ECLI:NL:RBNHO:2014:2739

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
25 maart 2014
Publicatiedatum
27 maart 2014
Zaaknummer
15/137806-12
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijke geweldpleging op de openbare weg in Haarlem met letsel als gevolg

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 25 maart 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van openlijke geweldpleging. De tenlastelegging omvatte het slaan en schoppen van twee slachtoffers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], op 18 december 2011 op het Frans Halsplein in Haarlem. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. Tijdens de zitting is het bewijs besproken, waaronder verklaringen van de slachtoffers en getuigen, die bevestigden dat de verdachte samen met anderen geweld heeft gepleegd tegen de slachtoffers. De rechtbank heeft het verweer van de verdediging, dat er sprake was van noodweer, verworpen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet noodzakelijkerwijs andermans lijf moest verdedigen en dat er sprake was van een overwicht van de aanvallers. De verdachte werd schuldig bevonden aan openlijke geweldpleging en de rechtbank heeft de strafmaat bepaald op veertig uren taakstraf, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij niet-naleving. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van het feit, de gevolgen voor de slachtoffers en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/137806-12 (P)
Uitspraakdatum: 25 maart 2014
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 11 maart 2014 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres].
De politierechter heeft de zaak onder het parketnummer 15/137806-12 naar deze kamer verwezen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. L. Dolfing en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. T.H. Kapinga, advocaat te Haarlem, naar voren hebben gebracht.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 18 december 2011 te Haarlem met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, het Frans Halsplein, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], welk geweld bestond uit
- het met een steen slaan op/in/tegen de wenkbrauw, althans het gezicht van die [slachtoffer 1] en/of - het een- of meermalen met de (tot vuist gebalde) hand(en) slaan en/of stompen en/of met de (geschoeide) voet(en) schoppen en/of trappen op/in/tegen het hoofd en/of het gezicht en/of de ribben en/of het lichaam van die [slachtoffer 1], (terwijl hij op de grond lag) en/of
- het met een steen gooien tegen de borstkas van die [slachtoffer 2] en/of
- het een- of meermalen met de (tot vuist gebalde) hand(en) slaan en/of stompen op/in/tegen het hoofd en het gezicht van die [slachtoffer 2].
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijs
3.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
3.2. Redengevende feiten en omstandigheden [1]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van het volgende.
Op 18 december 2011 omstreeks 1.29 uur komt bij de politie een melding van een vechtpartij op de openbare weg, te weten het Frans Halsplein in Haarlem binnen. De gealarmeerde verbalisanten treffen op het Frans Halsplein vier personen bij een bestelbus aan, waaronder [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. Op aanwijzen van onder meer [slachtoffer 2] wordt verdachte in de Johannes de Breukstraat aangetroffen en door verbalisanten aangehouden. [2] [slachtoffer 1] heeft een bebloed gezicht. De neus van [slachtoffer 1] is opgezwollen en er wordt een wond boven het linkeroog, gedicht met een zogenaamd “zwaluwstaartje” gezien. [3] Uit medische informatie komt naar voren dat [slachtoffer 1] een haematoom heeft rondom het linkeroog, een gehechte wond op de linker wenkbrauw en een op drie plekken gebroken neus. [4]
[slachtoffer 2] verklaart dat de bestuurder van de bestelbus, [slachtoffer 1], een groep personen waaronder twee van Nederlandse afkomst, liet oversteken. Een van de Nederlandse jongens klapt vervolgens opzettelijk de rechterbuitenspiegel van de bus in. [slachtoffer 2] stapt uit en vraagt de jongens waarom zij dit doen. Vervolgens stapt hij weer in. Wanneer [slachtoffer 1] verder rijdt ziet [slachtoffer 2] dat deze Nederlandse jongen een baksteen in zijn hand neemt en deze tegen de bestelbus aangooit. Hij hoort een knal. De bestelbus rijdt achteruit en [slachtoffer 2] stapt op de groep jongens af. Vervolgens ziet [slachtoffer 2] dat deze jongen een baksteen tegen zijn borstkas aangooit. Hij voelt hierdoor veel pijn. Hij loopt naar deze jongen toe en duwt hem hard naar achteren. De jongen valt en [slachtoffer 2] schopt hem tegen zijn benen. Hierna slaan de vrienden van deze jongen [slachtoffer 2] meermalen tegen het hoofd en lichaam. [5] [slachtoffer 2] ziet vervolgens dat er diverse trappen en vuistslagen tegen het lichaam van [slachtoffer 1] worden gegeven, ook terwijl deze op de grond ligt. [slachtoffer 2] ziet ook dat iemand met een hard voorwerp in het gezicht van [slachtoffer 1] slaat. [6]
Ook [slachtoffer 1] verklaart dat hij als bestuurder van een bestelbus een groep personen laat oversteken waarna een van hen, een Nederlandse jongen, een klap geeft tegen zijn rechterbuitenspiegel. [slachtoffer 2] en hij stappen uit en er ontstaat een woordenwisseling waarna beiden weer in de bus stappen en [slachtoffer 1] wegrijdt. Hij hoort vervolgens een harde klap tegen zijn bus. Hij rijdt achteruit en [slachtoffer 2] springt uit de auto en loopt richting de jongens. [slachtoffer 1] ziet dat drie jongens op [slachtoffer 2] aan het inbeuken zijn. Zij slaan en trappen [slachtoffer 2]. [slachtoffer 1] springt uit de auto en vervolgens keren deze jongens zich tegen hem. [slachtoffer 1] verklaart dat hij door alle vier de jongens tegen zijn hoofd en lichaam is geslagen. [slachtoffer 1] is op de grond gevallen en kreeg ook daarna vuistslagen. Een van de jongens heeft met een hard voorwerp op zijn linker wenkbrauw geslagen. [7] [getuige 1] ziet dat [slachtoffer 1] door alle vier de aanwezige jongens wordt geslagen en getrapt. De twee Nederlandse jongens trappen [slachtoffer 1] tegen de ribben en het lichaam alsof zij tegen een voetbal trappen. [8]
Verdachte heeft verklaard dat hij [slachtoffer 2] één keer heeft geslagen. [9]
3.6. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 18 december 2011 te Haarlem met anderen, op de openbare weg, het Frans Halsplein, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], welk geweld bestond uit
- het slaan tegen de wenkbrauw van die [slachtoffer 1] en
- het meermalen met de tot vuist gebalde handen slaan en met de geschoeide voeten schoppen tegen het hoofd en/of de ribben en het lichaam van die [slachtoffer 1], terwijl hij op de grond lag en
- het meermalen met de tot vuist gebalde handen slaan tegen het hoofd van die [slachtoffer 2].
