ECLI:NL:RBNHO:2014:12430

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 december 2014
Publicatiedatum
30 december 2014
Zaaknummer
3524864 - OA VERZ 14-149
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • S.B. Rip
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van arbeidsovereenkomsten wegens concurrentie en goed werknemerschap

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 30 december 2014 uitspraak gedaan in een ontbindingsverzoek van de Ferney Group B.V. tegen haar werknemers [X] en [Y]. Ferney verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomsten, omdat de werknemers zouden concurreren met het bedrijf door het exploiteren van een webshop. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de activiteiten van de webshop van [Y] van geringe omvang waren en dat Ferney op de hoogte was van deze activiteiten. De kantonrechter oordeelde dat de handelwijze van [X] en [Y] niet getuigde van goed werknemerschap, maar dat de omstandigheden, waaronder de lange dienstverbanden en de aard van de verwijten, niet voldoende waren om tot ontbinding over te gaan. De kantonrechter heeft het verzoek tot ontbinding afgewezen en Ferney veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige afweging van de omstandigheden bij ontbindingsverzoeken en de bescherming van werknemers tegen onterecht ontslag.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Alkmaar
Zaaknr/repnr.: 3524864 \ OA VERZ 14-149 (H.K.)
Uitspraakdatum: 30 december 2014
Beschikking in de zaak van:
de besloten vennootschap Ferney Group B.V., statutair gevestigd te Heerhugowaard en aldaar kantoorhoudende
verzoekende partij
verder ook te noemen: Ferney
gemachtigde: mr. R.J. van Velzen, advocaat Alkmaar
tegen

1.de heer [naam verweerder] en zijn echtgenote

2. mevrouw
[verweerder 2], beiden wonende te [plaats]
aan het adres [adres]
verwerende partijen
verder ook te noemen: [X] en [Y]
gemachtigde: mr. J.W. Bloem, advocaat te Zaandam.

1.Het procesverloop

Ferney heeft op 22 oktober 2014 een verzoekschrift ingediend.
Daar hebben [X] en [Y] bij verweerschrift op gereageerd.
De mondelinge behandeling heeft in deze plaatsgevonden op 10 december 2014, alwaar zijn verschenen:
  • Ferney bij [A] (directeur) en mw. [B] (HR-adviseur), bijgestaan door haar gemachtigde mr. R.J. van Velzen;
  • [X] en [Y] beiden in persoon, bijgestaan door gemachtigde mr. F. Meis namens mr. J.W. Bloem.
Ter zitting hebben partijen hun verzoek- respectievelijk verweerschrift nader toegelicht aan de hand van pleitnotities en producties.
De inhoud van deze processtukken geldt als hier ingelast.
Vervolgens is heden uitspraak bepaald.

