ECLI:NL:RBNHO:2014:2383

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 maart 2014
Publicatiedatum
19 maart 2014
Zaaknummer
AWB-14_687
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • A.C. Terwiel-Kuneman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak betreffende Wwb-uitkering en erkenning van kind

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 11 maart 2014 een mondelinge uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoekster, bijgestaan door haar gemachtigde R. Güzel, had bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een uitkering op basis van de Wet werk en bijstand (Wwb) door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem. De afwijzing was gebaseerd op het onweerlegbaar rechtsvermoeden van artikel 3, vierde lid, aanhef en onder a Wwb, waarbij de verhuurder van verzoekster de erkenning van haar kind nog niet had ongedaan gemaakt.

Tijdens de zitting op 11 maart 2014 heeft verzoekster een beschikking van de rechtbank overgelegd, waarin de erkenning van haar kind door de verhuurder is vernietigd. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat deze beschikking van invloed is op de kans van slagen van het bezwaar van verzoekster tegen het primaire besluit. De voorzieningenrechter heeft daarom besloten om het verzoek om voorlopige voorziening toe te wijzen en het primaire besluit van 16 januari 2014 te schorsen tot de datum van bekendmaking van de beslissing op bezwaar.

Daarnaast heeft de voorzieningenrechter bepaald dat verweerder met ingang van 10 februari 2014 aan verzoekster voorschotten moet verstrekken ter hoogte van 90% van de voor haar geldende bijstandsnorm en dat het betaalde griffierecht van € 45,-- aan verzoekster moet worden vergoed. De voorzieningenrechter heeft ook aangegeven dat tegen deze uitspraak geen rechtsmiddel openstaat. Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C. Terwiel-Kuneman, in aanwezigheid van griffier P.M. van der Pol.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
Zaaknummer: HAA 14/687
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter ter zitting van 11 maart 2014 in de zaak tussen

[verzoekster]

wonende te[woonplaats],
verzoekster,
gemachtigde R. Güzel
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 16 januari 2014 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoekster om toekenning van een uitkering in het kader van de Wet werk en bijstand (Wwb), afgewezen, omdat in het geval van verzoekster sprake is van het onweerlegbaar rechtsvermoeden van artikel 3, vierde lid, aanhef en onder a Wwb.
Verzoekster heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Zij heeft voorts de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 maart 2014. Verzoekster is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, mr. T.
A. van den Hoff.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe;
  • schorst het primaire besluit van 16 januari 2014 met ingang van 10 februari 2014 tot de datum van bekendmaking van de door verweerder te nemen beslissing op bezwaar;
  • draagt verweerder op om met ingang van 10 februari 2014 aan verzoekster voorschotten te verstrekken ter hoogte van 90% van de voor haar geldende bijstandsnorm;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 45,-- aan verzoekster te vergoeden;
  • wijst het verzoek om een proceskostenveroordeling af.

Overwegingen

1.
Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2.
Verweerder heeft verzoeksters aanvraag om toekenning van een Wwb-uitkering afgewezen, omdat de door verzoeksters verhuurder gedane erkenning van verzoeksters kind (nog) niet ongedaan was gemaakt. Ter zitting heeft verzoekster de op 22 januari 2014 gedateerde beschikking van deze rechtbank, sectie Familie en Jeugd, locatie Haarlem, overgelegd. Bij deze beschikking – met zaak- en rekestnummer [nummer]– is voormelde erkenning vernietigd.
3.
Gelet op de hiervoor vermelde beschikking, heeft verweerder ter zitting verklaard dat hij ervan uitgaat dat het bezwaar van verzoekster tegen het primaire besluit een redelijke kans van slagen heeft. Het bezwaar zal worden behandeld op de hoorzitting van 10 april 2014.
4.
Ter zitting heeft verzoekster gewezen op de verklaring van mr. A. Krim, advocaat te Haarlem, van 18 december 2013. In deze verklaring stelt mr. Krim dat de rechtbank heeft laten weten dat het verzoek om vernietiging van de erkenning zal worden toegewezen. Naar de mening van verzoekster had verweerder, gelet op deze verklaring, direct moeten overgaan tot toewijzing van verzoeksters Wwb-aanvraag.
5.
De voorzieningenrechter volgt verzoekster in deze stelling niet. Voormelde verklaring van mr. Krim is een weergave van hetgeen deze advocaat heeft vernomen op de zitting van 17 december 2013. Het had op de weg (van de gemachtigde) van verzoekster gelegen om, zo snel als dat mogelijk was, voormelde beschikking van de rechtbank van 22 januari 2014 bij verweerder in te leveren.
Nu verzoekster dit heeft nagelaten en deze beschikking niet eerder dan ter zitting heeft overhandigd aan verweerder, bestaat er geen aanleiding verweerder te veroordelen in de door verzoekster gemaakte proceskosten.
6.
Nu inmiddels duidelijk is geworden dat de rechtbank de erkenning van verzoeksters kind door de verhuurder heeft vernietigd, bestaat aanleiding het verzoek om voorlopige voorziening toe te wijzen en het primaire besluit van 16 januari 2014 te schorsen tot de datum van bekendmaking van de door verweerder te nemen beslissing op bezwaar.
7.
De voorzieningenrechter ziet voorts aanleiding verweerder op te dragen om met ingang van 10 februari 2014 aan verzoekster voorschotten te verstrekken ter hoogte van 90% van de voor haar geldende bijstandsnorm.
8.
Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, bepaalt zij dat verweerder aan verzoekster het door haar betaalde griffierecht van € 45,-- vergoedt.
9.
De voorzieningenrechter deelt tot slot mede dat tegen deze uitspraak geen rechtsmiddel openstaat.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C. Terwiel-Kuneman, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van P.M. van der Pol, griffier, op 11 maart 2014.
griffier voorzieningenrechter
afschrift verzonden aan partijen op: