ECLI:NL:RBNHO:2014:2627

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 maart 2014
Publicatiedatum
24 maart 2014
Zaaknummer
AWB-14_903 bz
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J.M. Janse van Mantgem
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening omgevingsvergunning buurthuis en appartementen in Velsen

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 24 maart 2014 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een omgevingsvergunning voor het oprichten van een buurthuis en elf appartementen in Velsen. Verzoekster, vertegenwoordigd door mr. J. Hobo, heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Velsen, dat op 13 augustus 2013 een omgevingsvergunning verleende aan Preferent Projectontwikkeling B.V. voor de bouw van het project. Verzoekster stelde dat de parkeerbehoefte van het buurthuis niet in aanmerking was genomen en dat de binnenplanse ontheffing voor de overschrijding van het bouwvlak onterecht was verleend.

Tijdens de zitting op 20 maart 2014 heeft de voorzieningenrechter de argumenten van beide partijen gehoord. Verzoekster betoogde dat de parkeerdruk in de omgeving te hoog is en dat er onvoldoende rekening is gehouden met de parkeerbehoefte van het buurthuis. De voorzieningenrechter overwoog dat, zelfs als er geen sprake is van vervangende nieuwbouw, er voldoende parkeermogelijkheden in de nabijheid van het bouwplan zijn. De voorzieningenrechter concludeerde dat de stellingen van verzoekster onvoldoende onderbouwd waren om te twijfelen aan de juistheid van de parkeercijfers die door verweerder waren gepresenteerd.

De voorzieningenrechter heeft verder overwogen dat de vergunninghouder aan de wettelijke eisen voor afmetingen van een trottoir zal voldoen en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de afwegingen van verweerder. Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, met de overweging dat er geen proceskostenveroordeling plaatsvond. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 14/903
uitspraak van de voorzieningenrechter van 24 maart 2014 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen
[verzoekster], te [woonplaats], verzoekster
(gemachtigde: mr. J. Hobo),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Velsen, verweerder
(gemachtigde: W. Dooijes)
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: Preferent Projectontwikkeling B.V. te Velserbroek,
(gemachtigde: [naam]).

Procesverloop

Bij besluit van 13 augustus 2013 (het primaire besluit) heeft verweerder Preferent Projectontwikkeling B.V. omgevingsvergunning verleend voor het oprichten van een buurthuis en elf appartementen op het perceel kadastraal bekend gemeente Velsen, sectie F, nummer 9017 (Dinkgrevelaan te Santpoort-Noord).
Bij besluit van 7 januari 2014, bekend gemaakt op 27 januari 2014, (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoekster gegrond verklaard.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Zij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 maart 2014. Verzoekster is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Derde-partij heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Tevens was aanwezig [naam], projectontwikkelaar.

