ECLI:NL:RBNHO:2014:2740

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
25 maart 2014
Publicatiedatum
27 maart 2014
Zaaknummer
15/740890-13
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zware mishandeling met kettingslot na festival

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 25 maart 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan zware mishandeling. De verdachte heeft op 10 augustus 2013, na een festival in Velsen-Zuid, het slachtoffer zonder enige aanleiding met een kettingslot tegen het hoofd geslagen. Dit geweld resulteerde in een schedelbasisfractuur en ander ernstig letsel bij het slachtoffer, die langdurig in het ziekenhuis heeft moeten verblijven en nog steeds hinder ondervindt van de gevolgen van de mishandeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in de vervolging. De rechtbank heeft het verweer van de verdachte, dat hij handelde uit noodweer, verworpen. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van een ogenblikkelijke aanranding die een verdediging rechtvaardigde. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en moest een schadevergoeding van € 19.721,45 betalen aan het slachtoffer. De rechtbank heeft ook een schadevergoedingsmaatregel opgelegd, waarbij de verdachte verplicht was om dit bedrag aan de Staat te betalen indien hij niet in staat was om het aan het slachtoffer te voldoen. De uitspraak benadrukt de ernst van geweldsdelicten en de impact daarvan op slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/740890-13 (P)
Uitspraakdatum: 25 maart 2014
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 11 maart 2014 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Haarlem te Haarlem.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. L. Dolfing en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. A.J. Admiraal, advocaat te Haarlem, naar voren hebben gebracht.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 10 augustus 2013 te Velsen-zuid, gemeente Velsen, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een schedelbasisfractuur en/of verlies van zijn gehoor (linkerzijde) en/of twee afgebroken voortanden), heeft/hebben toegebracht, door deze opzettelijk (met kracht) met een kettingslot op/tegen het hoofd te slaan en/of die [slachtoffer]
tegen het lichaam te slaan en/of stompen en/of schoppen en/of trappen;
subsidiair
hij op of omstreeks 10 augustus 2013 te Velsen-zuid, gemeente Velsen, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet (met kracht) met een kettingslot op/tegen het hoofd van die [slachtoffer] te slaan en/of tegen het lichaam van die [slachtoffer] te slaan en/of stompen en/of schoppen en/of trappen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair
hij op of omstreeks 10 augustus 2013 te Velsen-zuid, gemeente Velsen, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, een fietspad (gelegen tussen de fietsenstalling en de hoofdrijbaan van de zijkanaal-B weg) bij het evenemententerrein van Dutch Valley, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer], welk geweld bestond uit het spuwen in het gezicht van die [slachtoffer] en/of het slaan en/of stompen en of trappen en of schoppen tegen het lichaam van die [slachtoffer]
en/of het (met kracht) slaan met een kettingslot op/tegen het hoofd van die [slachtoffer].
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijs
3.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit.
3.2. Redengevende feiten en omstandigheden feit 1 [1]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder feit 1 ten laste gelegde feit op grond van het volgende.
