ECLI:NL:RBNHO:2014:12535

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 december 2014
Publicatiedatum
6 januari 2015
Zaaknummer
2937206 CV EXPL 14-985
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van zorgkosten door CAK

In deze zaak heeft het CAK, een rechtspersoon belast met de vaststelling en inning van eigen bijdragen op grond van de AWBZ, een vordering ingesteld tegen [gedaagde] voor onbetaalde facturen voor zorg, hulpmiddelen en voorzieningen die zijn ontvangen tussen 18 februari 2008 en 23 september 2013. De vordering bedraagt in totaal € 7.154,58, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten en rente. De kantonrechter heeft op 17 december 2014 uitspraak gedaan na een comparitie van partijen op 20 oktober 2014, waarbij CAK werd vertegenwoordigd door gemachtigde G. Rutgers van AGC Gerechtsdeurwaarders en Incasso, terwijl [gedaagde] in persoon verscheen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde] zorg heeft ontvangen op basis van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) en de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). CAK heeft facturen verzonden voor deze zorg, maar [gedaagde] heeft deze niet betaald. Tijdens de comparitie is het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 22 oktober 2013 besproken, waarin CAK in een soortgelijke zaak niet-ontvankelijk werd verklaard voor vorderingen die betrekking hadden op eigen bijdragen voor huishoudelijke hulp na 1 juli 2009. De kantonrechter heeft zich gebogen over de vraag of CAK ook vorderingen kan indienen die na deze datum zijn gedateerd.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat de facturen formele rechtskracht hebben verkregen, omdat er geen bezwaar is gemaakt tegen de facturen en de bezwaar- en beroepstermijnen zijn verstreken. Dit betekent dat de kantonrechter de vordering van CAK inhoudelijk heeft beoordeeld en de verschuldigdheid van de facturen over 2013 door [gedaagde] is erkend. De kantonrechter heeft de vordering van CAK toegewezen, met uitzondering van de vordering voor de periode januari t/m mei 2014, die is afgewezen omdat deze niet schriftelijk was ingediend. De kantonrechter heeft [gedaagde] veroordeeld tot betaling van € 8.001,58 aan CAK, vermeerderd met wettelijke rente, en heeft de proceskosten voor CAK vastgesteld op € 1.057,43.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Alkmaar
zaak/rolnr.: 2937206 CV EXPL 14-985
Uitspraakdatum: 17 december 2014

Vonnis in de zaak van:

Het rechtspersoonlijkheid bezittend lichaam CAK gevestigd te Den Haag

eisende partij
verder ook te noemen: CAK
gemachtigde: G. Rutgers van AGC Gerechtsdeurwaarders en Incasso
tegen

[naam], wonende te [plaats]

gedaagde partij
verder ook te noemen: [gedaagde]
procederend in persoon.

Het procesverloop

1. CAK heeft een vordering ingesteld, zoals omschreven in de dagvaarding van 17 maart 2014. [gedaagde] heeft bij antwoord verweer gevoerd. Op 30 september 2014 heeft de kantonrechter een comparitie gelast, die is gehouden op 20 oktober 2014. CAK is daarbij bij gemachtigde Rutgers verschenen terwijl [gedaagde] in persoon is verschenen. Van deze comparitie heeft de griffier aantekeningen gehouden. Na de comparatie heeft CAK op 19 november 2014 nog een akte genomen. De inhoud van de processtukken geldt als hier ingelast.
2. Ten slotte is bepaald dat vandaag uitspraak wordt gedaan.

De vaststaande feiten

3. Als door de ene partij gesteld en door de andere partij erkend of niet weersproken, neemt de kantonrechter het volgende als vaststaande feiten aan.
4. [gedaagde] heeft zorg, hulpmiddelen en/of voorzieningen ontvangen op grond van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) dan wel de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ).
5. CAK is op grond van artikel 49 van de AWBZ belast met de vaststelling en inning van eigen bijdragen. CAK heeft [gedaagde] in de periode 18 februari 2008 tot en met 23 september 2013 facturen verzonden voor ontvangen zorg, hulpmiddelen of voorzieningen. [gedaagde] heeft de facturen niet betaald.

