ECLI:NL:RBNHO:2014:2029

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 februari 2014
Publicatiedatum
10 maart 2014
Zaaknummer
C/15/207594 / HA ZA 13-508
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verplichtingen van de hoofdgerechtigde en vruchtgebruiker bij herstellingen aan de woning na overlijden

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 5 februari 2014 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [eiseres] en [gedaagde]. De zaak betreft de verplichtingen van de hoofdgerechtigde en de vruchtgebruiker met betrekking tot herstellingen aan een woning na het overlijden van de erflater. De rechtbank oordeelde dat het vervangen van de oude cv-ketel niet kan worden aangemerkt als een buitengewone herstelling, maar als gewoon onderhoud dat door de vruchtgebruiker, [eiseres], moet worden gedragen. De rechtbank oordeelde echter dat de reparatie aan het dak en de dakkapel wel als een buitengewone herstelling moet worden beschouwd. Aangezien [gedaagde] als hoofdgerechtigde niet heeft meegewerkt aan de vestiging van het vruchtgebruik, werd hij veroordeeld tot betaling van de door [eiseres] geleden schade wegens ongerechtvaardigde verrijking. De rechtbank benadrukte dat, hoewel de hoofdgerechtigde niet verplicht is tot herstellingen, hij op grond van redelijkheid en billijkheid toch verplicht kan worden om noodzakelijke herstellingen uit te voeren die voor normale bewoning van de woning essentieel zijn. De vordering van [eiseres] tot vergoeding van de kosten van isolatie aan de buitenmuur werd afgewezen, omdat dit niet als een noodzakelijke herstelling werd gezien. De rechtbank heeft de proceskosten aan de zijde van [eiseres] toegewezen en het meer of anders gevorderde afgewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling privaatrecht
Sectie Handel & Insolventie
zaaknummer / rolnummer: C/15/207594 / HA ZA 13-508
Vonnis van 5 februari 2014
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats 1],
eiseres,
advocaat mr. S.E. van der Meer,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2],
gedaagde,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook [eiseres] en [gedaagde] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tegen gedaagde verleende verstek
  • het incidenteel vonnis van 4 december 2013
  • de aan gedaagde betekende akte eiswijziging van 8 januari 2014.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 28 februari 2011 is overleden [erflater] (hierna te noemen “erflater”). Door het overlijden is het op 6 januari 1983 gesloten huwelijk tussen erflater en [eiseres] ontbonden.
2.2.
Erflater en [eiseres] waren gehuwd op grond van huwelijkse voorwaarden, houdende een koude uitsluiting. De echtelijke woning aan de [adres 1] (hierna: “de woning”) was eigendom van erflater.
2.3.
Erflater heeft op 25 februari 2010 een testament opgemaakt waarin hij [gedaagde] tot enig en algeheel erfgenaam heeft benoemd en [eiseres] en de kinderen van erflater uit een eerder huwelijk zijn onterfd. [gedaagde] is tevens benoemd tot executeur van de nalatenschap.
2.4.
Bij brief van 4 april 2011 heeft [eiseres] aan [gedaagde] laten weten dat zij aanspraak maakt op het vruchtgebruik van de woning met bijbehorende inboedel en de overige goederen van de nalatenschap.
2.5.
Op 27 april 2011 heeft [gedaagde] een verzoekschrift strekkende tot opheffing van de verplichting tot medewerking aan de vestiging van het vruchtgebruik ingediend bij de kantonrechter. [eiseres] heeft in de procedure verweer gevoerd. Ter zitting van 5 juli 2011 zijn partijen – onder meer – overeengekomen dat:
[eiseres] niet langer aanspraak zal maken op een vruchtgebruik op de overige goederen, zoals bedoeld in artikel 4:30 lid 1 BW.
[gedaagde] medewerking zal verlenen aan het vestigen van een vruchtgebruik ten behoeve van [eiseres] op de echtelijke woning en inboedel.