Op 10 augustus 2013 was het Dutch Valley festival in het recreatiegebied Spaarnwoude te Velsen-Zuid, gemeente Velsen. Om 23.00 uur was het festival afgelopen. Op dat moment verliet een zeer grote groep personen het evenemententerrein. De bezoekers werden geleid over een onverlicht fietspad in de richting van de hoofdrijbaan [2] . Het was zodanig druk dat het niet mogelijk was om te fietsen. Op het pad reed een lange tijd een scooter met twee jongens er op. Deze waren constant aan het roepen en toeteren dat ze er door wilden. De scooter gaf steeds gas en probeerde erdoor te komen, maar dat ging niet goed. [3] De jongens op de scooter waren irritant bezig. Ze waren mensen aan het uitschelden. [4] Op enig moment heeft het latere slachtoffer, genaamd [slachtoffer], de personen op de scooter aangesproken op hun gedrag. Een van hen, de bestuurder, was verdachte. Verdachte heeft [slachtoffer] vervolgens in zijn gezicht gespuugd en is doorgereden. [5] [slachtoffer] is achter de scooter aangerend. Korte tijd later pakte [slachtoffer] de bijrijder bij zijn schouder en trok hem van de scooter. Verdachte heeft toen de scooter op de standaard gezet en de buddyseat geopend. Hij heeft een kettingslot uit de buddyseat gepakt en heeft [slachtoffer] met het kettingslot tegen het hoofd geslagen. [6] De bijrijder stond op dat moment ook klaar om een klap te geven, maar hij heeft dit niet gedaan omdat de bestuurder direct een klap gaf met het kettingslot. [7]
Diezelfde avond omstreeks 23:15 uur is verbalisant [verbalisant] aangesproken door een bezoeker van het evenement. Verbalisant [verbalisant] volgt de bezoeker en ziet [slachtoffer] op de grond liggen. [slachtoffer] heeft een wond op zijn achterhoofd. Rond het hoofd ligt een grote plas bloed. [8] Na opname in het ziekenhuis is vastgesteld dat het slachtoffer [slachtoffer] als gevolg van de slag tegen het hoofd een schedelbasisfractuur, verlies van zijn gehoor aan de linkerzijde en twee afgebroken voortanden heeft opgelopen. [9]
3.3. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 10 augustus 2013 te Velsen-zuid, gemeente Velsen, aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een schedelbasisfractuur en verlies van zijn gehoor (linkerzijde) en twee afgebroken voortanden), heeft toegebracht, door deze opzettelijk (met kracht) met een kettingslot tegen het hoofd te slaan.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. Strafbaarheid van het feit
4.1. Bespreking van het ter zake gevoerde verweer
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat op het moment van het slaan met het kettingslot door verdachte, er sprake was van een (onmiddellijk dreigende) ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van verdachtes en diens bijrijders lijf door het slachtoffer, waartegen verdachte zich moest en mocht verdedigen op de wijze waarop hij dat heeft gedaan. Derhalve is sprake geweest van noodweer, aldus de raadsman van verdachte.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt.
Naar het oordeel van de rechtbank was er geen sprake van een ogenblikkelijke aanranding waarbij de verdediging van lijf, eerbaarheid of goed van verdachte of diens bijrijder geboden was. Het slachtoffer had weliswaar de bijrijder beetgepakt en van de scooter getrokken, maar hij had geen (ander) geweld gebruikt. Er was bovendien geen aanleiding om te vermoeden dat het slachtoffer voornemens was om (verder) geweld te gebruiken. Bovendien was sprake van een situatie van twee tegen één. De bijrijder van verdachte stond immers ook klaar om een klap uit te delen. Tot slot kan niet gezegd worden dat sprake was van een geëigende reactie. Verdachte had immers zijn verontschuldigingen kunnen aanbieden voor zijn eerdere gedrag, hij had weg kunnen lopen of hij had hulp kunnen vragen aan één van de vele omstanders. De door verdachte gekozen oplossing, het slaan tegen het hoofd van aangever met een kettingslot, is zondermeer volstrekt disproportioneel te noemen.
Gelet op het vorenoverwogene wordt het beroep op noodweer afgewezen. De rechtbank merkt hierbij nog het navolgende op.
Het moet voor verdachte voorzienbaar zijn geweest dat als hij iemand in zijn gezicht spuugt, hij op dat gedrag aangesproken zal worden. Als verdachte zich die avond behoorlijk had gedragen, dan had het slachtoffer geen reden gehad om hem achterna te lopen en de bijrijder van de scooter af te trekken. Hij heeft de situatie waarin hij terecht was gekomen aldus aan zich zelf te wijten.
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
4.2. Kwalificatie van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
zware mishandeling.
5. Strafbaarheid van verdachte
5.1. Bespreking van het ter zake gevoerde verweer
De raadsman heeft (subsidiair) aangevoerd dat sprake is geweest van noodweerexces. Het handelen van verdachte is het directe gevolg van de hevige gemoedsbeweging die bij verdachte ontstond nadat hij zich in het nauw gedreven voelde. Het lukte verdachte niet meer weg te komen door de mensenmassa toen aangever hem en de bijrijder aanviel. Door de angst die de verdachte als gevolg daarvan beving, heeft hij bij zijn verdediging naar een te zwaar middel gegrepen, aldus de raadsman.
