ECLI:NL:RBNHO:2014:12362

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 oktober 2014
Publicatiedatum
24 december 2014
Zaaknummer
3401669 KG EXPL 14-126
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming en proceskostenvergoeding in kort geding wegens exploitatie van een wietkwekerij

In deze zaak heeft de stichting Intermaris, vertegenwoordigd door mr. J.J. de Boer, een kort geding aangespannen tegen een huurder, die in zijn gehuurde woning een wietkwekerij exploiteerde. De huurder, die sinds 26 mei 2011 de woning huurde, werd op 1 juli 2014 door de politie betrapt op het kweken van 114 hennepplanten. Intermaris heeft de huurder herhaaldelijk in de gelegenheid gesteld om de huurovereenkomst op te zeggen, maar de huurder heeft hier niet op gereageerd. Hierdoor is er een huurachterstand ontstaan over de maanden juli tot en met oktober 2014.

Intermaris vorderde in kort geding de ontruiming van de woning binnen 48 uur na betekening van het vonnis, alsook de betaling van de volledige proceskosten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurder de aanwezigheid van de hennepkwekerij niet heeft betwist en dat hij ook geen verweer heeft gevoerd tegen de ontruiming. De kantonrechter oordeelde dat de vordering tot ontruiming toewijsbaar was, gezien de erkende overtreding van de huurovereenkomst.

Daarnaast heeft de kantonrechter de vordering van Intermaris tot vergoeding van de volledige proceskosten afgewezen, omdat het beding in de algemene voorwaarden dat deze kosten regelt, als onredelijk bezwarend werd beschouwd. De kantonrechter heeft echter wel de huurder veroordeeld in de proceskosten volgens het gebruikelijke liquidatietarief, omdat hij grotendeels in het ongelijk was gesteld. Het vonnis werd uitgesproken op 24 oktober 2014, waarbij de kantonrechter de ontruiming uitvoerbaar bij voorraad verklaarde.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Alkmaar
Zaaknr/rolnr.: 3401669 \ KG EXPL 14-126 (rvk)
Uitspraakdatum: 24 oktober 2014

Vonnis in kort geding

De kantonrechter als voorzieningenrechter, rechtdoende in kort geding, heeft het volgende vonnis gewezen in de zaak van:

de stichting Stichting Intermaris, gevestigd te Hoorn

eisende partij in kort geding
verder ook te noemen: Intermaris
gemachtigde: mr. J.J. de Boer, advocaat te Hoorn
tegen

de heer [naam gedaagde], wonende te [plaats]

gedaagde partij in kort geding
verder ook te noemen: [huurder]
in persoon procederend.

Het procesverloop

Intermaris heeft bij dagvaarding d.d. 2 oktober 2014 een voorziening gevorderd.
De zaak is behandeld op de terechtzitting van 10 oktober 2014, alwaar zijn verschenen namens Intermaris, dhr. [A], wijkconsulent en partij [huurder].
Intermaris werd bijgestaan door haar gemachtigde.
Intermaris heeft de vordering bij monde van haar gemachtigde toegelicht aan de hand van pleitnotities en producties en haar eis vermeerderd.
[huurder] heeft verweer gevoerd.
De inhoud van deze processtukken geldt als hier ingelast.
Na afloop van de behandeling is heden uitspraak bepaald.

De uitgangspunten

1. [huurder] huurt met ingang van 26 mei 2011 van Intermaris de woning met aanhorigheden aan het [adres].
2. De politie is op 1 juli 2014 de woning binnengegaan en heeft vastgesteld dat in de woning een wietkwekerij aanwezig was. De politie is na onderzoek tot de conclusie gekomen dat 114 planten gekweekt moeten zijn.
3. Intermaris heeft bij brief van 8 juli 2014 [huurder] medegedeeld dat het exploiteren van een wietkwekerij niet toegestaan is. Intermaris heeft [huurder] voorts een termijn gegund om de huurovereenkomst zelf op te zeggen. [huurder] heeft niet op de brief van Intermaris gereageerd.
4. Bij brief van 28 juli 2014 is [huurder] nogmaals in de gelegenheid gesteld de huurovereenkomst op te zeggen. De raadsman van Intermaris heeft nog een sommatie gestuurd op 4 augustus 2014. [huurder] heeft in een gesprek op kantoor bij Intermaris laten weten dat hij de huurovereenkomst niet zal opzeggen.
5. Er is een huurachterstand ontstaan over de maanden juli t/m oktober 2014.
6. Art. 17 lid 1 van de op de huurovereenkomst van toepassing zijnde algemene voorwaarden luidt als volgt:
‘Wanneer de huurder zijn verplichtingen op grond van de wet en/of de huurovereenkomst niet nakomt, als gevolg waarvan de verhuurder genoodzaakt is gerechtelijke en/of buitengerechtelijke maatregelen te treffen komen de kosten van deze maatregelen voor rekening van huurder. Met betrekking tot de gerechtelijke kosten gaat het om de werkelijk door verhuurder gemaakte kosten in verband met het inschakelen van bijvoorbeeld een deurwaarder, een advocaat, een andere rechtshulpverlener of een andere deskundige. De gerechtelijke kosten zijn dus niet beperkt tot het bedrag dat op grond van het zogenaamde liquidatietarief door de rechter wordt bepaald.’

