ECLI:NL:RBNHO:2014:2481

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 maart 2014
Publicatiedatum
20 maart 2014
Zaaknummer
15/710669-10
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met aanrijding van fietsster door automobilist die door rood licht reed

Op 20 maart 2014 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 27 september 2010 met zijn auto een fietsster aanreed terwijl hij door rood licht reed. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onoplettend en onvoorzichtig had gereden, wat leidde tot een aanrijding met de fietsster, die daarbij zwaar lichamelijk letsel opliep. De verdachte werd veroordeeld voor overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, omdat hij niet was gestopt voor het rode verkeerslicht en niet tijdig had kunnen remmen. De rechtbank legde een taakstraf op van 80 uur en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van één jaar, rekening houdend met het tijdsverloop van 3,5 jaar sinds het ongeval en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank overwoog dat de verdachte onvoldoende voorzichtig was geweest, vooral gezien de weersomstandigheden, en dat hij niet had opgemerkt dat de fietsster groen licht had. De rechtbank concludeerde dat de verdachte schuldig was aan het veroorzaken van het ongeval en de daaruit voortvloeiende schade aan de fietsster, die door het ongeval tijdelijk in haar normale bezigheden werd belemmerd. De uitspraak werd gedaan na een openbare terechtzitting waar de officier van justitie en de verdediging hun standpunten naar voren brachten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/710669-10 (P)
Uitspraakdatum: 20 maart 2014
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 6 maart 2014 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum]1982 te[geboorteplaats],
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[adres].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M.A. Oudendijk en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. J.T.H.M. Mühren, advocaat te Purmerend, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 27 september 2010 te[plaats], gemeente[gemeente], als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, [de provincialeweg] en naderende de kruising van de weg met de[straat], alwaar de verkeerstromen werden geregeld middels een of meer verkeerslichten/verkeerslichtinstallatie(s) als bedoeld in het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, te rijden, immers
- is hij niet gestopt voor een gezien zijn rijrichting voor hem rood licht uitstralend verkeerslicht als bedoeld in eerder genoemd Reglement terwijl een voor hem, verdachte, van linkskomende fietsster, in haar rijrichting een groen licht uitstralend verkeerslicht volgend/hebbend, die kruising op reed en/of (vervolgens)
- heeft hij zijn voertuig niet tot stilstand gebracht binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en/of deze vrij was,
waarna of (mede) waardoor een aanrijding of botsing ontstond tussen dat door hem bestuurde motorrijtuig en die fiets(ter), waardoor die fietsster (genaamd [slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel, te weten (een) hersenletsel/schudding, of zodanig lichamelijk letsel werd
toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair
hij op of omstreeks 27 september 2010 te[plaats], gemeente[gemeente], als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, [de provincialeweg] en naderende de kruising of splitsing van die weg met de[straat], alwaar de verkeersstromen middels verkeerslichten als bedoeld in het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 werden geregeld,
- die kruising oprijdend/naderend niet is gestopt voor een gezien zijn, verdachtes, rijrichting voor hem rood licht uitstralend verkeerslicht als bedoeld in eerder genoemd Reglement en/of (vervolgens)
- zijn, verdachtes, voertuig niet tot stilstand heeft gebracht binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en/of deze vrij was,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
meer subsidiair
hij op of omstreeks 27 september 2010 te[plaats], gemeente[gemeente], als bestuurder van een voertuig op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, [de provincialeweg], geen gevolg heeft gegeven aan een verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt, immers niet is gestopt voor een voor zijn rijrichting bestemd driekleurig verkeerslicht dat rood licht uitstraalde, waarbij letsel aan personen te weten [slachtoffer] is ontstaan of schade aan goederen is toegebracht.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Inleiding

