In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 5 maart 2014 uitspraak gedaan over een verzoek tot wijziging van de kinderalimentatie. De man, die in 2006 was verplicht om kinderalimentatie te betalen aan de vrouw, verzocht de rechtbank om deze verplichting te wijzigen. Partijen hadden in 2011 afgesproken dat de man geen alimentatie meer zou betalen, omdat een van de kinderen bij hem ging wonen. De vrouw, die inmiddels afhankelijk was van een bijstandsuitkering, verzocht de man echter om de eerder vastgestelde alimentatie weer te betalen. De rechtbank oordeelde dat de man te goeder trouw had gehandeld en dat de eerdere afspraken tussen partijen niet rechtsgeldig waren ten opzichte van derden, zoals de gemeente. De rechtbank stelde vast dat de man voldoende draagkracht had om de alimentatie te betalen en dat de behoefte van de minderjarige opnieuw moest worden berekend. De rechtbank besloot dat de alimentatie voor de minderjarige met ingang van 15 oktober 2011 op nihil werd gesteld, maar dat de man vanaf 11 januari 2013 een bijdrage van € 137,- per maand moest betalen. De beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de vrouw werd in de gelegenheid gesteld om hoger beroep in te stellen.