Het geschil

6. CAK vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van [gedaagde] tot betaling van een bedrag van € 7.154,58. Daarnaast vordert CAK veroordeling van [gedaagde] tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten (€ 886,60) en rente (€ 787,27). Op de comparitie heeft CAK haar vordering vermeerderd met een bedrag van € 521,56 voor de opgelegde eigen bijdragen in de periode januari t/m mei 2014.
7. CAK stelt hiertoe, zakelijk samengevat, het volgende. De facturen zijn vaststellingen en daarmee tevens beschikkingen in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Deze besluiten hebben formele rechtskracht verkregen. De hoogte van de eigen bijdragen staan daarmee tussen partijen vast. Uit hoofde van haar wettelijke taak heeft CAK opeisbaar een bedrag van € 7.154,58 te vorderen. Er is sprake van een toerekenbare tekortkoming aan de zijde van [gedaagde] en [gedaagde] verkeert in verzuim. Daarom zijn ook de wettelijke rente en incassokosten verschuldigd.
8. [gedaagde] concludeert tot afwijzing van de vordering van CAK en voert hiertoe, zakelijk samengevat, het volgende aan. [gedaagde] merkt op dat hij het vreemd vindt dat CAK na al die jaren met deze rekeningen komt. Er komen dan ook plots maximale kosten bij en dat is niet nodig. De Omring laat niets van zich horen zodat [gedaagde] niet weet op welke dagen huishoudelijke hulp is genoten. De nota’s van het incassobureau zeggen [gedaagde] niets. [gedaagde] twijfelt aan de juistheid van de nota’s van het incassobureau. De nota’s over 2013 kloppen. De andere posten zijn onduidelijk en lang geleden.