Op 27 september 2010 uur reed verdachte met zijn personenauto over [de provincialeweg] te[plaats]. Verdachte kwam uit de richting van Zaandijk en naderde de kruising van [de provincialeweg] en de[straat] die wordt geregeld door verkeerslichten. Verdachte is de kruising opgereden en heeft een persoon op de fiets, mevrouw [slachtoffer], aangereden waarna zij via de motorkap en de voorruit in de berm is beland. De bestuurster van de fiets is bij het ongeval gewond geraakt.
De rechtbank dient te beoordelen of deze aanrijding te wijten is aan de schuld van verdachte in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW). Indien de rechtbank tot de conclusie komt dat dit niet het geval is, dient de rechtbank vervolgens te beoordelen of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan gevaarzetting als bedoeld in artikel 5 WVW. Indien ook de gevaarzetting als bedoeld in artikel 5 WVW niet kan worden bewezen, dient te rechtbank ten slotte te beoordelen of er sprake is van overtreding van de artikelen 62 juncto 68 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV).

4.Bewijs

4.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte schuldig is aan overtreding van artikel 6 WVW nu hij het rode stoplicht niet heeft gezien en evenmin de overstekende fietsster, waarop verdachte voldoende zicht moet hebben gehad, heeft opgemerkt.
4.2.
Standpunt van de verdediging
Ten aanzien van het primair ten laste gelegde heeft de raadsman bepleit verdachte vrij te spreken, ten eerste omdat er op grond van de jurisprudentie bij één enkele verkeersovertreding – in casu het door rood rijden – geen sprake is van aanmerkelijke schuld in de zin van artikel 6 WVW. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat aangeefster als gevolg van het ongeval zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Voorts heeft de raadsman erop gewezen dat de meeste klachten psychisch van aard zijn en dat niet kan worden vastgesteld dat door de nek- en schouderklachten tijdelijk verhindering in de uitoefening van de normale werkzaamheden is ontstaan. De raadsman heeft er in dit verband op gewezen dat[slachtoffer] in november 2011 weliswaar klachten in de nek, schouders en hoofd had, maar dat dit (mede) te maken had met een tweede verkeersongeval in september 2011. Ten aanzien van de overige door aangeefster gestelde klachten (last van licht en geluid en bij overbelasting klachten van hoofdpijn, duizeligheid en misselijkheid) heeft de raadsman aangevoerd dat causaal verband met het ongeval niet is aangetoond.
Ook heeft de raadsman vrijspraak bepleit ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde. Volgens de raadsman kan niet worden bewezen dat door het handelen van verdachte hinder of gevaar op de weg is veroorzaakt in de zin van artikel 5 WVW.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van het meer subsidiair ten laste gelegde en daarbij bepleit verdachte vrij te spreken van het onderdeel dat ‘letsel aan personen is ontstaan of schade aan goederen is toegebracht’, nu dat geen bestanddeel is van artikel 62 juncto artikel 68, eerste lid onder c, van het RVV.
4.3.
Redengevende feiten en omstandigheden [1]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit op grond van het volgende.
Op 27 september 2010 omstreeks 17.00 uur stak[slachtoffer], nadat zij daartoe groen licht had gekregen, met haar fiets [de provincialeweg] in de gemeente[gemeente] ter hoogte van de kruising met de[straat] op de oversteekplaats over. Deze weg bestaat uit twee rijbanen, die verdeeld zijn door een groenstrook. Op de tweede rijbaan werd zij aangereden door een personenauto. [2] Verdachte bestuurde deze auto. Hij was ter plaatse bekend en had steeds zicht op de weg. [3] Het regende en verdachte zag op het laatste moment dat het verkeerslicht van zijn rijbaan rood licht uitstraalde, waarna hij onmiddellijk heeft geremd. [4] Getuige[getuige], die op de andere rijbaan van [de provincialeweg] in[plaats] in tegenovergestelde rijrichting voor het rode verkeerslicht stond te wachten, hoorde de slippende banden van de auto van verdachte en zag dat[slachtoffer] door verdachte werd aangereden.[slachtoffer] had een grote hoofdwond aan de linkerzijde van haar hoofd, die heftig bloedde. [5] [slachtoffer] is per ambulance naar een ziekenhuis te Amsterdam vervoerd. [6]
Uit de conflictmatrix van de verkeersregelinstallatie ter plaatse volgt, dat het verkeerslicht voor de overstekende fietsster[slachtoffer] en dat voor de bestuurder van de auto, verdachte, als conflicterend zijn aangewezen. Het is niet mogelijk dat deze conflicterende richtingen gelijktijdig groen licht hebben gehad. Op het moment dat het verkeerslicht voor[slachtoffer] groen werd, sprong het verkeerslicht van de rijbaan van verdachte op rood. Voorafgaand aan het rode licht, had het verkeerslicht van verdachte een geeltijd van drie seconden. [7]
