British Airways concludeert tot afwijzing van de vordering. Zij beroept zich primair op buitengewone omstandigheden, die zij ondanks het nemen van alle redelijke maatregelen niet kon voorkomen. Vlucht BA 428 is geannuleerd als gevolg van een aangekondigde staking van het cabinepersoneel van British Airways. De kantonrechter van de rechtbank Haarlem heeft in een uitspraak van 22 december 2011 (LJN: BV0307) geoordeeld dat een aangekondigde staking van het eigen personeel van de luchtvaartmaatschappij geen buitengewone omstandigheid is, maar valt binnen de in vloedsfeer van de bedrijfsvoering van de luchtvaartmaatschappij. De overweging van de kantonrechter is in de visie van British Airways in strijd met de Verordening en is bovendien achterhaald door de uitspraak van het Duitse Bundesgerichtshof van 21 augustus 2012. In overweging 14 van de Verordening worden stakingen expliciet genoemd bij de omstandigheden waaronder een beroep op artikel 5 lid 3 van de Verordening kan worden gedaan. In deze overweging wordt geen onderscheid gemaakt tussen stakingen van het eigen personeel en stakingen van het personeel van anderen, zoals bijvoorbeeld de luchtverkeersleiding. De staking door het eigen personeel valt in de omgangstaal ook onder de gebruikelijke betekenis van het woord “staking”. Bij de gebruikelijke betekenis die aan het woord “staking” wordt gegeven, wordt ook geen onderscheid gemaakt tussen aangekondigde en niet aangekondigde stakingen.
De uitspraak van het Bundesgerichtshof dateert van na het bovenstaand genoemde vonnis
van de kantonrechter en daarin is juist geoordeeld dat een staking niet tot de normale bedrijfsuitoefening van de luchtvaartmaatschappij kan worden gerekend terwijl een dergelijke staking buiten de invloedssfeer van de luchtvaartmaatschappij ligt.
Het is algemeen bekend dat de Verordening in verschillende jurisdicties verschillend wordt uitgelegd. In het Verenigd Koninkrijk is door verschillende rechters bevestigd dat de onderhavige staking een beroep op buitengewone omstandigheden rechtvaardigde.
British Airways wijst voorts op annex 1, artikel 1 sub vii en artikel 2 sub ii bij het voorstel van de Europese Commissie van 13 maart 2013 voor de wijziging van Verordening 261/2004 (hierna: het Voorstel). Het Voorstel is een codificatie van de jurisprudentie van het Europese Hof. Het Voorstel bevat een definitie van het begrip ‘buitengewone omstandigheden’. Uit het Voorstel volgt dat een staking van het cabinepersoneel als een buitengewone omstandigheid onder de Verordening heeft te gelden.
Voor zover de kantonrechter evenwel meent dat hierover nog sprake is van onduidelijkheid, verzoekt British Airways in dit kader om prejudiciële vragen te stellen aan het Europese Hof.
British Airways betoogt voorts alle redelijke maatregelen te hebben getroffen om de staking te voorkomen en de overlast voor de passagiers te voorkomen. Zo heeft zij om de staking te voorkomen onderhandeld met de vakbond, juridische procedures gevoerd en een arbiter ingeschakeld. Deze maatregelen hebben echter niet kunnen voorkomen dat op stakingsdagen en na afloop van de staking verschillende vluchten geannuleerd moesten worden. De staking is op 9 juni 2010 geëindigd. British Airways heeft ook op 10 juni 2010, de dag van de onderhavige vlucht, haar vluchten als gevolg van de staking nog moeten reorganiseren. Daarbij heeft zij met een groot aantal variabelen rekening moeten worden houden, zoals de aanwezigheid van cabinepersoneel, piloten etc. Die dag is 82% van de vluchten uitgevoerd. De gevolgen van annulering van een vlucht van Londen naar Amsterdam als de onderhavige zijn relatief beperkt.
In haar subsidiaire verweer voert British Airways aan dat de afstand van de geannuleerde vlucht niet meer is dan 1.500 km, te weten de afstand van Londen naar Schiphol.
De compensatie bedraagt dan maximaal € 250,00.
British Airways betwist de buitengerechtelijke kosten en de rente te zijn verschuldigd en verzoekt de passagiers te veroordelen in de proceskosten, de nakosten en wettelijke rente.