ECLI:NL:RBNHO:2014:13336

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 oktober 2014
Publicatiedatum
8 februari 2016
Zaaknummer
C/15/232921 / HA RK 15/158
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek tegen rechter mr. J.S. Reid niet ontvankelijk verklaard

Op 6 oktober 2015 heeft de Rechtbank Noord-Holland, zitting houdende in Alkmaar, uitspraak gedaan op een wrakingsverzoek van verzoekster tegen mr. J.S. Reid, kantonrechter. Dit verzoek volgde op een eerder verzoek tot wraking dat op 23 september 2015 kennelijk niet-ontvankelijk was verklaard. Verzoekster had op 29 september 2015 opnieuw om wraking verzocht, maar de wrakingskamer oordeelde dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren aangevoerd die een heroverweging rechtvaardigden. De wrakingskamer baseerde haar beslissing op artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, dat stelt dat een rechter gewraakt kan worden op grond van feiten of omstandigheden die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. Verzoekster had in haar verzoekschrift aangevoerd dat de termijn voor het indienen van een verweerschrift te kort was, wat volgens haar duidde op partijdigheid van de rechter. De wrakingskamer oordeelde echter dat de aangevoerde gronden niet nieuw waren en dat het verzoek daarom opnieuw kennelijk niet-ontvankelijk moest worden verklaard. De rechtbank besloot het wrakingsverzoek buiten behandeling te stellen en het proces in de hoofdzaak voort te zetten. De beslissing werd genomen door mr. L.J. Saarloos, plaatsvervangend voorzitter, in aanwezigheid van griffier D.M.J. van den Biggelaar. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Wrakingskamer
zaaknummer / rekestnummer: C/15/232921 / HA RK 15/158
zaaknummer kanton: 4202340 CV EXPL 15-234
Beslissing van 6 oktober 2015
op het tweede verzoek tot wraking ingediend door:
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster.
Het verzoek is gericht tegen:
mr. J.S. Reid, kantonrechter,
hierna te noemen: de rechter.

1.Procesverloop

1.1.
Verzoekster heeft bij schriftelijk bericht van 29 september 2015 opnieuw de wraking verzocht van de rechter in deze rechtbank, locatie Alkmaar, sectie Kanton, in de zaak met bovenvermeld zaaknummer, hierna te noemen: de hoofdzaak, waarin verzoekster de verwerende partij is.
Het verzoek volgt op een eerder verzoek van 22 september 2015 van verzoekster tot wraking van de rechter, dat door de wrakingskamer bij beslissing van 23 september 2015 kennelijk niet-ontvankelijk is verklaard.
1.2.
De wrakingskamer heeft op grond van de hierna opgenomen overwegingen besloten geen datum te bepalen voor een mondelinge behandeling van het nieuwe verzoek.

2.De beoordeling

2.1.
Op grond van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering (Rv.) kan de rechter die een zaak behandelt, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarbij geldt als uitgangspunt dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn.
Daarnaast kan de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd zijn indien sprake is van feiten of omstandigheden die grond geven om te vrezen dat een rechter niet onpartijdig is, waarbij ook de (te vermijden) schijn van partijdigheid van belang is.
2.2.
Bij brief van 15 juni 2015 is aan verzoekster een afschrift toegezonden van het tegen haar ingediende verzoekschrift. Verzoekster is daarbij in de gelegenheid gesteld om uiterlijk op 15 juli 2015 een verweerschrift in te zenden.
2.3.
Bij brief van 10 juli 2015 heeft verzoekster een negen bladzijden tellend verweerschrift ingediend, waarin zij – onder meer met een beroep op de Universele verklaring voor de rechten van de mens – de onbevoegdheid van de rechtbank inroept.
2.4.
Daarnaast heeft zij op dezelfde datum een verweerschrift ingediend, waarin zij om uitstel van een nader in te dienen verweerschrift verzoekt tot 15 november 2015. De grondslag van dat verzoek vormt de stelling dat in het tegen verzoekster ingediende verzoekschrift sprake zou zijn van meer dan 100 strafbare feiten en 135 leugens, die verzoekster allemaal wenst te weerleggen.
2.5.
Bij brief van 31 augustus 2015 heeft de rechter verzoekster in de gelegenheid gesteld uiterlijk 21 september 2015 een aanvullend verweerschrift in te dienen. Het verzoek tot uitstel daarvan tot 15 november 2015 werd afgewezen, omdat dat tot onredelijke vertraging van de procedure zou leiden.
2.6.
Als wrakingsgrond voert verzoekster in het nieuwste verzoekschrift aan dat dat uitstel veel te kort was en dat de rechter daarom partijdigheid vertoont:
“In de totaal zo’n 80 dagen die ik feitelijk had diende ik van de ruim 235 leugens, zeker nog 195 leugens te beschrijven plus de opstelling van het verweerschrift met uitleg van 39 wetsovertredingen inclusief verwijzing naar 6 ordners bewijslast. Ik werkte in de laatste week voor 21-9-2015 zelfs 4 nachten door, terwijl ik tevens wilde weten wat de rechter aan mijn getuigenbescherming ging doen.”
2.7.
Artikel 37 lid 4 Rv. bepaalt dat een volgend verzoek tot wraking van dezelfde rechter niet in behandeling wordt genomen, tenzij feiten of omstandigheden worden voorgedragen die pas na het eerdere verzoek (van 22 september 2015) aan de verzoekster bekend zijn geworden. Gelet op wat verzoekster heeft aangevoerd (zie hiervoor onder 2.6) is daarvan in dit geval geen sprake.
2.8.
Overeenkomstig het bepaalde in paragraaf 9.1. in samenhang met paragraaf 4.1. van het wrakingsprotocol van deze rechtbank – op internet te vinden op de website van deze rechtbank onder: www.rechtspraak.nl/ Organisatie/ Rechtbanken/ Rechtbank Noord-Holland/ Regels en procedures – zal de wrakingskamer het verzoek tot wraking opnieuw wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid buiten behandeling stellen.

3.Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verklaart het wrakingsverzoek kennelijk niet-ontvankelijk en stelt het verzoek tot wraking buiten behandeling;
3.2.
beveelt de griffier onverwijld aan verzoekster, de rechter en de verzoekende partij in bovenvermelde procedure een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden;
3.3.
beveelt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek en beveelt dat die zaak daartoe in handen wordt gesteld van de voorzitter van het team kanton, locatie Alkmaar.
Deze beslissing is gegeven door mr. L.J. Saarloos, plaatsvervangend voorzitter,
in tegenwoordigheid van D.M.J. van den Biggelaar, griffier,
ter openbare terechtzitting van
6 oktober 2015.
griffier voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.