[eiseres] zal de lasten en verplichtingen van de vruchtgebruiker zoals bedoeld in artikel 3:220 lid 1 en 2 BW voldoen vanaf 1 juli 2011.
[gedaagde] heeft het verzoekschrift vervolgens ingetrokken.
2.6.
Tot op heden is het vruchtgebruik niet gevestigd, omdat [gedaagde] zijn medewerking daaraan weigert. [eiseres] verblijft sinds het overlijden van erflater wel in de woning.
2.7.
De woning is belast met twee rechten van hypotheek. De eerste hypothecaire schuld betreft hetgeen resteert van de oorspronkelijke hypothecaire schuld die is aangegaan ten behoeve van de aankoop door erflater van de woning. De tweede hypothecaire lening (nummer [nummer 1]) is aangegaan ten behoeve van de aankoop door erflater van een garage gelegen aan de [adres 2].
2.8.
Op 27 juni 2012 heeft [gedaagde] de garage aan de [adres 2] verkocht.
2.9.
Sinds het overlijden van erflater heeft [eiseres] de maandelijkse rente ad € 106,25 die verschuldigd is over de hypothecaire lening met nummer [nummer 1] voldaan. De door [eiseres] betaalde rente bedraagt tot 1 september 2013 € 2.975,--.
2.10.
Op 12 maart 2011 heeft [eiseres] de defecte cv-installatie van de woning laten vervangen voor een bedrag van € 1.589,99. In augustus 2013 heeft [eiseres] een noodreparatie laten uitvoeren waarbij een gat in het dak van de woning is gedicht. De factuur ad € 750,-- is eveneens door [eiseres] betaald.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert – na wijziging van eis – bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I. gedaagde te veroordelen om binnen 14 dagen na het in deze te wijzen vonnis zijn medewerking te verlenen aan de vestiging van een vruchtgebruik ten behoeve van eiseres op de woning gelegen te[adres 1] en de aldaar aanwezige inboedel, door het verlenen van zijn volledige medewerking op eerste verzoek aan het passeren van de akte houdende vestiging vruchtgebruik die als productie 6 aan de dagvaarding is gehecht, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,-- per dag voor iedere dag dat gedaagde niet aan deze veroordeling voldoet;
II. voor het geval gedaagde niet aan de veroordeling onder punt 1 voldoet, te bepalen dat het in deze te wijzen vonnis in de plaats treedt van de medewerking van gedaagde aan de onder punt I genoemde vestiging van het vruchtgebruik;
III. gedaagde te veroordelen om de schade te vergoeden die eiseres lijdt doordat zij genoodzaakt is de onder punt I opgenomen incidentele vordering in te stellen, waaronder wordt verstaan de proces- en advocaatkosten die eiseres heeft moeten maken in verband met het instellen van deze vordering, de advocaatkosten bedragen tot 1 oktober 2013 € 6.442,--;
IV. te verklaren voor recht dat gedaagde ten opzichte van eiseres ongerechtvaardigd is verrijkt voor een bedrag van € 2.975,--, dan wel een bedrag dat de rechtbank redelijk en passend acht, ter zake van de hypotheekrente die zij heeft voldaan over de tweede hypothecaire geldlening die rust op de woning, met nummer [nummer 1] ([nummer 2]) bij ING bank N.V. en die op 25 februari 2005 is aangegaan ten behoeve van de aankoop van een garage gelegen aan de [adres 2], dit bedrag te vermeerderen met de hypotheekrente ad € 106,25 per maand vanaf 1 september 2013 tot aan het moment dat gedaagde de hypotheekrente zelf zal voldoen;
V. gedaagde te veroordelen om de door eiseres geleden schade in verband met de onder punt IV genoemde ongerechtvaardigde verrijking te vergoeden en aan haar een bedrag van € 2.975,-- te voldoen, te vermeerderen met de hypotheekrente ad € 106,25 per maand vanaf 1 september 2013 tot aan het moment dat gedaagde de hypotheekrente zelf zal voldoen, dan wel een bedrag dat de rechtbank redelijk en passend acht;
VI. gedaagde te veroordelen om iedere maand tijdig aan de ING bank N.V., statutair gevestigd te (1102 MG) Amsterdam aan het Bijlmerplein 888, de hypotheekrente ad € 106,25 te voldoen ter zake van de onder punt IV genoemde hypothecaire schuld, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,-- voor iedere keer dat gedaagde de hypotheekrente niet of niet tijdig voldoet;
VII. te verklaren voor recht dat gedaagde ten opzichte van eiseres ongerechtvaardigd is verrijkt voor een bedrag van € 2.339,99, ter zake van de in punt 22 van de dagvaarding genoemde buitengewone herstellingen aan de woning (cv-installatie en noodreparatie dak en dakkapel);
VIII. gedaagde te veroordelen om de door eiseres geleden schade in verband met de onder punt VII genoemde ongerechtvaardigde verrijking te vergoeden en aan haar een bedrag van € 2.339,99 te voldoen, dan wel een bedrag dat de rechtbank redelijk en passend acht;
IX. gedaagde te veroordelen om de isolatie aan de buitenmuur (zie punt 24 dagvaarding) van de woning binnen drie weken na het in deze te wijzen vonnis te laten uitvoeren door Nuon, statutair gevestigd te (1096 BA) Amsterdam aan de Spaklerweg 20, dan wel door een andere door de rechtbank aan te wijzen firma en te bepalen dat gedaagde de kosten van isolatie dient te voldoen, op straffe van een dwangsom van € 500,-- voor iedere dag dat hij nalaat aan deze veroordeling te voldoen;
X. gedaagde te veroordelen om de reparatie aan het dak en de dakkapel (zie punt 24 dagvaarding) van de woning binnen drie weken na het in deze te wijzen vonnis te laten uitvoeren door Wibu Dakwerken B.V., gevestigd te Wormerveer aan de Witte Vlinderweg 17 (1521 PS), dan wel door een andere door de rechtbank aan te wijzen firma en te bepalen dat gedaagde de kosten daarvan dient te voldoen, op straffe van een dwangsom van € 500,-- voor iedere dag dat hij nalaat aan deze veroordeling te voldoen;
XI. te verklaren voor recht dat gedaagde ten opzichte van eiseres ongerechtvaardigd is verrijkt voor een bedrag van € 1.162,85, omdat aan hem het in punt 25 van de dagvaarding genoemde weduwepensioen is toegekomen;
XII. gedaagde te veroordelen om de door eiseres geleden schade in verband met de onder punt XI genoemde ongerechtvaardigde verrijking te vergoeden en aan haar een bedrag van € 1.162,85 te voldoen, dan wel een bedrag dat de rechtbank redelijk en passend acht;
XIII. gedaagde te veroordelen in de kosten van de hoofdzaak.

4.De beoordeling

4.1.
Het onder I, II, V en XII gevorderde komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal worden toegewezen, met dien verstande dat de onder I gevorderde dwangsom zal worden gemaximeerd als in het dictum vermeld en dat de onder V gevorderde betaling van de hypotheekrente vanaf 1 september 2013 zal worden beperkt tot betalingen die na die datum daadwerkelijk door [eiseres] zijn gedaan tot en met februari 2014, omdat – zoals hierna onder rechtsoverweging 4.4 wordt overwogen – voor haar geen verplichting bestaat deze betalingen te (blijven) voldoen.
4.2.
Nu de onder V en XII gevorderde betalingen worden toegewezen en [eiseres] naast betaling door [gedaagde] geen ander belang heeft gesteld bij de door haar onder IV en XI gevorderde verklaringen voor recht, zullen die vorderingen bij gebrek aan belang worden afgewezen.
