Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.[gedaagde],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 1 mei 2013
- het proces-verbaal van comparitie van 29 augustus 2013
- de brief van 11 september 2013 van mr. Van de Kant, waarin hij meldt dat partijen geen overeenstemming hebben bereikt
- het B-formulier van 12 september 2013, waarin mr. De Rooij namens [eiser] verzoekt vonnis te wijzen.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
5.De beslissing
- de deskundige dient
- de griffie zal de opgave van de deskundige vervolgens toezenden aan partijen
- partijen kunnen desgewenst
- indien niet of niet tijdig bezwaar wordt gemaakt, wordt de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundige reeds nu voor alsdan vastgesteld op het door de deskundige begrote bedrag
- indien wel tijdig bezwaar wordt gemaakt, zal het voorschot worden vastgesteld bij afzonderlijke rechterlijke beslissing,
binnen twee wekenna een daartoe strekkend betalingsverzoek van de griffie,
binnen twee wekenna de datum van deze beslissing het procesdossier in afschrift aan de deskundige te doen toekomen,
- de griffie aan de deskundige een brief zal toesturen met informatie over de totstandkoming van deskundigenrapporten,
- de deskundige het onderzoek pas na het bericht van de griffier omtrent betaling van het voorschot dient aan te vangen,
- de deskundige het onderzoek onmiddellijk dient te staken en contact op te nemen met de griffier, indien tijdens de uitvoering van de werkzaamheden het voorschot niet toereikend blijkt te zijn,
- uit het schriftelijk rapport moet blijken op welke stukken het oordeel van de deskundige is gebaseerd,
- de deskundige een concept van het rapport aan partijen moet toezenden, opdat partijen de gelegenheid krijgen binnen vier weken daarover opmerkingen te maken, en dat de deskundige in het definitieve rapport de door partijen gemaakte opmerkingen en de reactie van de deskundige daarop moet vermelden,