De beoordeling

9. Op de comparatie heeft de kantonrechter het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (verder: het gerechtshof) van 22 oktober 2013 (ECLI:NL:GHARL:2013:7955) met partijen besproken. In dat arrest heeft het gerechtshof CAK in een soortgelijke zaak niet-ontvankelijk verklaard voor zover het facturen betrof ter invordering van de eigen bijdragen voor huishoudelijke hulp vanaf 1 juli 2009. Ook de kantonrechter zal zich derhalve eerst over de vraag buigen of CAK eigen bijdragen kan vorderen die zijn gedateerd na 1 juli 2009.
10. Met de Wet van 25 juni 2009 tot aanvulling van de Awb (vierde tranche Awb) is onder meer de titel 4.4 “Bestuursrechtelijke geldschulden” aan de Awb toegevoegd. Deze titel is op 1 juli 2009 in werking getreden en van toepassing op geldschulden die voortvloeien uit (onder meer) besluiten die vatbaar zijn voor bezwaar en beroep. Uit de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 12 januari 2010 (ECLI:NL:CRVB:2010:BK893) valt op te maken dat facturen als in de onderhavige zaak aan de orde, besluiten in de zin van artikel 1:3 van de Awb zijn. Dergelijke besluiten in de zin van artikel 1:3 van de Awb zijn vatbaar voor bezwaar en beroep. Titel 4.4 van de Awb is dan ook op de hier in het geding zijnde geldschulden van toepassing. Nu gesteld noch gebleken is dat tegen de facturen bezwaar is gemaakt en de bezwaar- dan wel beroepstermijnen zijn verstreken, is sprake van zogenaamde formele rechtskracht. Niet is gebleken van bijzondere omstandigheden die meebrengen dat de formele rechtskracht niet geldt of waardoor de vordering van CAK naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Dat betekent dat de kantonrechter inhoudelijk van de juistheid van de verzonden facturen zal moeten uitgaan.
11. Dat tegen de facturen administratiefrechtelijk bezwaar- en beroep openstond, wil echter niet zeggen dat daarmee de weg naar de kantonrechter is afgesloten. Titel 4.4 van de Awb bepaalt immers niet dat de beschikking waarbij een bestuursrechtelijke geldschuld rechtens onaantastbaar is vastgesteld, een executoriale titel oplevert. Artikel 4:114 van de Awb kent weliswaar de figuur van invordering bij dwangbevel maar uit artikel 4:115 van de Awb volgt dat deze bevoegdheid slechts bestaat indien en voor zover deze bij de wet is toegekend. De kantonrechter is niet gebleken dat de bevoegdheid tot invordering bij dwangbevel in de AWBZ, WMO of andere publiekrechtelijke wet aan het CAK is toegekend. In voorkomende gevallen zal CAK dus ook bij bestuursrechtelijke geldschulden waarbij de schuldenaar in gebreke blijft de schuld te betalen ter invordering een executoriale titel moeten zien te verkrijgen. Voorts wijst de kantonrechter op artikel 4:124 van de Awb waarin is bepaald dat het bestuursorgaan ten aanzien van de invordering ook over de bevoegdheden die een schuldeiser op grond van het privaatrecht heeft, beschikt. Al met al zal de kantonrechter oordelen over de facturen over de gehele periode gelegen tussen 18 februari 2008 tot en met 23 september 2013 en niet slechts over de facturen die gedateerd zijn voor 1 juli 2009.
12. De verschuldigdheid van de facturen over 2013 is door [gedaagde] erkend zodat dit deel van de vordering zal worden toegewezen.
13. De kantonrechter begrijpt het verweer van [gedaagde] aldus dat [gedaagde] stelt dat de vorderingen van CAK zijn verjaard. Artikel 4:104 van de Awb bepaalt dat de rechtsvordering tot betaling van een geldsom vijf jaar nadat de voorgeschreven betalingstermijn is verstreken, verjaart. De dagvaarding is van 17 maart 2014 zodat de vorderingen ouder dan 17 maart 2009 mogelijk zijn verjaard. Uit de door CAK overgelegde stukken blijkt echter dat CAK op 7 februari 2012 [gedaagde] heeft gesommeerd de facturen over de periode vanaf 18 februari 2008 tot 14 oktober 2011 te voldoen. Gesteld noch gebleken is dat deze sommatie [gedaagde] niet heeft bereikt. Hiermee heeft CAK de verjaring van deze vorderingen gestuit. Al met al wordt het beroep van [gedaagde] op verjaring verworpen.
14. De vraag of de facturen inhoudelijk wel juist zijn, kan door de kantonrechter niet meer worden beoordeeld. Zoals hiervoor al aangegeven hebben de besluiten formele rechtskracht verkregen en zijn de besluiten (en daarmee de facturen) rechtens onaantastbaar. Ook de gevorderde bedragen over de periode 18 februari 2008 tot 1 januari 2014 worden dus toegewezen.
15. De kantonrechter zal de vordering van CAK die ziet op de periode januari t/m mei 2014 afwijzen nu CAK de vermeerdering van eis niet schriftelijk, bij conclusie of akte ter rolle, heeft ingediend. Artikel 130 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering schrijft een dergelijke wijze van indiening voor.
16. De gevorderde wettelijke rente van € 787,27 zal de kantonrechter afwijzen. Deze rente is berekend vanaf 14 dagen na factuurdatum terwijl artikel 4:87 van de Awb bepaalt dat betaling binnen zes weken na bekendmaking van de beschikking moet geschieden en dat vervolgens op grond van artikel 4:97 van de Awb eerst nadien verzuim intreedt. De wettelijke rente zal dan ook worden toegewezen als na te melden.
17. Voor wat betreft de gevorderde buitengerechtelijke kosten overweegt de kantonrechter als volgt. Nu de gevorderde buitengerechtelijke kosten ter zake waarvan gedaagde partij in verzuim is geraakt deels zien op vorderingen van vóór 1 juli 2012 en deels op vorderingen van op of na 1 juli 2012, zal de kantonrechter uit praktische overwegingen ervoor kiezen om de gehele vordering te toetsen aan de oude regeling (Rapport Voor-Werk II). Daarom zijn de gevorderde buitengerechtelijke kosten toewijsbaar tot een bedrag van € 847,-.
18. [gedaagde] dient als de in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten te worden veroordeeld.

De beslissing

De kantonrechter:
Veroordeelt [gedaagde] om aan CAK tegen kwijting te betalen € 8.001,58, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 7.154,58 vanaf zes weken vanaf de bekendmaking van de facturen tot de dag van betaling.
Veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die tot heden voor CAK worden vastgesteld op een bedrag van € 1.057,43 (€ 462,- voor griffierecht, € 95,43 voor kosten dagvaarding en € 500,- voor salaris van de gemachtigde van CAK).
Verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.A. Swildens, kantonrechter, bijgestaan door de griffier en op 17 december 2014 in het openbaar uitgesproken.
De griffier
De kantonrechter