4.3.
Onder III vordert eiseres vergoeding van de schade die zij heeft geleden doordat zij genoodzaakt was de onder I opgenomen (incidentele) vordering in te stellen. Deze vordering zal worden afgewezen. De betreffende incidentele vordering is bij vonnis van deze rechtbank van 4 december 2013 afgewezen waarbij [eiseres] is veroordeeld in de proceskosten. Over de kosten die zijn gemaakt in het kader van de incidentele vordering is derhalve reeds beslist. Voor zover [eiseres] heeft bedoeld de kosten die zij heeft gemaakt voor de thans in de hoofdzaak ingestelde vordering tot medewerking te vorderen, dient de vordering bij gebrek aan voldoende feitelijke grondslag eveneens te worden afgewezen. [eiseres] had meer feiten en omstandigheden moeten stellen dan het enkele niet-nakomen van de vaststellingsovereenkomst om te rechtvaardigen dat wordt afgeweken van de gebruikelijke forfaitaire vergoeding en wordt overgegaan tot veroordeling tot vergoeding van de reële proceskosten. Tot slot merkt de rechtbank nog op dat uit de overgelegde facturen van de advocaat niet kan worden opgemaakt of de daarin opgenomen werkzaamheden zien op de vordering tot medewerking aan het vestigen van het vruchtgebruik of (mede) op de andere vorderingen, zodat de hoogte van de gevorderde reële proceskosten ook niet kan worden vastgesteld.
4.4.
Onder VI vordert [eiseres] om [gedaagde] te veroordelen tot betaling van de maandelijkse hypotheekrente ad € 106,25 ter zake van de hypothecaire geldlening met nummer [nummer 1] bij ING bank. Erflater was de enige schuldenaar van die geldlening. Met het overlijden van erflater is [gedaagde] als enig erfgenaam van rechtswege schuldenaar geworden van die schuld en is hij gehouden de aan de geldlening verbonden hypothecaire lasten te voldoen. De verplichting tot betaling is echter een verplichting die [gedaagde] heeft jegens ING bank en niet jegens [eiseres], zodat [eiseres] geen nakoming van die verplichting kan afdwingen. [eiseres] is noch jegens [gedaagde] noch jegens de ING bank gehouden om de hypotheeklasten te voldoen en kan daar derhalve per direct mee stoppen. Dat zij de afgelopen periode onverplicht toch betalingen heeft gedaan, heeft weliswaar tot gevolg dat zij een vordering uit ongerechtvaardigde verrijking heeft op [gedaagde], maar leidt er niet toe dat [gedaagde] jegens [eiseres] een verplichting heeft de toekomstige hypotheeklasten aan de ING bank te voldoen. De vordering onder VI zal dan ook wegens het ontbreken van een rechtsgrond worden afgewezen.
4.5.
Onder VIII vordert [eiseres] vergoeding van de door haar geleden schade ad € 2.339,99 in verband met ongerechtvaardigde verrijking van [gedaagde]. [eiseres] stelt daartoe dat zij op haar kosten noodgedwongen enkele noodzakelijke buitengewone herstellingen aan de woning heeft laten verrichten waartoe [gedaagde] niet bereid was.
Door het betalen van de kosten van de buitengewone herstellingen ad € 2.339,99 is [eiseres] verarmd en [gedaagde] verrijkt.
4.6.
Artikel 3:220 lid 1 BW bepaalt dat gewone lasten en herstellingen door de vruchtgebruiker ([eiseres]) worden gedragen en verricht. Wanneer buitengewone herstellingen nodig zijn, is de vruchtgebruiker verplicht aan de hoofdgerechtigde ([gedaagde]) van deze noodzakelijkheid kennis te geven en hem de gelegenheid te verschaffen tot het doen van deze herstellingen. De hoofdgerechtigde is niet tot het doen van enige herstelling verplicht. De vruchtgebruiker is bevoegd de buitengewone herstellingen voor eigen rekening uit te voeren, maar kan de uitgaven daarvoor niet van de hoofdgerechtigde terugvorderen, behoudens een eventuele vordering uit ongerechtvaardigde verrijking
4.7.
