ECLI:NL:RBNHO:2014:13124
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Nietigheid van de dagvaarding in een kinderpornozaak
In deze zaak, die op 13 mei 2014 werd behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, stond de geldigheid van de dagvaarding centraal in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het verspreiden en in bezit hebben van kinderporno. De tenlastelegging betrof het verspreiden van 890 afbeeldingen, waaronder foto's en films, die seksuele gedragingen toonden van personen die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet hadden bereikt. De raadsman van de verdachte voerde aan dat de dagvaarding nietig was, omdat de beschrijving van de tenlastelegging te algemeen was en niet voldeed aan de eisen van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering. De officier van justitie daarentegen stelde dat de dagvaarding wel degelijk geldig was, verwijzend naar een nieuw beschrijvingsproces-verbaal dat was ontwikkeld na een arrest van de Hoge Raad. De rechtbank oordeelde echter dat de dagvaarding niet voldeed aan de vereisten, omdat de algemene beschrijving van de afbeeldingen onvoldoende feitelijke betekenis had en er geen concrete beschrijving van de afbeeldingen was gegeven. De rechtbank verklaarde de dagvaarding nietig ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde feit, omdat de verdachte niet voldoende duidelijkheid had over waartegen hij zich moest verdedigen. Dit vonnis benadrukt het belang van een duidelijke en specifieke tenlastelegging in strafzaken, vooral in gevoelige zaken zoals kinderporno.