014, waarbij verzoeker sub 1 als huurder betrokken was in een geschil met [verhuurder]. Verzoekers voerden aan dat de kantonrechter vooringenomen was en niet onpartijdig kon oordelen, gebaseerd op haar gedrag en uitlatingen tijdens de zitting. Ze stelden dat de kantonrechter hen had genegeerd, onterecht contact tussen het publiek en [verhuurder] had aangemoedigd, en dat zij valsheid in geschrifte had gepleegd door de naam van verzoeker sub 1 te wijzigen in het tussenvonnis.

De wrakingskamer heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de door verzoekers aangevoerde gronden niet voldoende waren om de wraking te rechtvaardigen. De kamer benadrukte dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit vermoeden ondermijnen. De wrakingskamer concludeerde dat de kantonrechter niet onpartijdig was en dat de vrees van verzoekers voor partijdigheid niet objectief gerechtvaardigd was. De wrakingskamer wees het verzoek tot wraking af en besloot dat de procedure in de hoofdzaak voortgezet moest worden.

De beslissing werd openbaar uitgesproken op 10 december 2014 door de wrakingskamer, bestaande uit de voorzitter mr. A.J. Wolfs en de leden mr. E.C.M. van Mierlo en mr. W. Aardenburg. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Wrakingskamer
zaaknummer
:C/15/218511/HA RK 14/76
datum beslissing: 10 december 2014
Op verzoek van:

1.[verzoeker 1]

2.
[verzoeker 2]
beiden wonende te [woonplaats]
hierna gezamenlijk te noemen: verzoekers, en ieder afzonderlijk: verzoeker sub 1 en verzoeker sub 2.
Wraking is verzocht van:
mr. C.A. van Dijk,
hierna te noemen: de kantonrechter.

1.Het procesverloop

1.1
Op 22 oktober 2014 heeft onder leiding van de kantonrechter een comparitie van partijen plaatsgevonden in een door [verhuurder] (hierna: [verhuurder]) in zijn (gestelde) hoedanigheid van verhuurder tegen verzoeker sub 1 als huurder bij deze rechtbank, afdeling privaatrecht, sectie kanton, locatie Haarlem, aanhangig gemaakte zaak met zaaknummer 3282485/CV EXPL 14-8517 (hierna te noemen: de hoofdzaak). Verzoeker sub 1 heeft zich tijdens de comparitie van partijen laten bijstaan door haar zoon, verzoeker sub 2.
1.2
Bij schriftelijk verzoek van 24 oktober 2014 hebben verzoekers de wraking verzocht van de kantonrechter in de hoofdzaak. De kantonrechter heeft niet in de wraking berust.
1.3
Verzoekers, [verhuurder] en de kantonrechter zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord ter zitting van 4 december 2014. Verzoekers zijn in persoon verschenen, evenals [verhuurder]. De kantonrechter heeft schriftelijk op het wrakingsverzoek gereageerd.

2.Het verzoek

2.1
Verzoekers leggen, samengevat, aan hun verzoek ten grondslag dat uit het gedrag van de kantonrechter tijdens de comparitie op 22 oktober 2014 kan worden afgeleid dat zij vooringenomen is en niet onpartijdig kan oordelen over de aan haar voorgelegde zaak. Verzoekers hebben hun stelling onderbouwd met een beschrijving van uitlatingen en beslissingen van de kantonrechter ter zitting, waaruit huns inziens deze vooringenomenheid en partijdigheid blijkt. Zo heeft de kantonrechter mensen uit het publiek gehoord, waarbij zij hen heeft aangespoord contactgegevens uit te wisselen met [verhuurder], heeft zij verzoeker sub 1 in feite genegeerd, heeft zij niet geluisterd naar de argumenten van haar gemachtigde, verzoeker sub 2, en is zij uitgegaan van fictieve situaties. Ook heeft de kantonrechter de procedure onnodig aangehouden voor het overleggen van een productie door [verhuurder], terwijl verzoekers een uitspraak hadden verwacht. De kantonrechter heeft voorts valsheid in geschrifte gepleegd door in het tussenvonnis de naam van verzoeker sub 1 te wijzigen van haar meisjesnaam naar haar volledige naam. Ten slotte hebben verzoekers de bedreigende toon van de kantonrechter als zeer onplezierig ervaren.

