ECLI:NL:RBNHO:2014:2538

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 maart 2014
Publicatiedatum
21 maart 2014
Zaaknummer
15/710160-13
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door aanmerkelijke onoplettendheid van bestuurder

Op 21 maart 2014 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die als bestuurder van een personenauto betrokken was bij een verkeersongeval op 17 december 2012 in IJmuiden. De verdachte reed met een snelheid van 50 km/h en naderde een goed verlicht zebrapad zonder zijn snelheid te minderen. Hij was in gedachten verzonken en heeft daardoor een voetganger, een 79-jarige man, over het hoofd gezien. De voetganger werd aangereden, waardoor hij zwaar lichamelijk letsel opliep, waaronder een schedelbasisfractuur en meerdere botbreuken. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onoplettend had gehandeld, wat leidde tot het ongeval. De rechtbank hield rekening met de spijtbetuigingen van de verdachte en zijn blanco strafblad. De officier van justitie had een taakstraf van 60 uur geëist, en de rechtbank volgde deze eis. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 60 uur en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor 6 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, waarbij de schuld bestond uit aanmerkelijke onoplettendheid, resulterend in een ongeval met zwaar lichamelijk letsel voor de voetganger.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/710160-13
Uitspraakdatum: 21 maart 2014
Tegenspraak
Strafvonnis (Promis)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
7 maart 2014 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. C.J.C. Vos en van wat verdachte en zijn raadsman mr. B. Munneke, advocaat te IJmuiden, naar voren hebben gebracht.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 17 december 2012 te IJmuiden, gemeente Velsen, bij duisternis/nacht, in elk geval op een tijdstip gelegen tussen zonsondergang en zonsopgang, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, (personenauto) daarmede rijdende over de weg, de Planetenweg zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, te rijden, immers heeft hij
bij het naderen van een in die weg gelegen/aldaar gesitueerde voetgangersoversteekplaats als bedoeld in het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990, aangegeven middels een (retroreflecterend) bord L2 als bedoeld in de Bijlage I van genoemd Reglement, alwaar ter plaatse ten behoeve van die oversteek extra straatverlichting was aangebracht,
- niet zijn aandacht (voldoende) bij het verkeer/op de weg gehad (verdachte werd naar eigen zeggen "wakker op de een of andere manier") en/of (vervolgens)
- een voetganger, die op die voetgangersoversteekplaats overstak of die kennelijk op het punt stond die over te steken, niet voor laten gaan,
in elk geval niet hem door hem bestuurde motorijtuig tot stilstand gebracht binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en deze vrij was
waarna of (mede) waardoor een aanrijding of botsing ontstond tussen het door hem bestuurde motorrijtuig en die voetganger
waardoor een die voetganger (genaamd [slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel, te weten een bovenarmbreuk en/of een of meer wervelbreuken en/of een schedelbasisfractuur, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair
hij op of omstreeks 17 december 2012 te IJmuiden, gemeente Velsen, als bestuurder van een (personen)auto op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Planetenweg, een voetganger te weten [slachtoffer], die op een voetgangersoversteekplaats overstak of die kennelijk op het punt stond over te steken, niet heeft laten voorgaan, waarbij die [slachtoffer] letsel heeft bekomen of schade aan goederen is toegebracht.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijs
3.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder primair aan verdachte ten laste gelegde feit.
3.2. Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft vrijspraak van het primair aan verdachte ten laste gelegde feit bepleit.
3.3. Redengevende feiten en omstandigheden [1]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder primair aan verdachte ten laste gelegde feit op grond van het volgende.