Het geschil

7. Intermaris vordert, bij wege van voorziening ex artikel 254 lid 4 BRv bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van [huurder] tot:
het ontruimen en ontruimd houden van de woning met aanhorigheden aan het [woonadres] te [woonplaats], binnen 48 uur na betekening van het vonnis, met al de zijnen en het zijne;
betaling van de integrale proceskosten.
8. Intermaris stelt hiertoe, zakelijk samengevat, het volgende.
Het is [huurder] op grond van de wet en de bepalingen uit de huurovereenkomst niet toegestaan in het gehuurde een wietkwekerij te (laten) exploiteren. Overtreding van dit verbod, zoals in dit geval is gebeurd, is reden voor beëindiging van de huurovereenkomst. Daarnaast is [huurder] op grond van de huurovereenkomst gehouden maandelijks de huur bij vooruitbetaling te voldoen. [huurder] heeft een achterstand in de huurbetalingen laten ontstaan en is ook na aanmaningen en sommaties niet overgegaan tot betalingen. Gelet hierop heeft Intermaris belang bij ontruiming.
9. [huurder] heeft de aanwezigheid van de hennepkwekerij niet betwist. Evenmin heeft [huurder] zich verzet tegen de ontruiming van het gehuurde. Wel heeft hij bezwaar gemaakt tegen de vermeerdering van eis.

De beoordeling

10. De spoedeisendheid van de zaak vloeit uit het gestelde voort en is in voldoende mate gebleken.
11. Uit het over en weer betoogde, de overgelegde stukken en de omstandigheid dat de onderhavige procedure zich niet leent voor (nadere) bewijsvoering is de kantonrechter voorshands, rekeninghoudende met de vermoedelijke beslissing in de eventueel te entameren bodemzaak, het volgende van oordeel.
11. Aangezien [huurder] de aanwezigheid van de hennepkwekerij en de daarmee samenhangende vordering tot ontruiming heeft erkend, wordt de gevorderde ontruiming toegewezen.
13. Ter zitting heeft Intermaris haar eis vermeerderd met de vordering tot betaling van de achterstallige huur van € 2.910,60. [huurder] heeft tegen deze vermeerdering van eis bezwaar gemaakt. De kantonrechter is van oordeel dat deze vermeerdering in strijd is met de goede procesorde omdat deze te laat is ingediend, terwijl daarvoor geen afdoende reden is gegeven. De vermeerdering van eis zal dan ook buiten beschouwing worden gelaten.
14. Intermaris maakt op grond van de op de overeenkomst toepasselijke algemene voorwaarden aanspraak op vergoeding van alle gerechtelijke kosten, waaronder – zoals Intermaris ter zitting heeft verklaard – in elk geval een bedrag van € 1.751,- aan salaris. De kantonrechter moet op grond van de wet toetsen of de vordering niet in strijd komt met het objectieve recht en of de aangevoerde gronden de vordering kunnen dragen.
In aanmerking wordt genomen dat op de kantonrechter op grond van de rechtspraak van het Hof van Justitie EU (o.a. 4 juni 2009, C-243/08) de verplichting rust om de toepasselijke algemene voorwaarden ambtshalve te toetsen op onredelijk bezwarende bedingen. Ingevolge de uitspraak van het Hof van Justitie EU van 30 mei 2013, C-488/11 geldt dit ook in zaken met betrekking tot een huurovereenkomst voor woonruimte, gesloten tussen een verhuurder die in handelt in het kader van zijn bedrijfs- of beroepsactiviteiten en een huurder die handelt voor doeleinden die buiten zijn bedrijfs- of beroepsactiviteit vallen. In dit kort geding is sprake van een huurovereenkomst in voornoemde zin. Vanwege bovenstaande is Intermaris ter zitting in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de vraag of het beding in art. 17 van de algemene voorwaarden onredelijk bezwarend is. Intermaris heeft echter geen inhoudelijk standpunt ingenomen. De kantonrechter is van oordeel dat het beding oneerlijk is in de zin van richtlijn 93/13 EG. Daarbij acht de kantonrechter doorslaggevend dat het beding [huurder] kan belemmeren in het voeren van verweer vanwege de – in vergelijking met het gebruikelijke liquidatietarief – hoge kosten die daaraan verbonden zijn, waarbij meeweegt dat aan die kosten geen maximum verbonden is. De vordering tot voldoening van de volledige proceskosten zal daarom worden afgewezen omdat het voldoende aannemelijk is dat het onderliggend beding in een eventueel aan te spannen bodemprocedure zal worden vernietigd, dan wel nietig verklaard.
15. Wel ziet de kantonrechter aanleiding om [huurder] als de grotendeels in het ongelijke gestelde partij te veroordelen in de proceskosten ter hoogte van het gebruikelijke liquidatietarief.

De beslissing in kort geding

De kantonrechter:
Veroordeelt [huurder] om de woning met aanhorigheden aan het [woonadres] te [woonplaats] binnen 48 uur na betekening van het vonnis met al de zijnen en het zijne te ontruimen en ontruimd te houden.
Veroordeelt [huurder] in de proceskosten, die tot heden voor Intermaris worden vastgesteld op een bedrag van € 610,77 (€ 95,77 aan dagvaardingskosten, € 115,- aan griffierecht en een bedrag van € 400,- voor salaris van de gemachtigde van Intermaris).
Verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.A. Swildens, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken op
24 oktober 2014.
De griffier
De kantonrechter