Op 6 oktober 2015 heeft de Rechtbank Noord-Holland, zitting houdende in Alkmaar, uitspraak gedaan op een wrakingsverzoek van verzoekster tegen mr. J.S. Reid, kantonrechter. Dit verzoek volgde op een eerder verzoek tot wraking dat op 23 september 2015 kennelijk niet-ontvankelijk was verklaard. Verzoekster had op 29 september 2015 opnieuw om wraking verzocht, maar de wrakingskamer oordeelde dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren aangevoerd die een heroverweging rechtvaardigden. De wrakingskamer baseerde haar beslissing op artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, dat stelt dat een rechter gewraakt kan worden op grond van feiten of omstandigheden die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. Verzoekster had in haar verzoekschrift aangevoerd dat de termijn voor het indienen van een verweerschrift te kort was, wat volgens haar duidde op partijdigheid van de rechter. De wrakingskamer oordeelde echter dat de aangevoerde gronden niet nieuw waren en dat het verzoek daarom opnieuw kennelijk niet-ontvankelijk moest worden verklaard. De rechtbank besloot het wrakingsverzoek buiten behandeling te stellen en het proces in de hoofdzaak voort te zetten. De beslissing werd genomen door mr. L.J. Saarloos, plaatsvervangend voorzitter, in aanwezigheid van griffier D.M.J. van den Biggelaar. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.