In deze zaak heeft de stichting Intermaris, vertegenwoordigd door mr. J.J. de Boer, een kort geding aangespannen tegen een huurder, die in zijn gehuurde woning een wietkwekerij exploiteerde. De huurder, die sinds 26 mei 2011 de woning huurde, werd op 1 juli 2014 door de politie betrapt op het kweken van 114 hennepplanten. Intermaris heeft de huurder herhaaldelijk in de gelegenheid gesteld om de huurovereenkomst op te zeggen, maar de huurder heeft hier niet op gereageerd. Hierdoor is er een huurachterstand ontstaan over de maanden juli tot en met oktober 2014.
Intermaris vorderde in kort geding de ontruiming van de woning binnen 48 uur na betekening van het vonnis, alsook de betaling van de volledige proceskosten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurder de aanwezigheid van de hennepkwekerij niet heeft betwist en dat hij ook geen verweer heeft gevoerd tegen de ontruiming. De kantonrechter oordeelde dat de vordering tot ontruiming toewijsbaar was, gezien de erkende overtreding van de huurovereenkomst.
Daarnaast heeft de kantonrechter de vordering van Intermaris tot vergoeding van de volledige proceskosten afgewezen, omdat het beding in de algemene voorwaarden dat deze kosten regelt, als onredelijk bezwarend werd beschouwd. De kantonrechter heeft echter wel de huurder veroordeeld in de proceskosten volgens het gebruikelijke liquidatietarief, omdat hij grotendeels in het ongelijk was gesteld. Het vonnis werd uitgesproken op 24 oktober 2014, waarbij de kantonrechter de ontruiming uitvoerbaar bij voorraad verklaarde.