ECLI:NL:RBNHO:2014:12937

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 december 2014
Publicatiedatum
18 februari 2015
Zaaknummer
2540655/CV EXPL 13-12898
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • C.A. van Dijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep op overmacht door luchtvaartmaatschappij in verband met vertraging van vlucht door weersomstandigheden en ATC restricties

In deze zaak hebben de passagiers Corendon Dutch Airlines B.V. gedagvaard vanwege een vertraging van hun vlucht CND 198 van Yundum International Airport, Banjul naar Amsterdam Schiphol op 22 oktober 2012. De passagiers vorderen compensatie op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, die hen recht geeft op compensatie bij langdurige vertraging. Corendon heeft de vordering afgewezen en zich beroepen op overmacht, stellende dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk slechte weersomstandigheden en ATC restricties die de vluchtplanning beïnvloedden. De kantonrechter heeft de procedure in Haarlem behandeld, waarbij de passagiers hun vordering hebben onderbouwd met bewijsstukken, waaronder boekingsbevestigingen en machtigingen voor minderjarige kinderen.

De kantonrechter heeft de argumenten van Corendon beoordeeld en vastgesteld dat de vertraging inderdaad het gevolg was van beslissingen van de luchtverkeersleiding, die door de weersomstandigheden waren ingegeven. De rechter heeft ook overwogen of Corendon voldoende maatregelen had genomen om de vertraging te voorkomen. Na beoordeling van de feiten en omstandigheden heeft de kantonrechter geoordeeld dat Corendon niet in verzuim was en dat de luchtvaartmaatschappij niet aansprakelijk was voor de vertraging. Het beroep op overmacht is door de kantonrechter geaccepteerd, wat betekent dat de passagiers geen recht hebben op de gevorderde compensatie.

De vorderingen van de passagiers zijn afgewezen en zij zijn veroordeeld in de proceskosten. Dit vonnis benadrukt de noodzaak voor luchtvaartmaatschappijen om aan te tonen dat zij alle redelijke maatregelen hebben genomen om vertragingen te voorkomen, en dat buitengewone omstandigheden niet altijd leiden tot vrijstelling van aansprakelijkheid.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton – locatie Haarlem
zaak/rolnr.: 2540655 \ CV EXPL 13-12898
datum uitspraak: 16 december 2014

VONNIS VAN DE KANTONRECHTER

inzake
[naam en woonplaats passagier]
[naam en woonplaats passagier]
[naam en woonplaats passagier]
[naam en woonplaats passagier]pro se en in hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van haar minderjarige kind
[naam en woonplaats passagier]
[naam en woonplaats passagier]
[naam en woonplaats passagier], pro se en in hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van zijn minderjarige kind
Y.C.N. [naam en woonplaats passagier]
[naam en woonplaats passagier]
[naam en woonplaats passagier]
[naam en woonplaats passagier]
[naam en woonplaats passagier]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen de passagiers
gemachtigde E.S.A. Wiggers
tegen

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

Corendon Dutch Airlines B.V.
te Lijnden
gedaagde
hierna te noemen Corendon
gemachtigde mr. M.E. Futselaar

De procedure

De passagiers hebben Corendon gedagvaard op 31 oktober 2013. Corendon heeft schriftelijk geantwoord. Nadat de kantonrechter had beslist dat de zaak zich niet leent voor een comparitie van partijen na antwoord, hebben de passagiers schriftelijk op het antwoord gereageerd, waarna Corendon nog een schriftelijke reactie heeft gegeven, waarbij een productie is overgelegd. Corendon heeft verzocht om pleidooi. Pleidooi heeft plaatsgevonden op 5 november 2014. Partijen hebben ten behoeve van het pleidooi producties in het geding gebracht. Beide partijen hebben pleitnotities overgelegd. Vervolgens is vonnis bepaald op vandaag.
.

De feiten

De passagiers sub 1, 2, 3, 9 en 10 (passagiers [A.]) hebben met Corendon een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan Corendon de passagiers zou vervoeren van Yundum International Airport, Banjul (Gambia) naar eindbestemming Amsterdam Schiphol Airport (Nederland) op 22 oktober 2012 met vertrektijd 18.15 uur (lokale tijd) en aankomst op 23 oktober 2012 om 04.05 uur (lokale tijd), vluchtnummer CND 198.
Passagiers [A.] zijn op 23 oktober 2012 om 01.51 uur (lokale tijd) vanuit Gambia vertrokken met vlucht CND 198. Deze vlucht heeft een tussenlanding op de luchthaven van Lissabon (Portugal) gemaakt. Daarvandaan is vlucht CND 198 vertrokken om 03.36 uur en om 07.06 uur op de eindbestemming aangekomen.
De passagiers sub 4, 5, 6, 7 en 8 (passagiers [B.]) hebben met Corendon een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan Corendon de passagiers zou vervoeren van Faro Airport (Portugal) naar eindbestemming Amsterdam Schiphol Airport (Nederland) op 22 oktober 2012 om 23.50 uur en aankomst op 23 oktober 2012 om 04.05 uur (lokale tijd) met vlucht CND 198.
Passagiers [B.] zijn per bus vervoerd van Faro naar Lissabon. Vandaaruit zijn zij met vlucht CND 198 vertrokken om 03.36 uur en om 07.06 uur op de eindbestemming aangekomen.
De passagiers zijn met een vertraging van drie uur en één minuut op hun eindbestemming aangekomen.
De passagiers hebben compensatie van Corendon gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
Corendon heeft geweigerd compensatie te betalen.
De kantonrechter te Rotterdam heeft passagier sub 4 bij beschikking van 28 oktober 2013 machtiging verleend om voor de minderjarige[(kind van passagier 4.)] de onderhavige gerechtelijke procedure te voeren.
De kantonrechter te Rotterdam heeft passagier sub 6 bij beschikking van 28 oktober 2013 machtiging verleend om voor de minderjarige [(kind van passagier 6.)] de onderhavige gerechtelijke procedure te voeren.