Blijkens de overgelegde stukken hebben de in opdracht van [eiseres] verrichte herstellingen betrekking op het vervangen van de cv-installatie en een reparatie aan het dak en de dakkapel wegens verrotte steunpalen en lekkage. Anders dan [eiseres] is de rechtbank van oordeel dat het vervangen van de oude cv-ketel niet is aan te merken als een buitengewone herstelling, maar als “gewoon onderhoud” dat door [eiseres] als vruchtgebruiker moet worden gedragen en verricht. Door [eiseres] zijn geen omstandigheden gesteld die meebrengen dat het vervangen van de cv-ketel in dit geval als buitengewone herstellingen moeten worden aangemerkt. De reparatie aan het dak en de dakkapel ad € 750,-- is naar het oordeel van de rechtbank wel aan te merken als een buitengewone herstelling. Nu niet is weersproken dat [eiseres] door betaling van de reparatiekosten is verarmd en [gedaagde] verrijkt, zal [gedaagde] wegens ongerechtvaardigde verrijking worden veroordeeld tot betaling van de door [eiseres] geleden schade ter hoogte van € 750,--. De vordering zal voor het overige worden afgewezen.
4.8.
Nu [eiseres] naast betaling van de reparatiekosten door [gedaagde] geen ander belang heeft gesteld bij de door haar gevorderde verklaring voor recht zal de vordering onder VII bij gebrek aan belang worden afgewezen.
4.9.
[eiseres] stelt dat aan de woning nog meer noodzakelijke buitengewone herstellingen dienen plaats te vinden, te weten (verder) herstel aan het dak en de dakkapel wegens lekkage en houtrot en het isoleren van de buitenmuren. [eiseres] betoogt dat zij in redelijkheid de mogelijkheid moet hebben [gedaagde] tot deze reparaties te dwingen, omdat die voor een normale bewoning noodzakelijk zijn. [gedaagde] zou er anders voor kunnen zorgen dat [eiseres] de woning alsnog moet verlaten, omdat deze niet langer bewoonbaar is.
4.10.
Hoewel de hoofdgerechtigde in gevolge artikel 3:220 lid 1 BW niet tot het doen van enige herstelling verplicht is, is [gedaagde] naar het oordeel van de rechtbank in dit geval op grond van de redelijkheid en billijkheid toch verplicht op zijn kosten de reparatie aan het dak en de dakkapel (begroot op € 2.831,18 exclusief steiger- c.q. hoogwerkerkosten) uit te voeren, omdat het een buitengewone herstelling betreft die voor normale bewoning van de woning noodzakelijk is. [gedaagde] zal derhalve conform het onder X gevorderde worden veroordeeld tot het op zijn kosten laten uitvoeren van de reparatie aan het dak en de dakkapel. Wel ziet de rechtbank aanleiding de termijn waarbinnen de reparatie moet worden verricht te verlengen tot zes weken, omdat het mede van de firma Wibu Dakwerken B.V. afhangt of de reparatie op korte termijn uitgevoerd kan worden. Indien desondanks door een verhindering aan de zijde van Wibu Dakwerken B.V. (al dan niet als gevolg van weersomstandigheden die aan reparatie in de weg staan, dit ter beoordeling van Wibu Dakwerken B.V.) de termijn van zes weken niet gehaald kan worden, zal [gedaagde] over de periode waarin die verhindering geldt geen dwangsommen verschuldigd zijn. De gevorderde dwangsom zal worden gemaximeerd als in het dictum vermeld.
4.11.