Op 17 december 2012 omstreeks 17:32 uur kregen verbalisanten van de regiopolitie Kennemerland van de meldkamer de opdracht zich te begeven naar de kruising van de Planetenweg/Zuiderkruisstraat in IJmuiden. Aldaar zou een aanrijding tussen een voetganger en een auto hebben plaatsgevonden. Om 17:35 uur kwamen verbalisanten ter plaatse en zagen zij dat er op de Planetenweg een man op de grond lag op 9 à 10 meter van de voetgangersoversteekplaats verwijderd in de richting van de Zeeweg. De man lag op zijn buik en had een bebloed gezicht. Tevens was de man in het donker gekleed. Het wegdek was nat door de regen en de straat verlichting stond aan. Op de onderhavige weg geldt een snelheidslimiet van 50 km/h. Ter hoogte van de kruising Planetenweg/Zuiderkruisstraat is een voetgangersoversteekplaats aanwezig. De weggebruiker wordt een aantal meter daarvoor door een bord gewaarschuwd dat hij of zij deze voetgangersoversteekplaats nadert. [2]
Uit een VerkeersOngevalsAnalyse (hierna: VOA) is onder meer het volgende gebleken. De Planetenweg bestaat uit twee rijbanen (eenrichtingsverkeer) welke gescheiden worden door een verhoogde middenberm. Het ongeval vond plaats ter hoogte van de kruising van de Planetenweg en de Zuiderkruisstraat. Ten zuiden van deze kruising is een voetgangersoversteekplaats gesitueerd welke wordt aangeduid met bord L2 van bijlage 1 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990. Op de rijbaan is de voetgangersoversteekplaats met witte belijningen aangegeven, een zogeheten zebrapad. Het ongeval vond op 17 december 2012 tussen zonsondergang en zonsopgang, te weten omstreeks 17:10 uur plaats. Ter plaatse was de straatverlichting in werking en ter hoogte van de voetgangersoversteekplaats was extra verlichting aangebracht. Deze was aldus goed verlicht. Door de technisch onderzoeker is een berekening gemaakt van de tijd die de voetganger nodig had om van de oostelijke zijde van het zebrapad tot aan de locatie van de aanrijding te komen, waarbij is uitgegaan van een loopsnelheid tussen de 3 en de 4 km/h mede gelet op de leeftijd van de betrokken voetganger. In het voordeel van de verdachte is uitgegaan van een eenparige beweging, dus zonder vertraging in het lopen. Volgens dit onderzoek moet de voetganger ten minste 3 seconden en ten hoogste 4 seconden op het zebrapad aanwezig zijn geweest en dus heeft de bestuurder tenminste 3 seconden en ten hoogste 4 seconden niet gekeken of de weg voor hem vrij was, terwijl hij het zebrapad naderde. Verdachte had volgens het onderzoek de voetganger kunnen zien toen hij ongeveer 50 meter voor de voetgangersoversteekplaats was. Een aantal dagen na het ongeval heeft een reconstructie plaatsgevonden. Uit die reconstructie is gebleken dat het voertuig van de bestuurder tussen de 41 en de 56 meter voor de voetgangersoversteekplaats moet zijn geweest toen de voetganger besloot om over te steken. [3]
Voorts is uit de getuigenverklaringen het volgende gebleken. Getuige [getuige 1] verklaarde dat hij op 17 december 2012 omstreeks 17:10 uur met zijn vriendin [getuige 2] in de auto zat. Zij reden over de Planetenweg. Ter hoogte van de Zuiderkruisstraat zag getuige [getuige 1] een bestelauto voor hem rijden. Deze auto reed met een snelheid van 40 à 50 km/h. Zijn vriendin zei tegen hem: “Pas op, er gaat zo iemand oversteken.” Hierop zag getuige [getuige 1] een man op leeftijd over het voetpad naar het zebrapad lopen. De man kwam vanuit de Zuiderkruisstraat en wilde oversteken in de richting van de Voermanstraat. Het verbaasde getuige [getuige 1] dat de witte bestelauto voor hem geen snelheid minderde, waarop getuige zag dat de bestelauto de man zo hard had geraakt dat deze door de lucht vloog en iets verderop terecht kwam. Getuige had niet het idee dat de bestuurder van de witte bestelauto de man had zien aankomen, nu de bestuurder pas ging remmen nadat hij de man had geraakt. [4] Getuige [getuige 2] verklaarde dat zij als bijrijder bij haar vriend getuige [getuige 1] in de auto zat. Zij zag dat een wat oudere man uit de richting van de Zuiderkruisstraat kwam lopen en over het voetpad richting het zebrapad liep. Voorts zag zij dat de man wilde oversteken waarop zij tegen haar vriend zei: “Doe even rustig aan, want er gaat zo iemand oversteken”. De witte auto die voor hen reed met een snelheid van 40 à 50 km/h naderde het zebrapad, maar reed gewoon door terwijl de man al op het zebrapad liep. Hierop zag zij de man door de lucht vliegen, aldus getuige [getuige 2]. [5]