De vordering

De passagiers vorderen dat Corendon bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 4.300,--, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 oktober 2012;
- € 726,-- aan buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 oktober 2012;
- de proceskosten vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na datum vonnis, en de nakosten.
De passagiers leggen aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG)
nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en het Sturgeon‑arrest van het Europese Hof van Justitie (het Europese Hof) van 19 november 2009. De passagiers stellen dat Corendon vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 300,-- per passagier voor passagiers
[A.] respectievelijk € 400,-- per passagier voor passagiers [B.]. Omdat Corendon de compensatie niet heeft betaald, is Corendon ook de wettelijke rente daarover en de buitengerechtelijke kosten die de passagiers hebben moeten maken verschuldigd.

Het verweer

Corendon concludeert tot niet-ontvankelijk verklaring passagiers sub 1 en 4 en 6 in hun vorderingen, de laatsten voor zover zij namens hun minderjarige kinderen deze procedure voeren. Passagier sub 1 heeft niet aangetoond over een bevestigde boeking te beschikken en passagiers sub 4 en 6 beschikken niet over vereiste rechtelijke machtiging namens hun minderjarige kinderen deze procedure te voeren.
Corendon concludeert daarnaast tot afwijzing van de vorderingen van de passagiers. Daartoe voert zij het volgende aan. Primair is Corendon geen compensatie verschuldigd, omdat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden, waarop zij geen invloed heeft kunnen uitoefenen en die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden. Ter onderbouwing van haar standpunt betoogt Corendon dat het toestel dat de rotatievlucht Amsterdam - Banjul - Faro - Amsterdam, waarvan de vlucht in kwestie deel uitmaakte, zou uitvoeren tijdens de uitvoering van één van de voorafgaande vluchten met vertraging op Schiphol is aangekomen. De vertraging is ontstaan door slechte weersomstandigheden en Air Traffic Control (ATC) restricties. Het toestel kon vanwege een eerste ATC restrictie pas ruim een uur en drie kwartier later dan gepland landen op Schiphol en door een tweede ATC-restrictie kon het pas twee uur en 20 minuten later dan gepland vertrekken naar Banjul. De besluiten van ATC waren ingegeven door weersomstandigheden, te weten te dichte mist op Schiphol. Dit alles heeft effect gehad op de uitvoering van de onderhavige vlucht, omdat het toestel nadat het - met vertraging - uit Banjul was vertrokken niet meer op tijd voor de nachtsluiting van de luchthaven Faro op Faro kon landen. Corendon heeft daarop de vluchtroute moeten aanpassen en heeft toestemming gekregen op Lissabon te landen. Corendon heeft vervolgens voor passagiers [B.] busvervoer naar Lissabon georganiseerd.
Corendon wijst op punt 12 en 29 van de National Enforcement Bodies-lijst van 22 juli 2013 (de NEB-lijst). Zij betoogt dat volgens deze lijst weersomstandigheden die resulteren in capaciteitsbeperkingen of zowel de luchthaven van aankomst als die van vertrek zijn aan te merken als een buitengewone omstandigheid. De Nationale Toezichthouders en de Europese Commissie nemen deze lijst als richtlijn bij de uitleg van de Verordening. Ook in het voorstel tot herziening van de Verordening valt te lezen dat de onderhavige omstandigheden als buitengewone omstandigheid wordt aangewezen.
Subsidiair stelt Corendon zich op het standpunt dat op grond van artikel 7 lid 2 sub b van de Verordening het compensatiebedrag voor de passagiers [B.] met 50% moet worden verlaagd, omdat de vertraging niet meer dan vier uur bedraagt en nu in de vordering van de passagiers [A.] ook al rekening is gehouden met 50% van de compensatievergoeding.
Verder betwist Corendon de wettelijke rente verschuldigd te zijn vanaf de gevorderde datum (de datum van de vlucht), omdat Corendon op dat moment nog niet in verzuim verkeerde.
Ten slotte verzet Corendon zich tegen de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten en de daarover gevorderde rente vanaf de datum van de vlucht, aangezien in haar visie de buitengerechtelijke kosten niet daadwerkelijk zijn gemaakt.

