Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Ontstaan en loop van de procedure
2.Beoordeling
3.Beslissing
€ 2.743,-(zegge: tweeduizend zevenhonderddrieënveertig euro), welk bedrag als volgt is samengesteld:
/om.”
Rechtbank Noord-Holland
Op 3 maart 2014 heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, uitspraak gedaan in een verzoekschrift van verzoekster, die om vergoeding van kosten van rechtsbijstand vroeg na haar vrijspraak in een strafzaak. Het verzoekschrift was ingediend door mr. H.K. ter Brake, advocaat van verzoekster, en betrof een vergoeding van € 3.928,15 voor de kosten van de raadsman. De rechtbank heeft vastgesteld dat de strafzaak tegen verzoekster op 20 september 2013 is geëindigd met een vrijspraak door de politierechter. De rechtbank heeft het verzoekschrift op 17 februari 2014 in het openbaar behandeld, waarbij verzoekster en haar raadsman aanwezig waren, evenals de officier van justitie, mr. G.J.A.M. Botman.
De rechtbank heeft beoordeeld of verzoekster recht heeft op vergoeding van de kosten van haar raadsman op basis van artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering. De officier van justitie stelde dat de vergoeding gematigd moest worden, gezien het hoge uurtarief van de raadsman en de beperkte omvang van het dossier. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de werkzaamheden van de raadsman noodzakelijk waren en dat er geen bijzondere, specialistische kennis vereist was voor de verdediging van verzoekster. Daarom heeft de rechtbank besloten om een redelijk uurtarief van € 200,- vast te stellen.
De totale vergoeding die aan verzoekster is toegekend, bedraagt € 2.743,-, bestaande uit € 2.178,- voor de werkzaamheden van de raadsman, € 15,- voor reiskosten en € 550,- voor de kosten van het verzoekschrift. De rechtbank heeft het meer of anders verzochte afgewezen en bevolen dat de vergoeding aan verzoekster wordt uitbetaald via de derdengeldrekening van haar advocaat. De uitspraak is gedaan door mr. L.J. Saarloos in aanwezigheid van griffier mr. M. van Randeraat.