Als gevolg van het verkeersongeval heeft het slachtoffer [slachtoffer] blijkens de medische informatie van de arts meerdere fracturen, waaronder in ieder geval een schedelbasisfractuur, en een hersenschudding opgelopen. [6] Het slachtoffer genaamd [slachtoffer] verklaarde op 25 januari 2013, dus ruim een maand na de aanrijding, dat hij zich van de aanrijding helemaal niets meer kan herinneren. Hij was lopend onderweg naar de woning van zijn zoon om daar de post te verzorgen. Over wat daarna gebeurde kan hij zich niets meer herinneren. Als gevolg van de aanrijding kan benadeelde niet meer zonder rollator lopen, terwijl hij voor het ongeval goed zelfstandig kon lopen. Verder heeft hij zware hoofdpijnen, problemen met zijn geheugen en nog veel lichamelijke pijn. [7]
Verdachte heeft direct na het ongeval onder meer het volgende verklaard. Hij reed in een Volkswagen over de Planetenweg reed met een snelheid van ongeveer 50 kilometer per uur. Toen hij het zebrapad op de Zuiderkruisstraat op een afstand van 3 meter was genaderd zag hij plotseling een man op het zebrapad lopen, waarop verdachte volop is gaan remmen. Hij kon de persoon die op het zebrapad liep echter niet meer ontwijken. De man kwam eerst op zijn motorkap en daarna op zijn voorruit terecht, waarna hij op het wegdek viel. [8] In januari 2013 heeft verdachte nogmaals een verklaring afgelegd. Hij verklaarde dat hij op 17 december 2012 later is begonnen met werken, omdat hij moe was en sinds februari 2012 aan chronische moeheid lijdt. Voorts heeft hij last van een niet goed functionerende schildklier, waardoor zijn linker oog loenst. Op de vraag waarom verdachte eerder had verklaard dat hij de man pas 3 meter voor het zebrapad had gezien verklaarde verdachte: “Ik werd wakker op de een of andere manier. Ik kan het niet verklaren. Ik ben een stukje van de film kwijt. Tussen het stuk dat de man overstak en dat ik hem zag ben ik kwijt.” Verdachte verklaarde dat hij vanaf maart 2013 vanwege een reorganisatie op zijn werk op straat zal komen te staan en ook zijn lichamelijke gesteldheid maalt constant door zijn hoofd. Hij denkt er de hele dag aan. Verdachte zegt daarover: “Ik ben er met mijn gedachten niet bij geweest.” Als verdachte wordt gevraagd waarom iemand die achter hem rijdt de voetganger wel eerder ziet zegt verdachte: “Ik heb aan andere dingen gedacht.” Voorts verklaarde verdachte dat hij gewoon goed kan zien met zijn loensende oog en dat zijn linker oog gaat loensen op het moment dat hij moe is. [9] Ter terechtzitting is verdachte bij voornoemde verklaringen gebleven. [10]
3.4. Bewijsoverweging
De rechtbank overweegt ten aanzien van het primair ten laste gelegde feit het volgende.
Om tot een bewezenverklaring van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 te komen, dient de rechtbank vast te kunnen stellen dat verdachte schuld heeft in de zin van die bepaling. Dit houdt in dat verdachte zich tenminste in aanmerkelijke mate verwijtbaar onvoorzichtig en/of onoplettend moet hebben gedragen. Of er sprake is van schuld, dus van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid of onoplettendheid, hangt – volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad – af van het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Daarbij is van belang dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag, dat in strijd is met een of meer gedragsregels in het verkeer, kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994.
3.4.1. Verweer met betrekking tot de enkele verkeersfout
De raadsman van verdachte heeft vrijspraak van het primair aan verdacht ten laste gelegde feit bepleit. Daartoe heeft de raadsman onder meer aangevoerd, dat de enkele verkeersfout, in die zin dat verdachte het slachtoffer niet heeft gezien doordat hij enkele seconden niet voldoende heeft opgelet dan wel in gedachten is geweest, onvoldoende is om te komen tot een bewezenverklaring van het bestanddeel schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 te komen, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken. Dat verdachte geen voorrang heeft verleend en dat hij daardoor niet op tijd heeft kunnen remmen zijn geen zelfstandige fouten, maar vloeien rechtstreeks voort uit en zijn het directe gevolg van het niet opletten dan wel in gedachten zijn.
