ECLI:NL:RBNHO:2014:1700

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 maart 2014
Publicatiedatum
3 maart 2014
Zaaknummer
13/1816
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding van kosten van rechtsbijstand na vrijspraak

Op 3 maart 2014 heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, uitspraak gedaan in een verzoekschrift van verzoekster, die om vergoeding van kosten van rechtsbijstand vroeg na haar vrijspraak in een strafzaak. Het verzoekschrift was ingediend door mr. H.K. ter Brake, advocaat van verzoekster, en betrof een vergoeding van € 3.928,15 voor de kosten van de raadsman. De rechtbank heeft vastgesteld dat de strafzaak tegen verzoekster op 20 september 2013 is geëindigd met een vrijspraak door de politierechter. De rechtbank heeft het verzoekschrift op 17 februari 2014 in het openbaar behandeld, waarbij verzoekster en haar raadsman aanwezig waren, evenals de officier van justitie, mr. G.J.A.M. Botman.

De rechtbank heeft beoordeeld of verzoekster recht heeft op vergoeding van de kosten van haar raadsman op basis van artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering. De officier van justitie stelde dat de vergoeding gematigd moest worden, gezien het hoge uurtarief van de raadsman en de beperkte omvang van het dossier. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de werkzaamheden van de raadsman noodzakelijk waren en dat er geen bijzondere, specialistische kennis vereist was voor de verdediging van verzoekster. Daarom heeft de rechtbank besloten om een redelijk uurtarief van € 200,- vast te stellen.

De totale vergoeding die aan verzoekster is toegekend, bedraagt € 2.743,-, bestaande uit € 2.178,- voor de werkzaamheden van de raadsman, € 15,- voor reiskosten en € 550,- voor de kosten van het verzoekschrift. De rechtbank heeft het meer of anders verzochte afgewezen en bevolen dat de vergoeding aan verzoekster wordt uitbetaald via de derdengeldrekening van haar advocaat. De uitspraak is gedaan door mr. L.J. Saarloos in aanwezigheid van griffier mr. M. van Randeraat.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Enkelvoudige raadkamer
Registratienummer: 13/1816
Parketnummer: 15/660037-13
Uitspraakdatum: 3 maart 2014
Beschikking(art. 591a Sv.)

1.Ontstaan en loop van de procedure

Op 7 oktober 2013 is ter griffie van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, ingekomen door mr. H.K. ter Brake, advocaat, ingediend verzoekschrift, gedateerd 2 oktober 2013, van
[verzoekster]
wonende te [plaats],
domicilie kiezende te (1621 CW), Hoorn, Kerkstraat 10, ten kantore van mr. H.K. ter Brake, voornoemd.
Het verzoekschrift strekt tot toekenning aan verzoekster van een vergoeding ten laste van de Staat ten bedrage van € 3.928,15, wegens de door deze met betrekking tot de strafzaak met bovengenoemd parketnummer gemaakte kosten van een raadsman, alsmede tot vergoeding van de kosten van een raadsman met betrekking tot de indiening onderhavige verzoekschrift.
Op 17 februari 2014 is dit verzoekschrift in het openbaar in raadkamer behandeld.
Verzoekster is in persoon verschenen, bijgestaan door mr. H.K. ter Brake, voornoemd.
Tevens was aanwezig de officier van justitie mr. G.J.A.M. Botman.