2.De uitgangspunten

2.1
Ferney is een inkooporganisatie voor ijzerwaren, gereedschappen, hang- en sluitwerk, sanitair, hout, verf en aanverwante artikelen die ten dienste staat van haar leden/aandeelhouders.
2.2
[X], geboren op [geboortedatum], is op 1 december 2000 in dienst getreden van Ferney. [X] vervulde de functie van inkoper tegen een salaris van € 4.708,94 bruto per maand, inclusief de vaste toeslagen van € 54,49 en € 113,45, exclusief vakantiegeld.
De arbeidsovereenkomst van [X] bevat onder meer de volgende bepalingen:
Artikel 13.2:
“werknemer verbindt zich gedurende de loop der dienstbetrekking voor geen
andere werkgever of opdrachtgever werkzaam te zullen zijn, noch direct, noch indirect, en zich te zullen onthouden van het doen van zaken voor eigen rekening.”
Artikel 14.1:
“het is werknemer verboden binnen een tijdvak van twee jaar na beëindiging der dienstbetrekking werkzaam te zijn bij een bedrijf gelijk, gelijksoortig of aanverwant aan dat wat werkgever, hetzij tegen vergoeding, hetzij om niet, of daarin aandeel van welke aard ook te hebben, tenzij de werknemer daartoe vooraf schriftelijke toestemming van werkgever heeft gekregen, aan welke toestemming werkgever voorwaarden kan verbinden.”
2.3
[Y], geboren op [datum], is op 1 februari 2012 in dienst getreden van Ferney, aanvankelijk voor één jaar en nadien voor onbepaalde tijd. [Y] vervulde de functie van assemblagemedewerkster tegen een salaris van € 1.146,60 bruto per maand, inclusief een vaste toeslag van € 13,60, exclusief vakantiegeld. [Y] is voor 8% arbeidsongeschikt en is afkomstig uit Thailand. Zij is de Nederlandse taal niet goed machtig.
De
eerstearbeidsovereenkomst van [Y] vermeldt de volgende bepaling:
Artikel 14:
“behoudens toestemming van Ferney is het medewerk(st)er niet toegestaan tijdens zijn dienstverband al dan niet gehonoreerde nevenactiviteiten te verrichten die voortvloeien uit of direct verband houden met zijn werkzaamheden voor Ferney. Tevens is het medewerk(st)er niet toegestaan werkzaamheden voor derden te verrichten die zijn arbeidskracht en of het aanzien of het belang van Ferney kunnen schaden.
Verzoeken tot het verrichten van nevenactiviteiten dienen te allen tijde bij Ferney schriftelijk te worden ingediend. Bij afwijzing van een dergelijk verzoek zal Ferney haar besluit schriftelijk motiveren.”
2.4
[Y] exploiteert sinds 7 januari 2011 een webshop genaamd [Z]. De activiteiten van [Z] bestaan uit de import van, groothandel en handelsagentuurschap in RVS producten.
2.5
Op verzoek van Ferney heeft Hoffmann Bedrijfsrecherche B.V. (hierna: Hoffmann) onderzoek gedaan naar de activiteiten van [Z] en de rol van [X] bij dit bedrijf.
2.6
Op 10 september 2014 zijn [X] en [Y] op staande voet ontslagen. Bij afzonderlijke brieven van 10 september 2014 heeft Ferney het ontslag op staande voet schriftelijk bevestigd. Daarbij is door Ferney aan [X] en [Y] meegedeeld dat de dringende reden voor het ontslag op staande voet was gelegen in het feit dat [X] en [Y] Ferney onrechtmatige concurrentie aandoen middels de exploitatie van een webshop en dat [X] vertrouwelijke bedrijfsinformatie aan concurrerende bedrijven doorspeelt.
2.7
Bij brief van 17 augustus 2014 heeft de gemachtigde van [X] en [Y] de vernietigbaarheid ingeroepen van het aan [X] en [Y] gegeven ontslag, hebben [X] en [Y] zich beschikbaar gehouden voor werk en hebben ze aanspraak gemaakt op loondoorbetaling.
2.8
Bij vonnis in kort geding van 11 november 2014 (rolnr. 3443317 \ 14-136) heeft een collega-kantonrechter te Alkmaar Ferney veroordeeld om [Y] binnen 5 dagen na betekening van het vonnis weder te werk te stellen in haar functie.
De wedertewerkstelling van [X] is niet toegewezen. De kantonrechter overwoog hiertoe dat [X] nog steeds – sinds 29 augustus 2014 – arbeidsongeschikt is en op korte termijn het onderhavige ontbindingsverzoek zal worden behandeld.
Ten aanzien van [X] en [Y] heeft de kantonrechter Ferney veroordeeld tot doorbetaling van het salaris c.a.
2.9
Naar aanleiding van het kortgedingvonnis is [Y] weer aan het werk bij Ferney.