3.4.2. Verweer met betrekking tot de VOA
Daarnaast heeft de raadsman van verdachte de aanname van de technisch onderzoeker uit de VOA dat het slachtoffer tussen de 3 en 4 seconden op het zebrapad moet zijn geweest alvorens hij door verdachte werd aangereden, bestreden. Deze aanname is immers gebaseerd op een minimale loopsnelheid van 3 km/h en een maximale loopsnelheid van 4 km/h. De raadsman trekt de juistheid hiervan in twijfel nu uit vele openbare bronnen op internet blijkt dat bij de mens wordt uitgegaan van een gemiddelde loopsnelheid van 5 km/h. Weliswaar was het slachtoffer op leeftijd, maar uit de verklaring van getuige [getuige 2] blijkt dat het slachtoffer met een normale snelheid liep en niet langzaam zoals je van oudere mensen zou kunnen verwachten. Hiervan uitgaande moet worden aangenomen dat het slachtoffer niet tussen de 3 en 4 seconden op het zebrapad was, maar slechts 2,6 seconden alvorens hij door verdachte werd aangereden, zodat het heel goed mogelijk is dat verdachte slechts 2,6 seconden in gedachten is geweest. Uit de reconstructie blijkt nog dat het slachtoffer met zijn donkere kleding slecht zichtbaar was, hetgeen ook een rol heeft gespeeld bij het ongeval, aldus nog steeds de raadsman.
De rechtbank verwerpt deze verweren. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte zich, alle omstandigheden van het onderhavige geval in aanmerking genomen, aanmerkelijk onoplettend gedragen in het verkeer, als bedoelde in artikel 6 van de Wegenverkeerswet. Verdachte was kennelijk zo zeer in beslag genomen door zijn persoonlijke problemen dat hij niet in staat was voldoende oplettend te zijn. Hij is in gedachten verzonken, rijdend met de maximaal toegestane snelheid en zonder enige vaart te minderen een aangekondigd, goed verlicht zebrapad genaderd en heeft toen een overstekende voetganger over het hoofd gezien. Naar het oordeel van de rechtbank had verdachte deze voetganger tijdig kunnen en ook moeten zien. Dit leidt de rechtbank af uit de VOA waaruit is gebleken dat de voetganger op minimaal 41 meter en maximaal 56 meter afstand reeds voor verdachte zichtbaar moet zijn geweest en dat het slachtoffer al minimaal 3 en maximaal 4 seconden was overgestoken, voordat hij werd aangereden, waarbij is uitgegaan van een loopsnelheid van tussen de 3 à 4 kilometer per uur. De rechtbank heeft, anders dan de raadsman, geen reden om te twijfelen aan de conclusies van de VOA en neemt deze over nu deze zijn gebaseerd op de kennis en ervaring met eerdere soortgelijke ongevallen en de vakliteratuur waarbij tevens rekening is gehouden met de leeftijd van het slachtoffer. Dat getuige [getuige 2] heeft opgemerkt dat het slachtoffer normaal liep en niet heel langzaam, zoals je bij oudere mensen zou kunnen verwachten, maakt dit niet anders. Bovendien hebben zelfs de bestuurder en bijrijder van de auto die nog achter verdachte reed, de voetganger ruim van te voren al waargenomen. Voorts heeft verdachte zelf verklaard dat hij de voetganger pas 3 meter voor het zebrapad opmerkte, dat hij op de een of andere manier ‘wakker werd’, hij er met zijn gedachten niet bij is geweest en dat hij aan andere dingen dacht. Er is onder de hiervoor geschetste omstandigheden geen sprake van louter een zeer tijdelijke onoplettendheid (die niet altijd schuld hoeft op te leveren). Verdachte heeft immers in een woonbuurt gereden met de maximaal toegestane snelheid van 50 km per uur reed en is toen gedurende tenminste 3 a 4 seconden dermate diep in gedachten verzonken geweest dat hij zich kennelijk geen enkele rekenschap meer heeft gegeven van zijn omgeving, met een noodlottig ongeval tot gevolg. Aldus heeft hij aanmerkelijk en dus verwijtbaar onvoorzichtig gehandeld.