2.Beoordeling

De strafzaak tegen verzoekster is geëindigd door het onherroepelijk worden van het vonnis van de politierechter in deze rechtbank van 20 september 2013, waarbij verzoekster van het haar tenlastegelegde is vrijgesproken.
Het door verzoekster ondertekende verzoekschrift is tijdig ingediend.
Op de voet van het bepaalde in artikel 591a jo artikel 90 van het Wetboek van Strafvordering kan de gewezen verdachte – indien de strafzaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht – in beginsel aanspraak maken op vergoeding van de te haren laste gekomen kosten van een raadsman.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de toe te kennen vergoeding gematigd dient te worden. De raadsman hanteert een hoog uurtarief. Daarbij is er, gezien de geringe omvang van het dossier, erg veel tijd aan de zaak besteed.
De rechtbank acht in dit geval gronden aanwezig die de toekenning van een vergoeding rechtvaardigen. Het verzoek zal dan ook worden ingewilligd op de wijze als hieronder is aangegeven.
Tijdens de mondelinge behandeling van het verzoekschrift hebben de rechtbank en de officier van justitie vragen gesteld over het aantal aan verzoekster gedeclareerde uren (10) en het door de raadsman gehanteerde uurtarief (€ 300,-).
In reactie daarop heeft de raadsman van verzoekster zijn “logboek” aan de rechtbank overgelegd. Hieruit blijken de verrichte werkzaamheden. Uit deze handgeschreven aantekeningen valt voor de rechtbank voldoende af te leiden dat de in rekening gebrachte werkzaamheden noodzakelijk waren voor een goede en zorgvuldige voorbereiding en behandeling van deze strafzaak. In totaal worden 535 minuten gespecificeerd. De rechtbank zal dat naar boven afronden op 9 uur.
Ten aanzien van het in rekening gebrachte uurtarief heeft de raadsman ter zitting aangevoerd dat hij ruim 34 jaar strafrechtervaring heeft en op grond van deze ervaring een hoger uurtarief hanteert dan vele collega’s, die korter in het vak zitten.
Verzoekster heeft haar keuze voor deze raadsman uitgelegd. Zij verklaarde dat haar advocaat in de vechtscheiding geen ervaring had in het strafrecht en verzoekster had verwezen naar mr. Ter Brake, als strafrechtspecialist.
Het is de vrije keuze van een verdachte om een advocaat te kiezen. Daarbij is het aan de desbetreffende advocaat om met de cliënt een uurtarief overeen te komen.
De vraag is echter in hoeverre het billijk is dat de Staat datzelfde uurtarief van de advocaat vergoedt aan verzoekster. In de onderhavige procedure is de grondslag voor een vergoeding van gemaakte advocaatkosten gelegen in artikel 591a Sv. Voor de maatstaf voor de toekenning van schadevergoeding wordt verwezen naar artikel 90 Sv. In dat artikel wordt bepaald dat er gronden van billijkheid moeten zijn om een schadevergoeding toe te kennen. Daarbij moeten alle omstandigheden in aanmerking worden genomen.
Die omstandigheden zijn in dit geval dat het gaat om de vervolging van verzoekster, die ervan werd beschuldigd gestalkt te hebben. Zij is daarvoor gedagvaard voor de politierechter en heeft haar zaak ruim tevoren met haar raadsman besproken. Noch de inhoud van het dossier, noch de omvang ervan brengen mee dat voor de verdediging van verzoekster bijzondere, specialistische kennis noodzakelijk was. Dat brengt de rechtbank ertoe om als redelijk uurtarief in deze zaak uit te gaan van een bedrag van € 200,-.
Zodoende komt het volgende voor vergoeding in aanmerking: 9 uur x € 200,-, verhoogd met btw is € 2.178,-. De reiskosten van € 15,- zijn eveneens vergoedbaar. En ten slotte de kosten voor het opstellen, indienen en behandelen van het verzoekschrift van in totaal € 550,-.

3.Beslissing

De rechtbank:
Kent aan verzoekster ten laste van de Staat een vergoeding toe van
€ 2.743,-(zegge: tweeduizend zevenhonderddrieënveertig euro), welk bedrag als volgt is samengesteld:
€ 2.178,- wegens de kosten van een raadsman voor zijn werkzaamheden ten behoeve van de strafzaak;
€ 15,- wegens reiskosten;
€ 550,- wegens de kosten van een raadsman voor de indiening en behandeling van het verzoekschrift.
Wijst af het meer of anders verzochte.
Beveelt de uitbetaling door de griffier van deze rechtbank van de bij deze beschikking aan verzoekster toegekende vergoeding op de derdengeldrekening van verzoeksters advocaat, rekeningnummer 5048390 ten name van mr. dr. H.K. ter Brake, onder vermelding van “schadevergoeding Verplancke
/om.”

4.Samenstelling raadkamer en uitspraakdatum

Deze beschikking is gegeven door mr. L.J. Saarloos, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M. van Randeraat, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 3 maart 2014.