3.Het geschil

3.1
Ferney verzoekt de arbeidsovereenkomst met [X] en [Y] te ontbinden, voor zover mocht blijken dat deze nog bestaat, tegen de vroegst mogelijke datum wegens gewichtige redenen, bestaande uit primair een dringende reden en subsidiair veranderingen in de omstandigheden, kosten rechtens.
Aan dit verzoek legt Ferney -zakelijk samengevat- het volgende ten grondslag.
Volgens Ferney hebben [X] en [Y] haar directe concurrentie aangedaan doordat [Y] er een concurrerende internetwinkel “[Z]” op nahield. Weliswaar staat de zaak bij de Kamer van Koophandel sinds 7 januari 2011 op naam van [Y], maar bij de contactgegevens staat het mobiele telefoonnummer van [X] vermeld. Om hier meer duidelijkheid over te krijgen heeft Ferney Hoffmann Bedrijfsrecherche opdracht gegeven om hier nader onderzoek naar te doen. Uit het eindrapport van Hoffmann d.d. 3 oktober 2014 blijkt dat [X] inderdaad werkzaamheden verricht voor het bedrijf van zijn echtgenote. Voorts blijkt uit het rapport dat een medewerker van Hoffmann een proefaankoop heeft gedaan bij [Z]. Er werden door [Z] aan deze medewerker glasklemmen en Tie-rips geleverd. De tie-rips heeft [X] bij Ferney gekocht met gebruikmaking van de regeling personeelsaankopen.
Gelet op de handelwijze van [X] en [Y] heeft Ferney hen ontslagen.
Thans verzoekt Ferney voorwaardelijke ontbinding van de arbeidsovereenkomst, omdat zij het vertrouwen van Ferney volstrekt onwaardig zijn geworden. Aan [X] en [Y] behoort geen ontbindingsvergoeding te worden toegekend.
Ferney is het dan ook niet eens met de beslissing van de kortgedingrechter, dat het verwijt niet zo ernstig was.
De producten die door [X] en [Y] worden verkocht, worden ook door de leden van de Ferney Group verkocht.
3.2
Het verweer van [X] en [Y] strekt tot afwijzing van het verzoek, kosten rechtens. Hiertoe wordt door [X] en [Y] -zakelijk samengevat- het volgende aangevoerd.
[X] is op 1 april 1998 in dienst getreden bij Ubbink B.V. Leidinggevende van Ubbink was de heer [C]. [C] is in 1999 bij Ferney in dienst getreden. Hij heeft aan [X] gevraagd om bij Ferney de vacature van inkoper te komen vervullen, hetgeen is geschied.
[X] heeft altijd uitstekend gefunctioneerd bij Ferney, hetgeen ook blijkt uit de jaarlijkse bonusuitkering van 5,7%.
[Y] exploiteert sinds 2011 de webshop [Z]. Zij is hiermee gestart, omdat zij na de inburgeringscursus geen werk kon krijgen. De totale omzet van de webshop sinds 2011 bedraagt slechts € 2.754,--. Bovendien was Ferney er voor de start van de webshop mee bekend dat [Y] hiermee zou beginnen. Dit blijkt uit de verklaring van de heer [C] (productie 6 verweerschrift). Hij verklaart dat hij dit begin 2011 heeft besproken met de heer [D], voormalig directeur van Ferney. [D] en [C] besloten het “lekker te laten gaan” en geen actie te ondernemen. De webshop werd op geen enkele manier als bedreigend ervaren door Ferney.
Er is dan ook geen sprake van (directe) concurrentie van [Z] jegens Ferney.
[X] heeft alleen wat hand en spandiensten verleend aan zijn niet goed Nederlands sprekende echtgenote.
Ferney had dan ook niet mogen besluiten om [X] en [Y] te ontslaan. Een waarschuwing had kunnen volstaan. Zij willen beiden hun werk behouden, mede omdat het voor [X] gelet op zijn leeftijd erg moeilijk wordt om elders een betrekking te vinden.