3.4.3. Verweer met betrekking tot zwaar lichamelijk letsel
De raadsman van verdachte heeft zich ook nog op het standpunt gesteld dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel. Daartoe heeft de raadsman allereerst aangevoerd dat uit de medische informatie slechts valt op te maken dat sprake is van een schedelbasisfractuur. Voor het overige is de medische informatie onleesbaar of onbegrijpelijk. Daarnaast volgt slechts uit de verklaring van het slachtoffer zelf dat hij van de artsen heeft vernomen dat het herstel zeven maanden zou duren. Uit objectieve medische gegevens kan derhalve slechts een schedelbasisfractuur worden afgeleid. In het dossier is daarom onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden voor de bewezenverklaring van het onderdeel “zwaar lichamelijk letsel” en daarom moet verdachte daarvan eveneens te worden vrijgesproken, aldus nog steeds de raadsman.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe dat uit de medische informatie omtrent slachtoffer [slachtoffer], opgesteld door arts I. Hené [11] , in combinatie met het door de rechtbank geraadpleegde medisch woordenboek blijkt, dat het slachtoffer als gevolg van het verkeersongeval onder andere een ‘subcapitale humerus fractuur’ (bovenarmbreuk net onder het schoudergewricht), een ‘os nasale factuur’ (breuk van het neusbot), een ‘schedelbasisfractuur’ (schedelbasisfractuur), fracturen ‘rhamus inferior en rhamus superior’ (schaambeen op twee plaatsen gebroken), fracturen aan de ‘processus spinosus 6 + 8 t/m 11’ (breuken aan de wervels 6, 8, 9, 10 en 11) en een ‘microcontusie met hematoom’ (hersenschudding met blauwe plek) heeft opgelopen, hetgeen zonder meer zwaar lichamelijk letsel betreft.
De rechtbank is gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, de inhoud van het onderhavige strafdossier en het verhandelde ter terechtzitting, in onderling verband en samenhang bezien, van oordeel dat verdachte zich door aanmerkelijk onoplettend een personenauto te besturen schuldig heeft gemaakt aan overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet waardoor een verkeersongeval is ontstaan en het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel is toegebracht.
3.5. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
primair
hij op 17 december 2012 te IJmuiden, gemeente Velsen, bij duisternis, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) daarmede rijdende over de Planetenweg zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onoplettend te rijden, immers heeft hij
bij het naderen van een in die weg gelegen voetgangersoversteekplaats als bedoeld in het Regelement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990, aangegeven middels een bord L2 als bedoeld in de Bijlage I van genoemd Reglement, alwaar ter plaatse ten behoeve van die oversteek extra straatverlichting was aangebracht,
- niet zijn aandacht voldoende bij het verkeer/op de weg gehad (verdachte werd naar eigen zeggen "wakker op de een of andere manier") en vervolgens
- een voetganger, die op die voetgangersoversteekplaats overstak niet voor laten gaan,
waarna of (mede) waardoor een aanrijding ontstond tussen het door hem bestuurde motorrijtuig en die voetganger, waardoor die voetganger genaamd [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, te weten een bovenarmbreuk en een of meer wervelbreuken en een schedelbasisfractuur werd toegebracht.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte onder primair meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. Kwalificatie en strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van primair:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl de schuld bestaat in aanmerkelijke onoplettendheid en het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.
6. Motivering van de sancties
6.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake zal worden veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van zestig (60) uren bij het niet (naar behoren) voldoen daarvan te vervangen door dertig (30) dagen hechtenis en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van zes (6) maanden.
6.2. Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft onder verwijzing naar de LOVS oriëntatiepunten bepleit om aan verdachte, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit zou komen, een taakstraf in de vorm van onbetaalde arbeid voor de duur van veertig (40) uren in plaats van de door de officier van justitie gevorderde zestig (60) uren op te leggen nu gelet op voornoemde oriëntatiepunten normaal gesproken een gevangenisstraf voor de duur van drie (3) weken zou kunnen worden opgelegd hetgeen gelijk staat aan veertig (40) uren taakstraf. Voorts heeft de raadsman bepleit een geheel voorwaardelijke ontzegging van bevoegdheid motorrijtuigen te besturen op te leggen nu verdachte een blanco strafblad heeft.