3.Beoordeling

3.1
Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet, die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een partij bij een geding een vooringenomenheid koestert. Daarnaast kan er onder omstandigheden reden zijn voor wraking, indien geheel afgezien van de persoonlijke opstelling van de rechter in de hoofdzaak, de bij een partij bestaande vrees voor partijdigheid van die rechter objectief gerechtvaardigd is, waarbij rekening moet worden gehouden met uiterlijke schijn. Het subjectieve oordeel van verzoeker is niet doorslaggevend.
3.2
Verzoeker sub 2 heeft ter gelegenheid van de mondelinge behandeling aangegeven dat hij zich in de door de voorzitter gegeven samenvatting van het wrakingsverzoek kan vinden, dat hij het verzoek niet nader wenst toe te lichten en evenmin op de reactie van de kantonrechter wenst in te gaan.
3.3
De door verzoekers aangevoerde gronden kunnen ieder afzonderlijk noch in samenhang als grondslag voor het wrakingsverzoek dienen. Daartoe wordt het volgende overwogen. Gebleken is dat het door de kantonrechter gehoorde ‘publiek’ de oudste zoon en twee schoondochters van verzoeker sub 1 betroffen en dat verzoekers er geen bezwaar tegen hebben geuit dat de kantonrechter deze personen aan het woord heeft gelaten. Voorts is gebleken dat de ‘fictieve situaties’ waarvan de kantonrechter is uitgegaan betrekking hebben op de mogelijkheid dat niet verzoeker sub 2, maar [verhuurder] eigenaar is van de woning waar verzoekers verblijven. Dat de kantonrechter die situatie als mogelijk scenario heeft geschetst kan naar het oordeel van de wrakingskamer niet worden aangemerkt als een partijdigheid jegens verzoekers. Ook uit de vraag die de kantonrechter volgens verzoeker sub 2 aan hem heeft gesteld, hoe vaak hij nog met zijn moeder naar de rechtbank wil komen als de zaak langer zou gaan duren, kan de door verzoekers gestelde ‘dreigende toon’ van de kantonrechter niet worden afgeleid. Vast staat immers dat verzoeker sub 1 bejaard is, dat het haar moeilijk valt de gang van zaken tijdens de procedure te volgen en dat verzoeker sub 2 haar woordvoerder is. Het aanhouden van de procedure ten einde [verhuurder] in de gelegenheid te stellen een kadastraal uittreksel in het geding te brengen, kan evenmin als blijk van vooringenomenheid en/of partijdigheid worden aangemerkt. Het stond de kantonrechter vrij nadere informatie te verlangen alvorens een (eind)oordeel te geven, aangezien tijdens de comparitie niet is komen vast te staan wie eigenaar is van de woning. De enkele omstandigheid dat verzoekers een vonnis hadden verwacht en in die verwachting zijn teleurgesteld kan niet als wrakingsgrond dienen. Wraking is geen instrument om een processuele beslissing van een (kanton)rechter aan te vechten.
Ten slotte rechtvaardigt de omstandigheid dat verzoeker sub 1 in het tussenvonnis van 20 augustus 2014 is aangeduid als [volledige naam], terwijl in de inleidende dagvaarding alleen haar meisjesnaam is genoemd, niet de conclusie dat sprake is van door de kantonrechter gepleegde valsheid in geschrifte, zodat ook deze grondslag het wrakingsverzoek niet kan dragen.
3.4
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen en beslist, komt de wrakingskamer tot de conclusie dat niet is gebleken van omstandigheden op grond waarvan aannemelijk is dat de kantonrechter jegens verzoekers een vooringenomenheid koestert waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Evenmin is gebleken van omstandigheden op grond waarvan de bij verzoekers bestaande vrees voor partijdigheid van die rechter objectief gerechtvaardigd is. Het verzoek tot wraking van de kantonrechter wordt daarom afgewezen.

4.Beslissing

De rechtbank:
4.1
wijst het verzoek tot wraking van de kantonrechter af;
4.2
beveelt de griffier onverwijld aan verzoekers, de kantonrechter en de wederpartij een voor eensluidende gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden;
4.3
beveelt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.J. Wolfs , voorzitter, en mr. E.C.M. van Mierlo en mr. W. Aardenburg, leden van de wrakingskamer, en in het openbaar uitgesproken op 10 december 2014 in tegenwoordigheid van drs. A.J. Verkruisen als griffier.
griffier voorzitter
Rechtsmiddel
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.