Op basis van de hoofdwond en een hoog energetisch trauma werd op de afdeling neurologie van het Sint Lucas Andreas Ziekenhuis te Amsterdam een licht schedel-hersenletsel categorie 3 vastgesteld. [8] [slachtoffer] was snel misselijk en draaierig, had veel last van haar nek en schouders, was snel geprikkeld en snel afgeleid en was met name overgevoelig voor geluid en licht. Deze klachten van een snelle geprikkeldheid en overgevoeligheid waren tijdens het onderzoek door de revalidatiearts van Heliomare op 10 maart 2011 nog steeds aanwezig. Ook klaagde zij toen over slecht zien, omdat haar linkeroog traag functioneerde. [9] Op 22 maart 2011 ervaarde[slachtoffer] nog klachten van nek- en schouderpijn, misselijkheid, vermoeidheid, overgevoeligheid voor prikkels, druk op de ogen en verminderde attentie. Na het ongeval hebben de kinderen van[slachtoffer] drie maanden bij hun grootouders gelogeerd. In maart 2011 was er overdag slechts één kind tegelijkertijd thuis.[slachtoffer] was voor het ongeval als pedagogische medewerker werkzaam, maar in maart 2011 werkte zij nog niet. [10] Ook kon zij in die periode geen boodschappen doen vanwege de hoeveelheid prikkels en het verminderde overzicht in de winkel. De revalidatiearts concludeert dat er beperkingen zijn ten aanzien van opvoeding, huishouding en arbeidshervatting. [11]
4.4.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend
Uit het bovenstaande blijkt dat[slachtoffer] - gelijktijdig met het rode verkeerslicht van verdachte - groen licht kreeg, op haar fiets is gestapt, de eerste rijbaan is overgestoken en bij de tweede rijbaan is aangereden door verdachte als bestuurder van een personenauto. Gedurende die tijd heeft verdachte het rode verkeerslicht op zijn rijbaan niet opgemerkt. Evenmin heeft hij gezien dat het verkeerslicht op zijn rijbaan daarvóór nog drie seconden oranje licht heeft uitgestraald. Verdachte heeft daarmee niet gehandeld overeenkomstig artikel 62 juncto artikel 68 RVV. Bovendien heeft verdachte, hoewel hij heeft verklaard steeds zicht te hebben gehad op de weg, niet opgemerkt dat[slachtoffer] bezig was met oversteken op een daarvoor bestemde oversteekplaats en dat auto’s op de tegenovergestelde rijbaan stilstonden. Naar het oordeel van de rechtbank is daarmee sprake van aanmerkelijk onoplettend rijgedrag.
Verder heeft verdachte niet tijdig kunnen stoppen binnen een voor hem zichtbare afstand, zodat tevens sprake is van onvoorzichtig rijgedrag. Dat geldt des te meer nu het regende en het wegdek nat was, waardoor verdachte als verkeersdeelnemer nog voorzichtiger had moeten zijn. Naar het oordeel van de rechtbank is verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend geweest.
Causaliteit aanrijding en letsel
Over de causaliteit tussen het ongeval en het letsel van[slachtoffer] overweegt de rechtbank als volgt. Uit de medische stukken blijkt dat de klachten die[slachtoffer] na het ongeval van 27 september 2010 had, in ieder geval een half jaar later nog aanwezig waren. Op 28 maart 2011 wordt immers geconcludeerd dat er op dat moment nog beperkingen zijn ten aanzien van opvoeding, huishouding en arbeidshervatting. Zoals ook uit het neuropsychologisch onderzoek volgt hebben de kinderen van[slachtoffer] zelfs gedurende drie maanden bij hun grootouders gelogeerd en zijn zij ook in die periode nog niet tegelijkertijd thuis. De rechtbank is op basis van die stukken van oordeel dat daarmee sprake is van lichamelijk letsel, waaruit tijdelijke verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden van[slachtoffer] is ontstaan. Bovendien is uit de rapportages niet gebleken dat de na maart 2011 ingezette intensieve revalidatieperiode bij de kliniek voor niet aangeboren hersenletsel en de werktraining bij Heliomare tot een positief resultaat hebben geleid tot de datum waarop een tweede ongeval, waarover in de re-integratie stukken wordt gesproken, zou hebben plaatsgevonden. De rechtbank is derhalve van oordeel dat ondanks de mogelijke gevolgen van een tweede verkeersongeval, reeds door het verdachte verweten verkeersongeval lichamelijk letsel is ontstaan dat tijdelijke verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden van[slachtoffer] heeft meegebracht.
4.5.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 27 september 2010 te[plaats], gemeente[gemeente], als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, [de provincialeweg] en naderende de kruising van de weg met de[straat], alwaar de verkeerstromen werden geregeld middels verkeerslichten als bedoeld in het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig en
onoplettend, te rijden, immers
- is hij niet gestopt voor een gezien zijn rijrichting voor hem rood licht uitstralend verkeerslicht als bedoeld in eerder genoemd Reglement terwijl een voor hem, verdachte, van links komende fietsster, in haar rijrichting een groen licht uitstralend verkeerslicht hebbend, die kruising op reed en vervolgens
- heeft hij zijn voertuig niet tot stilstand gebracht binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en deze vrij was,
waardoor een botsing ontstond tussen dat door hem bestuurde motorrijtuig en die fietsster, waardoor die fietsster (genaamd [slachtoffer]) zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte primair meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