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. Strafbaarheid van het feit
4.1. Bespreking van het ter zake gevoerde verweer
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat op het moment van het slaan door verdachte, sprake was van een (onmiddellijk dreigende) ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van andermans lijf. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat de onbekend gebleven vierde persoon (een van de twee jongens van Nederlandse afkomst), door een van de slachtoffers tegen de grond was geduwd , waarna hij door dit slachtoffer werd geslagen, waartegen verdachte die vriend moest en mocht verdedigen op de wijze waarop hij dat heeft gedaan. Derhalve is sprake geweest van noodweer, aldus de raadsman van verdachte.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt. Nog daargelaten dat verdachte samen met zijn vrienden de confrontatie heeft opgezocht, is naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk geworden dat de verdachte andermans lijf noodzakelijkerwijs moest verdedigen tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding. Dat, naar de verklaring van verdachte, het slachtoffer de onbekend gebleven vierde persoon heeft aangevallen nadat de bus achteruit was gereden en het slachtoffer was uitgestapt maakt niet dat er voor verdachte geen andere mogelijkheid was deze aanval te stoppen dan door het slachtoffer zelf te slaan. Uit de hierboven vastgestelde gang van zaken volgt verder dat sprake is van telkens een situatie van vier-tegen-één, waarbij ook sprake is geweest van een voortdurend overwicht ten opzichte van de slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. Het beroep op noodweer wordt derhalve verworpen.
Ook overigens is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
4.2. Kwalificatie van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
openlijke geweldpleging.
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.
6. Motivering van de straf
6.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van tachtig (80) uren, bij niet (naar behoren) verrichten daarvan te vervangen door veertig (40) uren hechtenis.
6.2. Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft daarbij acht geslagen op het ten name van verdachte staand uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 7 februari 2014 waaruit blijkt dat verdachte eerder ter zake van strafbare feiten is veroordeeld alsmede op het omtrent verdachte opgemaakte Reclasseringsadvies d.d. 24 augustus 2012. In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging door samen met anderen de slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] meermalen met kracht te slaan en te schoppen. De slachtoffers hebben als gevolg hiervan letsel opgelopen en pijn gevoeld. Aldus handelende heeft verdachte op ontoelaatbare wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers. Voorts brengt het bewezen verklaarde handelen van verdachte gevoelens van onrust en onveiligheid teweeg in de samenleving, nu de geweldpleging heeft plaatsgevonden op de openbare weg.
De strafeis van de officier van justitie is in overeenstemming met de straf die ten aanzien van dit soort strafbare feiten in vergelijkbare gevallen pleegt te worden opgelegd. De rechtbank ziet echter in het tijdsverloop alsmede de omstandigheid dat verdachte sinds het feit niet opnieuw met politie en justitie in aanraking is gekomen, grond gelegen de straf te matigen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van het na te noemen aantal uren moet worden opgelegd.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
22c, 22d en 141 van het Wetboek van Strafrecht.
8. Beslissing
De rechtbank:
verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.6. weergegeven;
verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij;
bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4.2. vermelde strafbare feit oplevert;
verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
veroordeelt verdachte tot het verrichten van VEERTIG (40) UREN taakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet (naar behoren) verrichten daarvan te vervangen door TWINTIG (20) DAGEN hechtenis.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Daalmeijer, voorzitter,
mr. N.E. Kwak en mr. L.C. Bannink, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.J. de Vries, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van dinsdag 25 maart 2014.
Mr. L.C. Bannink is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 december 2011 (dossierpagina’s 000039-000041).
3.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 december 2011 (dossierpagina 000054).
4.Een schriftelijke stuk zijnde een medische verklaring d.d. 27 december 2011 (dossierpagina 000064).
5.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] d.d. 18 december 2011 (dossierpagina’s 000045-000047).
6.Het proces-verbaal van verhoor van aangever [slachtoffer 2] d.d. 19 december 2011 (dossierpagina’s 000048-000050).
7.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] d.d. 18 december 2011 (dossierpagina’s 000055-000058).
8.Het proces-verbaal van aangifte van [getuige 1] d.d. 18 december 2011 (dossierpagina’s 000051-000053).
9.De verklaring van verdachte, ter terechtzitting van 11 maart 2014 afgelegd.