ECLI:NL:RBNHO:2014:2309

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
19 maart 2014
Publicatiedatum
18 maart 2014
Zaaknummer
C/14/138674/HA ZA 12-245
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding wegens toerekenbare tekortkoming door boekhouder jegens eenmanszaak

In deze zaak vorderde eiseres, die optreedt namens de eenmanszaak [naam 1] Cultureel Kinderdagverblijf, schadevergoeding van het Bedrijfseconomisch Adviesbureau [naam 2] B.V. wegens toerekenbare tekortkomingen in de uitvoering van werkzaamheden. De rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Alkmaar, heeft op 19 maart 2014 uitspraak gedaan in deze bodemzaak. Eiseres stelde dat zij materieel eigenaresse was van de eenmanszaak, hoewel deze formeel op naam van haar (voormalig) echtgenoot stond. De rechtbank oordeelde dat eiseres onvoldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat zij daadwerkelijk schade had geleden door de tekortkomingen van het adviesbureau. De rechtbank wees de vorderingen van eiseres af, omdat niet kon worden vastgesteld dat zij de rechthebbende was van de vordering. Eiseres had ook niet duidelijk gemaakt of zij de vordering had gecedeerd gekregen of dat zij procedeerde op basis van een volmacht van haar echtgenoot. De rechtbank concludeerde dat eiseres niet had aangetoond dat zij de schade had geleden die zij claimde, en dat zij niet voldoende duidelijkheid had verschaft over haar hoedanigheid in deze zaak. Eiseres werd veroordeeld in de proceskosten van het adviesbureau, die op € 1.705,00 werden begroot. Het vonnis werd openbaar uitgesproken door mr. J.H. Gisolf.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling privaatrecht
Zittingsplaats Alkmaar
JG/KW
zaaknummer / rolnummer: C/14/138674 / HA ZA 12-245
Vonnis van 19 maart 2014
in de zaak van
[eiseres], h.o.d.n. [naam 1] CULTUREEL KINDERDAGVERBLIJF,
wonende te Haarlem,
eiseres,
advocaat mr. J.F.M. Verheij te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BEDRIJFSECONOMISCH ADVIESBUREAU [naam 2] B.V.,
gevestigd te Langedijk,
gedaagde,
advocaat mr. J.J. Vetter te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiseres] en Adviesbureau [naam 2] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het vonnis van de Kantonrechter in de rechtbank Alkmaar van 23 mei 2012 in de zaak met rolnummer 394017 en de daarin genoemde stukken;
  • de akte van oproeping van 31 mei 2012;
  • het tussenvonnis van 1 augustus 2012;
  • het proces-verbaal van comparitie van 6 februari 2013 en de daarin genoemde stukken;
  • de akte uitlating van [eiseres], met elf producties;
  • de akte na tussenvonnis van Adviesbureau [naam 2].
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1.
[eiseres] vordert, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
te verklaren voor recht dat Adviesbureau [naam 2] toerekenbaar tekort is geschoten en uit dien hoofde jegens [eiseres] aansprakelijk is voor de schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
Adviesbureau [naam 2] te veroordelen aan [eiseres] bij wijze van voorschot te betalen een bedrag van € 7.628,23 (exclusief BTW), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum waarop het verzuim is ingetreden dan wel vanaf de dagvaarding;
Adviesbureau [naam 2] te veroordelen aan [eiseres] te betalen de buitengerechtelijke incassokosten ad € 714,00, te vermeerderen met de wettelijke rente indien betaling binnen 14 dagen na betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis uitblijft;
Adviesbureau [naam 2] te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente indien betaling binnen 14 dagen na betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis uitblijft;
Adviesbureau [naam 2] te veroordelen in de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente indien betaling binnen 14 dagen na betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis uitblijft.
2.2.
Kort gezegd voert [eiseres] als grondslag voor haar vorderingen aan dat Adviesbureau [naam 2] ten behoeve van de eenmanszaak [naam 1] Cultureel Kinderdagverblijf (hierna: [naam 1]) werkzaamheden heeft verricht. Adviesbureau [naam 2] is daarbij toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen, waardoor [eiseres] schade heeft geleden.
2.3.
Adviesbureau [naam 2] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