4.De beoordeling

4.1
De kantonrechter overweegt in de eerste plaats dat gebleken is dat het onderhavige ontbindingsverzoek geen verband houdt met het bestaan van een opzegverbod als bedoeld in de artikelen 7:647, 7:648, 7:670 en 7:670a van het Burgerlijk Wetboek [BW] of enig ander verbod tot opzegging van de arbeidsovereenkomst.
4.2
De kantonrechter is van oordeel dat het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst afgewezen dient te worden.
Daartoe wordt het volgende overwogen.
4.3
Met betrekking tot de heer [X]
Aan Ferney kan worden toegegeven dat de handelwijze van [X] en zijn betrokkenheid bij de ondernemingsactiviteiten van zijn echtgenote niet getuigen van goed werknemerschap.
De kantonrechter kwalificeert die handelwijze als onhandig en onwenselijk.
Echter, daar staat tegenover dat [X] reeds jarenlang in dienst is en een smetteloos dienstverband heeft gehad.
Weliswaar zijn de verhoudingen tussen partijen verstoord geraakt, doch de kantonrechter ziet niet in waarom die verstoring onherstelbaar zou moeten zijn. Er dient getracht te worden, bijvoorbeeld met behulp van een mediator, de verhoudingen weer te herstellen.
Voorts staat vast dat [X] nog steeds arbeidsongeschikt is. Hij heeft recht op een re-integratiekans, zo nodig door middel van het zogenaamde tweede spoor.
Het voorgaande klemt temeer nu [X] thans 56 jaar oud is, een eenzijdige werkervaring heeft en gelet hierop niet eenvoudig een andere werkgever zal kunnen vinden.
De kantonrechter overweegt voorts dat de middels het bedrijfje van zijn echtgenote ondernomen activiteiten onbetwist van zeer geringe omvang zijn geweest en dat deze inmiddels zijn gestaakt. De omvang van de betrokkenheid van [X] bij die activiteiten is evenmin komen vast te staan.
Kennelijk heeft de voormalig leidinggevende van [X], de heer [C], bovendien geen problemen gehad met het bedrijfje van de echtgenote van [X], zo blijkt uit de overgelegde verklaring van de heer [C]. De eventuele onduidelijkheid tussen [C] en de voormalig directeur [D] over de aard van de activiteiten van de webshop kan niet aan [X] worden tegengeworpen. Ook het verwijt van het doorspelen van vertrouwelijke informatie door [X] aan concurrerende bedrijven heeft Ferney niet hard kunnen maken.
Gelet op al deze omstandigheden – waaronder de aard en de ernst van de verwijten en de duur van de arbeidsovereenkomst – zo nodig in samenhang beschouwd, acht de kantonrechter op dit moment een ontbinding van de arbeidsovereenkomst een te zwaar middel.
Al hetgeen Ferney nog heeft aangevoerd leidt niet tot een andere beslissing en behoeft derhalve geen bespreking meer.
4.4
Met betrekking tot [Y]
Hetgeen hiervoor is overwogen ten aanzien van de heer [X] geldt in grote lijnen evenzeer voor [Y]. Ook hier is van belang de geringe omvang van het bedrijfje van [Y] en de bekendheid van (de leidinggevende van) Ferney met de activiteiten van [Y].
Ten aanzien van [Y] komt de kantonrechter daarom eveneens tot het oordeel dat, gelet op alle omstandigheden – waaronder de aard en de ernst van de verwijten en de duur van de arbeidsovereenkomst – zo nodig in samenhang beschouwd, op dit moment een ontbinding van de arbeidsovereenkomst een te zwaar middel wordt geacht. Bovendien heeft zij in haar functie geen kennis van bedrijfsactiviteiten van Ferney waardoor zij concurrerend zou kunnen zijn.
4.5
Gelet op het vorenoverwogene wordt het verzoek afgewezen met veroordeling van Ferney in de proceskosten.

5.De beslissing

De kantonrechter:
Wijst het verzoek af.
Veroordeelt Ferney in de proceskosten, die aan de zijde van [X] en [Y] worden vastgesteld op € 400,-- voor salaris gemachtigde, waarover Ferney geen btw verschuldigd is.
Deze beschikking is gegeven door mr. S. B. Rip, kantonrechter, bijgestaan door de griffier en op 30 december 2014 in het openbaar uitgesproken.
De griffier
De kantonrechter