Overwegingen

1.
Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een bodemgeding niet.
2.
Op de locatie van het bouwplan stond voorheen een buurthuis, dat in 2007 is afgebrand. Het bouwplan ziet op een rechthoekig gebouw met drie bouwlagen (twee verdiepingen) met een bouwvlak van circa 57,40 meter langs de Dinkgrevelaan, bij 12,50 meter langs de Terrasweg. De dakrand van het platte dak ligt op 10 meter. Aan de zijde van de Terrasweg is een liftopbouw van circa 3,30 bij 2,25 meter die circa 0,50 meter boven het platte dak uitsteekt. Er zijn vijf balkons op de tweede bouwlaag (eerste verdieping) en zeven balkons op de derde en hoogste bouwlaag (tweede verdieping) die buiten de bouwmassa uitsteken. Op de eerste bouwlaag bevinden zich de gezamenlijke entree, 11 bergingen voor bovengelegen woningen, de lift en het trappenhuis en gebruiksruimten voor het buurthuis. Op de tweede bouwlaag bevinden zich vier seniorenwoningen en gebruiksruimten voor het buurthuis en op de derde bouwlaag zeven seniorenwoningen. De oppervlakte van het buurthuis bedraagt circa 700 meter. Het bouwplan voorziet in de aanleg van 23 haakse parkeervakken aan de Dinkgrevelaan, die ten koste gaan van 10 langsparkeerplaatsen.
3.
Met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a onder 1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) heeft verweerder heeft een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van een bouwwerk en het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan “De Leck en de Bergen” (hierna: het bestemmingsplan). Verweerder heeft met toepassing van artikelen 20.1.1 en 22 sub a (binnenplanse afwijking) afgeweken van artikel 6.2.1 a van het bestemmingsplan waarin is bepaald dat gebouwen uitsluiten binnen het bouwvlak opgericht mogen worden. Voorts is krachtens artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2 van de Wabo juncto artikel 4, negende lid, van Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (hierna: Bor) afgeweken van hetgeen bepaald is in artikel 6.1 onder a van het bestemmingsplan, waarin is bepaald dat maatschappelijke voorzieningen uitsluiten op de begane grond zijn toegestaan.
In het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd en de motivering nader aangevuld ten aanzien van het parkeren. Er is gedeeltelijk sprake van nieuwbouw van de oude functie en nieuwbouw van een nieuwe functie. Er verandert niets ten aanzien van de parkeerbehoefte van het voormalige (afgebrande) buurthuis. Ten aanzien van de seniorenwoningen is, op grond van de overgangsregeling, sprake van een tekort aan 3,5 parkeerplaatsen. Verweerder heeft vanuit maatschappelijk oogpunt en gelet op de tellingen uit 2012 waaruit blijkt dat de parkeerdruk in de straten rond het bouwplan niet hoog is, door gebruikmaking van zijn bevoegdheid ex artikel 2.5.30, vierde lid van de Bouwverordening 2012 de strijd met de Bouwverordening opgeheven.
4.
Verzoekster kan zich niet verenigen met het besluit
omdat ten onrechte is overwogen dat met de parkeerbehoefte van het buurthuis geen rekening gehouden hoeft te worden en
omdat ten onrechte is overwogen dat met een binnenplanse ontheffing de overschrijding van het bouwvlak kan worden vergund.
5.
Verzoekster heeft aangevoerd dat bij vervangende nieuwbouw slechts rekening gehouden hoeft te worden met de toename van parkeerbehoefte als gevolg van het realiseren van het bouwplan ten opzichte van de al bestaande parkeerbehoefte vanwege het te slopen pand. Het oude buurthuis is op 29 maart 2007 afgebrand. Na zes jaar kan niet worden volgehouden dat sprake is van een vervangend bouwplan, daarvoor is het tijdsverloop te groot. Met de brand is de parkeerbehoefte tenietgegaan. In dit tijdsverloop is bovendien een nieuwe Bouwverordening, een nieuw bestemmingsplan en een nieuw parkeernormenbeleid vastgesteld.
Tevens is de oppervlakte van het beoogde nieuwe buurthuis vergroot van 550 m² naar 700 m². Er is geen sprake van (uitsluitende) vervangende nieuwbouw, waardoor extra parkeerplaatsen gerealiseerd moeten worden, naast het tekort aan parkeerplaatsen voor de seniorenwoningen.
Daarnaast onderschat verweerder de parkeerdruk. Op piekmomenten wordt parkeeroverlast ervaren en er zijn veel piekmomenten. Verzoekster meent dat de parkeerbehoefte op basis van onjuiste aannames en uitgangspunten is berekend. In ieder geval is onvoldoende gemotiveerd waarom gebruik gemaakt kon worden van de mogelijkheid tot afwijken.
6.
De voorzieningenrechter overweegt dat zelfs indien er van uit moet worden gegaan dat geen sprake is van vervangende nieuwbouw voor het buurthuis en uitgegaan moeten worden van een norm van 14 extra parkeerplaatsen (2,0 parkeerplaats per 100 m²), uit de overgelegde parkeercijfers zoals vermeld in “Bijlage I: onderzoek parkeerdruk locatie Het Terras te Santpoort-Noord” bij het parkeeradvies van 1 november 2013, vooralsnog kan worden geconcludeerd dat in deze 14 extra parkeerplaatsen voorzien kan worden in de straten 100 meter rondom het bouwplan. De enkele stelling van eiseres dat verweerder de parkeerdruk onderschat is onvoldoende voor twijfel aan de juistheid van de parkeercijfers. Dat op piekmomenten van brengen en halen van schoolgaande kinderen parkeeroverlast wordt ervaren, wordt door verweerder niet betwist. Naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter heeft verweerder deze kortstondige piekmomenten voor de aan te leggen parkeernormen niet bepalend hoeven achten. Daarvoor zijn mogelijk andere oplossingen of maatregelen denkbaar. Onder voornoemde omstandigheden bestaat geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.
7.
Verzoekster heeft voorts aangevoerd dat alvorens gebruik mag worden gemaakt van de ontheffingsmogelijkheid van artikel 22 van het bestemmingsplan getoetst dient te worden aan de algemene ontheffingsvoorwaarden die daarbij horen. Niet blijkt dat een toets heeft plaatsgevonden of geen sprake is van onevenredige afbreuk aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden. Ook een zeer geringe overschrijding laat onverlet dat bijvoorbeeld de woonsituatie en de verkeerssituatie in het geding kunnen zijn door overschrijding van het bouwvlak. De ruimte tussen de parkeerplaatsen en het beoogde bouwwerk zal een stuk kleiner zijn bij overschrijding van het bouwvlak, waardoor minder ruimte beschikbaar is ten behoeve van voetgangers.
8.
Ter zitting heeft de vergunninghouder aangegeven dat aan de wettelijke eisen voor afmetingen van een trottoir zal worden voldaan. Eiseres heeft de beroepsgrond verder niet onderbouwd. Ook deze grond geeft de voorzieningenrechter geen aanleiding tot het treffen van een voorlopige voorziening.
9.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Janse van Mantgem, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van drs. M.A.J. Arts, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 24 maart 2014.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.