6.3. Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken uit het reclasseringsadvies d.d. 17 december 2013.
6.4. Hoofdstraf
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft als bestuurder van een personenauto aanmerkelijk onoplettend gehandeld door niet op het verkeer te letten, terwijl hij met 50 kilometer per uur een tijdig aangegeven en goed verlicht zebrapad naderde. Verdachte is in gedachten verzonken zonder zijn snelheid te minderen de voetgangersoversteekplaats genaderd en heeft daardoor veel te laat de voetganger gezien die zich toen al midden op dat zebrapad bevond. Hierdoor is het slachtoffer op de motorkap van de auto van verdachte terecht gekomen, waarna hij enkele meters de lucht in werd geworpen en hard ten val kwam. De voetganger, een man van toen 79 jaar oud die nog goed ter been was en helder van geest, is hierdoor zo ernstig gewond geraakt dat het zeer de vraag is of hij nog volledig zal herstellen. Hoewel verdachte een en ander uiteraard niet expres heeft gedaan en het ongeval zelf ook diep betreurd, moet dit verdachte toch ernstig worden aangerekend.
De rechtbank heeft ten voordele van verdachte rekening gehouden met het feit dat verdachte blijk heeft gegeven van gevoelens van verdriet en spijt. Hij heeft getracht contact op te nemen met het slachtoffer om zijn medeleven te betrachten, doch het slachtoffer staat daar (nog) niet voor open. Ten gunste van verdachte neemt de rechtbank voorts in aanmerking dat verdachte blijkens een hem betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie gedateerd 31 januari 2014 niet eerder ter zake van enig strafbaar feit met politie en/of justitie in aanraking is geweest.
De door de officier van justitie geformuleerde strafeis is in overeenstemming is met de straf die ten aanzien van dit soort strafbare feiten in vergelijkbare gevallen pleegt te worden opgelegd. Noch in de omstandigheden waaronder het feit is begaan, noch in de persoonlijke omstandigheden van verdachte, vindt de rechtbank aanleiding daarvan af te wijken.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van na te noemen aantal uren moet worden opgelegd.
6.5. Bijkomende straf
De rechtbank is tevens van oordeel dat verdachte de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen dient te worden ontzegd voor na te noemen duur. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte van deze straf vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee (2) jaren, opdat verdachte er voor het einde van die proeftijd van wordt weerhouden strafbare feiten te begaan.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en
6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
8. Beslissing
De rechtbank:
verklaart bewezen dat verdachte het onder primair ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.5. weergegeven;
verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij;
bepaalt dat het onder 3.5. bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert;
verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt verdachte tot het verrichten van ZESTIG (60) UREN taakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door DERTIG (30) DAGEN hechtenis;
veroordeelt verdachte tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van ZES (6) MAANDEN;
beveelt dat een gedeelte van deze straf, groot DRIE (3) MAANDEN, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte voor het einde van de op twee (2) jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.A. Boom, voorzitter,
mr. J.C.M. Swinkels en mr. C.A.M. van der Heijden, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.V. Ramdharie, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van vrijdag 21 maart 2014.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.Het proces-verbaal van aanrijding misdrijf d.d. 31 december 2012 (pagina 5-6).
3.Het proces-verbaal van VerkeersOngevalsAnalyse d.d. 8 januari 2013 (pagina 12-28).
4.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] d.d. 17 december 2012 (pagina 40-41).
5.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] d.d. 17 december 2012 (pagina 42-43).
6.Een aanvraagformulier medische informatie betreffende [slachtoffer] opgesteld door I. Hené, arts (pagina 48).
7.Het proces-verbaal van verhoor van benadeelde [slachtoffer] d.d. 25 januari 2013 (pagina 46-47).
8.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] d.d. 17 december 2012 (pagina 32-33).
9.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] d.d. 29 januari 2013 (pagina 34-39).
10.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 7 maart 2014.
11.Een aanvraagformulier medische informatie betreffende [slachtoffer] opgesteld door I. Hené, arts (pagina 48) in combinatie met raadpleging van het medisch woordenboek.