5.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

7.Motivering van de sanctie

7.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een werkstraf van 160 uur subsidiair 80 dagen vervangende hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast heeft de officier van justitie een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te mogen besturen gevorderd voor de duur van 1 jaar.
7.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van straf of maatregel gelet op het tijdsverloop van 3,5 jaar, de omstandigheden waaronder het voorval is gebeurd, de spijtbetuiging van verdachte en het feit dat verdachte in de tussenliggende periode is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 21 maanden. De raadsman heeft verzocht geen onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te mogen besturen op te leggen nu verdachte als koerier volledig afhankelijk is van zijn rijbewijs en met zijn werkzaamheden zijn gezin moet onderhouden.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft als verkeersdeelnemer te laat een rood verkeerslicht opgemerkt en is mede gezien het regenachtige weer onvoldoende voorzichtig de hem bekende kruising van [de provincialeweg] met de[straat] in[plaats] genaderd, zodat hij niet tijdig kon stoppen voor de overstekende fietsster. Verdachte heeft deze fietsster vervolgens aangereden, waardoor zij letsel heeft opgelopen. Het slachtoffer was gedurende langere periode gehinderd in haar normale bezigheden, zowel wat betreft werk als privéleven. Ter terechtzitting is haar brief van 7 februari 2012 aan het Gerechtshof (in het kader van de artikel 12 Wetboek van Strafvordering procedure) voorgelezen, waaruit blijkt welke impact het ongeval op haar en haar gezin heeft gehad en blijkens haar toelichting ook nog steeds heeft.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 28 januari 2014, waaruit blijkt dat verdachte driemaal een transactie of strafbeschikking heeft voldaan wegens overtreding van een artikel uit de Wegenverkeerswet 1994 (wegens het rijden onder invloed in 2005 en 2012 en wegens het verlaten van de plaats na een aanrijding in 2005). Voorts is verdachte in 2011 door de meervoudige kamer veroordeeld wegens handel in heroïne/cocaïne.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van het na te noemen aantal uren moet worden opgelegd. De rechtbank zal verdachte een lagere werkstraf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank houdt daarbij in ernstige mate rekening met het tijdsverloop, welk tijdsverloop verdachte niet kan worden aangerekend. Verdachte is voor deze zaak voorts tweemaal gedagvaard voor een zitting bij de kantonrechter welke dagvaardingen later werden ingetrokken. In een van deze gevallen had verdachte zich voor niets bij het kantongerecht gemeld. Tot slot houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte inmiddels voor een ander feit is veroordeeld tot een aanzienlijke gevangenisstraf (die hij heeft uitgezeten). Mede gelet op deze gang van zaken acht de rechtbank ook een voorwaardelijke gevangenisstraf niet aan de orde.