De beoordeling

1. De kantonrechter verwerpt het verweer van Corendon dat passagiers sub 1, 4 en 6 niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in hun vorderingen. Passagier sub 1 heeft bij conclusie van repliek de boekingsbevestiging overgelegd en passagiers sub 4 en 6 hebben bij die conclusie de vereiste machtiging van de kantonrechter om de onderhavige procedure namens hun minderjarige kind(eren) te voeren in het geding gebracht.
2. De kern van het geding is of de weersomstandigheden en de daarmee gepaard gaande ATC restricties op voorgaande vluchten kunnen doorwerken op de vlucht in kwestie.
3. Ten aanzien van het beroep van Corendon op de aanwezigheid van buitengewone omstandigheden geldt (in algemene zin) het volgende. In de considerans van de Verordening heeft de gemeenschapswetgever erop gewezen dat dergelijke omstandigheden zich met name kunnen voordoen in geval van politieke onstabiliteit, weersomstandigheden die uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen, beveiligingsproblemen, onverwachte vliegveiligheidsproblemen en stakingen die gevolgen hebben voor de vluchtuitvoering van de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert. Een beroep op buitengewone omstandigheden faalt als die omstandigheden door redelijke voorzorgsmaatregelen hadden kunnen worden voorkomen.
4. Voorts blijkt uit punt 15 van de considerans van de Verordening dat buitengewone omstandigheden enkel betrekking kunnen hebben op “een specifiek vliegtuig op een specifieke dag”.
5. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Corendon met de door haar in het geding gebrachte weerrapporten over het weer op Schiphol op 22 oktober 2012, de besluiten van de luchtverkeersleiding (Eurocontrol) en het flight status rapport met betrekking tot het onderhavige toestel voldoende onderbouwd dat door opvolgende beslissingen van het luchtverkeersbeheer ten aanzien van dit toestel vlucht CND 198 van Bajul naar Schiphol respectievelijk van Faro naar Schiphol vertraging heeft opgelopen. Daarmee is komen vast te staan dat de vertraging waarmee de passagiers op Schiphol zijn aangekomen het gevolg is van een besluit van het luchtverkeersbeheer als bedoeld in punt 15 van de considerans bij de Verordening.
6. Dan is aan de orde de vraag of Corendon met de inzet van alle beschikbare middelen de vertraging van de vlucht niet heeft kunnen vermijden.
7. Het Europese Hof heeft in zijn arrest Wallentin-Hermann van 22 december 2008 in rechtsoverweging 40 overwogen dat, aangezien niet alle buitengewone omstandigheden aanleiding geven tot vrijstelling, de luchtvaartmaatschappij die zich op dergelijke omstandigheden beroept bovendien moet aantonen dat de genoemde omstandigheden hoe dan ook niet voorkomen hadden kunnen worden door het treffen van aan de situatie aangepaste maatregelen, dat wil zeggen maatregelen die op het tijdstip van de buitengewone omstandigheden vooral voldoen aan voor de betrokken luchtvaart-maatschappij aanvaardbare technische en economische voorwaarden. In rechts-overweging 41 heeft het Europese Hof overwogen dat de vervoerder dient aan te tonen dat hij zelfs met inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen kennelijk niet had kunnen vermijden - behoudens indien hij op het relevante tijdstip onaanvaard-bare offers uit het oogpunt van de mogelijkheden van zijn onderneming had gebracht - dat de buitengewone omstandigheden waarmee hij werd geconfronteerd tot annulering - en na het Sturgeon-arrest - tot langdurige vertraging van de vlucht leidden.
8. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Corendon aangetoond dat zij zelfs met inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen de vertraging kennelijk niet had kunnen vermijden. De kantonrechter volgt de passagiers niet in hun betoog dat Corendon niet aan de op haar rustende verplichting voldoende reservetijd in te bouwen, heeft voldaan. Niet is gebleken dat de omdraaitijden op de voorgaande vluchten te krap waren. Corendon heeft voorts gezorgd voor een andere luchthaven en heeft de passagiers [B.] met bussen vervoerd naar die alternatieve luchthaven. Van Corendon kon onder de geven omstandigheden en mede uit bedrijfseconomisch oogpunt niet worden verwacht dat zij voor de onderhavige vlucht een ander toestel zou inzetten.
9. Het voorgaande betekent dat het beroep van Corendon op overmacht slaagt en dat de vorderingen van de passagiers moeten worden afgewezen.
10. De passagiers worden veroordeeld in de kosten van de procedure omdat zij in het ongelijk worden gesteld. Ook de gevorderde nakosten worden toegewezen tot € 100,--, voor zover daadwerkelijk nakosten door Corendon worden gemaakt.

De beslissing

De kantonrechter:
- wijst de vorderingen af;
- veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die aan de kant van Corendon worden begroot op € 750,-- aan salaris gemachtigde, en veroordeelt de passagiers tot betaling van € 100,-- aan nasalaris voor zover daadwerkelijk nakosten door Corendon worden gemaakt en verklaart dit vonnis in zoverre uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.A. van Dijk en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.