3.De beoordeling

3.1.
Hoewel partrijen uitvoerig zijn ingegaan op de vraag wie de opgedragen werkzaamheden heeft verricht en de vraag of Adviesbureau [naam 2] bij het doen van haar werkzaamheden toerekenbaar tekort is geschoten, komt de rechtbank daar niet aan toe. De vorderingen van [eiseres] stuiten namelijk al af op het volgende.
3.2.
In de dagvaarding heeft [eiseres] gesteld dat zij eigenaresse was van de eenmanszaak [naam 1] en dat zij door de toerekenbare tekortkomingen van Adviesbureau [naam 2] schade heeft geleden. Zij heeft daarbij aangevoerd dat de eenmanszaak weliswaar formeel op naam van haar (voormalig) echtgenoot [naam 2] stond, maar dat zij materieel de eigenaresse was. Nadat Adviesbureau [naam 2] heeft betwist dat [eiseres] rechthebbende van [naam 1] was, heeft [eiseres] ter comparitie herhaald dat zij eigenaresse van [naam 1] was en is. Subsidiair heeft zij zich op het standpunt gesteld dat [naam 2] zijn rechten aan [eiseres] heeft gecedeerd. Daarbij heeft [eiseres] verwezen naar een als productie 15 overgelegd e-mailbericht van [naam 2], waarin hij verklaart “
voor zover nodig” een vordering die stamt uit de periode dat de eenmanszaak nog op zijn naam stond, aan [eiseres] over te dragen. Adviesbureau [naam 2] heeft ter comparitie de rechtsgeldigheid van de gestelde cessie betwist. Aan het eind van de comparitie heeft de rechter [eiseres] uitdrukkelijk opgedragen om in een nadere akte - voor zover mogelijk onderbouwd met stukken – in ieder geval aandacht te besteden aan (onder meer) “
de (eventuele) cessie”.
3.3.
Daarop heeft [eiseres] in haar akte uitlating vermeld dat zij overlegt: “
Een schriftelijke opdracht van [naam 2] aan [eiseres] om op eigen naam de rechten jegens gedaagde uit te oefenen.” Daarbij heeft [eiseres] verwezen naar productie 16. Dat is een door [naam 2] ondertekend stuk gedateerd 31 maart 2013, waarin hij verklaart: “
geeft [eiseres] opdracht om inzake het Kinderdagverblijf [naam 1], de rechten die jegens Bedrijfsadviesbureau [naam 2] B.V. bestaan, uit hoofde van door laatstgenoemde verrichte administratieve werkzaamheden inzake de zaakvoering van [naam 1], op eigen naam en voor rekening en risico van [eiseres] uit te oefenen en in of buiten rechte te doen hetgeen [eiseres] in dat kader dienstig acht”.
3.4.
De rechtbank is van oordeel dat [eiseres] onvoldoende heeft aangevoerd waaruit blijkt dat, hoewel [naam 1] op naam stond van [naam 2], de eenmanszaak geheel voor haar rekening en risico werd gevoerd en zij ook door de gestelde tekortkomingen door Adviesbureau [naam 2] schade heeft geleden. De rechtbank verwijst daarvoor bijvoorbeeld naar de door haar overgelegde productie 12, waaruit blijkt dat de Belastingdienst niet haar maar [naam 2] aanslagen heeft opgelegd. Om de vraag te kunnen beoordelen of desondanks [eiseres] voor schade verband houdend met deze aanslagen aansprakelijk was, mocht van haar worden verwacht dat zij meer inzicht zou verschaffen in de afspraken die zij heeft gemaakt met [naam 2].
3.5.
Nu er niet van kan worden uitgegaan dat [eiseres] zelf eigenaresse van [naam 1] was en aldus schade heeft geleden door het gestelde handelen van Adviesbureau [naam 2], is de vraag wat dan de hoedanigheid van [eiseres] is. Heeft zij de vordering gecedeerd gekregen (zoals zij ter comparitie heeft gesteld) of procedeert zij krachtens een opdracht/volmacht van [naam 2] (zoals gesteld in de akte uitlating)? Bovendien is de vraag hoe deze subsidiaire stelling zich verhoudt tot de stelling van [eiseres] dat zij zelf de schade heeft geleden. Die vragen kan de rechtbank op basis van de huidige stellingen van [eiseres] niet beantwoorden. Van [eiseres] mocht echter, zeker in de fase waarin de procedure nu verkeert, worden verwacht dat zij over deze zaken klip en klaar was. Nu zij de vereiste duidelijkheid niet heeft gegeven, dient reeds daarom de vordering te worden afgewezen.
3.6.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Adviesbureau [naam 2] worden begroot op:
- griffierecht 575,00
- salaris advocaat
1.130,00(2,5 punt × tarief € 452,00)
Totaal € 1.705,00

4.De beslissing

De rechtbank
4.1.
wijst de vorderingen af,
4.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van Adviesbureau [naam 2] tot op heden begroot op € 1.705,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H. Gisolf en in het openbaar uitgesproken op 19 maart 2014.