8.Bijkomende straf

De rechtbank is van oordeel dat verdachte de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen dient te worden ontzegd voor na te noemen duur. De rechtbank zal echter, gezien het tijdsverloop en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, bepalen dat deze straf vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren opdat verdachte er voor het einde van die proeftijd van wordt weerhouden strafbare feiten te begaan.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 63 van het Wetboek van Strafrecht,
artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeersweg 1994,
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 4.5 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het onder 4.5 bewezen verklaarde feit het hierboven onder 5. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot het verrichten van
80 (tachtig) urentaakstraf die bestaat uit het verrichten van een werkstraf, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door van 40 (veertig) dagen hechtenis.
Veroordeelt verdachte tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van
1 (één) jaar.
Beveelt dat deze straf
nietzal worden ten uitvoer gelegd tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte voor het einde van de op twee jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. L.J. Saarloos, voorzitter,
mr. L. Boonstra en mr. E.M. ten Bos, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. C.M.A. van der Meij,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 20 maart 2014.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.Proces-verbaal verhoor benadeelde met nummer PL11ZZ 2010061610-4 van 30 september 2010 inhoudende de verklaring van [slachtoffer], dossierpagina’s 3 en 4.
3.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 6 maart 2014.
4.Proces-verbaal verhoor met nummer PL11ZZ 2010061610-3 van 27 september 2010 inhoudende de verklaring van verdachte, dossierpagina 7 en 8.
5.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL11LO 2010061610-2 van 27 september 2010 inhoudende de verklaring van verbalisant[getuige], dossierpagina’s 11 en 12.
6.Proces-verbaal verhoor benadeelde met nummer PL11ZZ 2010061610-4 van 30 september 2010 inhoudende de verklaring van [slachtoffer], dossierpagina 3.
7.Proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot de werking van een verkeersinstallatie met nummer Z 2020061610 van 28 juni 2013 inhoudende de bevindingen van verbalisant[verbalisant], separaat pagina’s 3 en 4.
8.Een geschrift, zijnde de brief aan de huisarts van [arts 1], arts assistente neurologie, en[arts 2], neuroloog, gedateerd 1 oktober 2010, separaat bij stukken Heliomare.
9.Een geschrift, zijnde de brief van dr. [arts 3], revalidatiearts bij Heliomare, gedateerd 28 maart 2011, pagina 1 van 3, aan huisarts[huisarts], separaat bij stukken Heliomare.
10.Een geschrift, zijnde een rapportage van [arts 4], neuropsycholoog, gedateerd 22 maart 2011, pagina 1 en 2 van 8 separaat bij stukken Heliomare.
11.Een geschrift, zijnde de brief van dr. [arts 3], revalidatiearts bij Heliomare, gedateerd 28 maart 2011, pagina 2 van 3, aan huisarts[huisarts], separaat bij stukken Heliomare.