De onder IX gevorderde isolatie aan de buitenmuur zal worden afgewezen, omdat dit naar het oordeel van de rechtbank geen buitengewone herstelling betreft die voor normale bewoning van de woning noodzakelijk is en die op grond van de redelijkheid en billijkheid door [gedaagde] moet worden uitgevoerd. Kennelijk is de woning nimmer geïsoleerd geweest en de niet nader onderbouwde vochtproblemen zijn onvoldoende grond om afwijking van de wettelijke regel van artikel 3:220 lid 1 BW op grond van de redelijkheid en billijkheid te rechtvaardigen.
4.12.
[gedaagde] zal als de (grotendeels) in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
- dagvaarding €  94,79
- griffierecht 842,00
- salaris advocaat
452,00(1,0 punt × tarief € 452,00)
Totaal €  1.388,79
De kosten van betekening van de wijziging van eis dienen voor rekening van [eiseres] te blijven, omdat de wijziging is ingegeven door de afwijzing van de ingestelde incidentele vorderingen, waarna [eiseres] ervoor heeft gekozen de incidentele vorderingen als hoofdvorderingen in te dienen.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om mee te werken aan de vestiging van een vruchtgebruik ten behoeve van [eiseres] op de woning gelegen te (1503 VD) Zaandam aan de Koopvaardijstraat 110 en de aldaar aanwezige inboedel, door binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis zijn medewerking te verlenen aan het passeren van de akte houdende vestiging vruchtgebruik die als productie 6 aan de dagvaarding is gehecht,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] een dwangsom te betalen van € 1.000,-- voor iedere dag dat hij niet aan de onder 5.1 uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 15.000,-- is bereikt,
5.3.
bepaalt dat indien [gedaagde] in gebreke blijft te voldoen aan de onder 5.1 uitgesproken veroordeling, dit vonnis in de plaats treedt van de rechtshandelingen die [gedaagde] moet verrichten om het vruchtgebruik op de woning en de inboedel te vestigen,
5.4.
veroordeelt [gedaagde] om wegens ongerechtvaardigde verrijking aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 2.975,-- (tweeduizend negenhonderd vijfenzeventig euro) ter zake van de door [eiseres] betaalde rente over de hypothecaire geldneming met nummer [nummer 1] bij ING bank,
5.5.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 106,25 per maand voor elke maand dat [eiseres] vanaf 1 september 2013 de rente over de hypothecaire geldneming met nummer [nummer 1] bij ING bank in plaats van [gedaagde] heeft voldaan,
5.6.
veroordeelt [gedaagde] om wegens ongerechtvaardigde verrijking aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 750,-- (zevenhonderdvijftig euro) ter zake van de door [eiseres] betaalde kosten van buitengewone herstellingen aan het dak van de woning,
5.7.
veroordeelt [gedaagde] om binnen zes weken na betekening van dit vonnis op zijn kosten de reparatie aan het dak en de dakkapel (als beschreven in punt 24 van de dagvaarding) van de woning te laten uitvoeren door Wibu Dakwerken BV. gevestigd aan de Witte Vlinderweg 17 te Wormerveer,
5.8.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] een dwangsom te betalen van € 500,-- voor iedere dag dat hij niet aan de onder 5.7 uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 5.000,- is bereikt,
5.9.
bepaalt dat [gedaagde] geen dwangsommen als bedoeld in 5.8 verschuldigd is over de periode dat de reparatie aan het dak en de dakkapel niet kan worden uitgevoerd door een verhindering aan de zijde van Wibu Dakwerken B.V.,
5.10.
veroordeelt [gedaagde] om wegens ongerechtvaardigde verrijking aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 1.162,85 (een duizend honderd tweeënzestig euro en vijfentachtig eurocent) ter zake van aan [gedaagde] toegekomen weduwenpensioen van [eiseres],
5.11.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 1.388,79.
5.12.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.13.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.C.M. van Mierlo en in het openbaar uitgesproken op 5 februari 2014. [1]

Voetnoten

1.Conc.: 977