De rechtbank stelt voorop dat zoals hiervoor is overwogen een situatie van noodweer en dus ook noodweerexces niet aannemelijk is geworden. De rechtbank verwerpt het subsidiaire verweer dan ook en overweegt ten overvloede dat uit de verklaring van verdachte zoals hij deze ter zitting heeft afgelegd op geen enkele wijze is gebleken dat verdachte bevangen was door een hevige gemoedstoestand of dat hij die avond bijzonder angstig was.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid geheel uitsluit.
6. Motivering van de straf
6.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier (4) jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
6.2. Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zware mishandeling van het slachtoffer. Hij heeft het slachtoffer zonder reden na een feest met een kettingslot tegen het hoofd geslagen. Het slachtoffer heeft als gevolg daarvan zwaar lichamelijk letsel opgelopen, waaronder een schedelbasisfractuur. Hij heeft gedurende enige tijd in het ziekenhuis verbleven en nadien heeft hij, zo blijkt uit de toelichting op de vordering benadeelde partij en de schriftelijke slachtofferverklaring, een aanzienlijke periode moeten revalideren. Het slachtoffer ondervindt tot op heden nog pijn en hinder van het opgelopen letsel. Hij is zijn reuk volledig kwijt en zijn smaak is nog beperkt aanwezig. Voorts is sprake van ernstige hoofdpijnklachten, concentratieproblemen en vermoeidheidsklachten, waardoor hij tot op heden enkel op arbeid therapeutische basis kan werken. Het is de vraag of het slachtoffer ooit helemaal zal genezen.
Naast de gevolgen die het slachtoffer van het geweld heeft ondervonden, is een dergelijk gewelddadig optreden op een openbare plek zeer schokkend voor de ooggetuigen en versterkt het de in de maatschappij levende gevoelens van onveiligheid.
Ten nadele van verdachte neemt de rechtbank verder in aanmerking dat verdachte geen spijt lijkt te hebben van zijn gedrag. Weliswaar heeft verdachte ter zitting aangegeven dat hij wel spijt heeft, maar dit komt de rechtbank niet intrinsiek geloofwaardig over. Het is de rechtbank, net als de officier van justitie, immers opgevallen dat verdachte pas heeft bekend het onderhavige feit te hebben gepleegd en spijt heeft betuigd op het moment dat de resultaten van een DNA onderzoek waarin is vastgesteld dat het speeksel van verdachte op het shirt van het slachtoffer voorkwam, bekend werden. Voordien heeft hij geen enkele blijk van interesse getoond in het ernstige letsel dat hij het slachtoffer heeft toegebracht, noch heeft hij enig schuldgevoel getoond.
De rechtbank is van oordeel dat sprake is van een zeer ernstig geweldsfeit en dat een langdurige gevangenisstraf op zijn plaats is. De rechtbank merkt daarbij echter op dat zij bij het bepalen van de hoogte van die gevangenisstraf aanknoping zoekt bij straffen die in soortgelijke gevallen eerder zijn opgelegd en ziet daarin aanleiding een lagere straf op te leggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf.
Blijkens het ten aanzien van verdachte opgestelde reclasseringsadvies d.d. 26 februari 2014 ziet de reclassering geen aanleiding tot het aanbieden van een agressieregulatie training. De rechtbank begrijpt dit standpunt niet. Gelet op de aard en ernst van het onderhavige feit, alsmede de veroordeling door de politierechter voor een geweldsincident dat blijkens het ten name van verdachte gestelde uittreksel uit het Justitiële Documentatieregister d.d. 23 december 2013 heeft plaatsgevonden op 1 juli 2013, ziet de rechtbank aanleiding en noodzaak tot het opleggen van een dergelijke agressieregulatie training. De rechtbank zal dan ook ambtshalve de reclassering opdracht geven een dergelijke training aan te bieden.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van drie (3) jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit.
Daarnaast acht de rechtbank verplicht contact met en begeleiding door de reclassering noodzakelijk. Een voorwaarde van die strekking zal aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf worden verbonden.
7. Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 77.310,45 ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg van het (primair) ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De gestelde schade bestaat uit de volgende schadeposten:
voorschot op immateriële schade à € 37.500,-;
ziekenhuis- en revalidatiedaggeldvergoeding à € 616,-;
verlies eigen risico à € 350,-;
zorgkosten (niet vergoed) à € 2.911,29;
benzinekosten en parkeergeld à € 551,06;
kleding à € 250,-;
rijlessen en keuring CBR à € 323,90;
verlies zelfwerkzaamheid à € 29.339,-;
kosten van rechtsbijstand à € 5.469,20.
De rechtbank is van oordeel dat de materiële en immateriële schade tot een bedrag van
€ 19.721,45 rechtstreeks voortvloeit uit het onder 3.3. bewezen verklaarde feit. De rechtbank heeft de opgevoerde schadeposten op navolgende wijze toegewezen:
ad 1) nu er nog geen sprake is van het bereiken van een eindtoestand, zal de rechtbank de gevorderde immateriële schade bij voorschot toewijzen tot een bedrag van € 10.000,-;
ad 2) ziekenhuis- en revalidatiedaggeldvergoeding à € 616,-;
ad 3) verlies eigen risico à € 350,-;
ad 4) de door de zorgverzekering in rekening gebrachte € 350,- eigen risico, welke onder ad 3) is toegekend, wordt hier in mindering gebracht;
ad 5) benzinekosten en parkeergeld à € 551,06;
ad 6) kleding à € 250,-;
ad 7) rijlessen en keuring CBR à € 323,90;
ad 8) de vaststelling van deze post is naar het oordeel van de rechtbank aan te merken als een onevenredige belasting van het strafproces;
ad 9) de opgevoerde kosten voor rechtsbijstand voor het gedeelte bestaande uit vertegenwoordiging tijdens de terechtzitting wordt verminderd met twee uur.
In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen tot een bedrag van € 19.721,45, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 10 augustus 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 3.3 bewezen verklaarde handelen (kort gezegd: zware mishandeling) aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
14a, 14b, 14c, 36f en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
9. Beslissing
De rechtbank:
verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4. weergegeven;
verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij;
bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert;
verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van VIERENTWINTIG (24) MAANDEN;
beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot ZES (6) MAANDEN niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van DRIE (3) JAREN aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of ten behoeve van vaststelling identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
meldplicht
stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich zal melden bij Reclassering Nederland op het adres Zijlweg 148c te Haarlem wanneer hij hiervoor uitgenodigd wordt en zich hierna zal blijven melden zolang en zo frequent als Reclassering Nederland dat gedurende deze proeftijd nodig acht;
agressieregulatie training
stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde deel zal nemen aan een door de reclassering aan te bieden agressieregulatie training bij De Waag of een soortgelijke door de reclassering te bepalen instelling;
bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer] geleden schade tot een bedrag van € 19.721,45, bestaande uit materiële en immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 10 augustus 2013 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting;
verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering;
legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 19.721,45, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 10 augustus 2013 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door honderd drieëndertig (133) dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. L.C. Bannink, voorzitter,
mr. M. Daalmeijer en mr. N.E. Kwak, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.J. de Vries, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van dinsdag 25 maart 2014.
Mr. L.C. Bannink is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 augustus 2013 (dossierparagraaf 6).
3.Het proces verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] d.d. 12 augustus 2013 (dossierparagraaf 40).
4.Het proces verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] d.d. 14 augustus 2013 (dossierparagraaf 48) en het proces verbaal van verhoor van getuige [getuige 3] d.d. 14 augustus 2013 (dossierpagina 49).
5.Het proces verbaal van verhoor van aangever [slachtoffer] d.d. 11 augustus 2013 (dossierparagraaf 35) en de verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van 11 maart 2014.
6.Het proces-verbaal van verhoor van aangever [slachtoffer] d.d. 11 augustus 2013 (dossierparagraaf 35), proces-verbaal van verhoor van aangever [slachtoffer] d.d. 19 augustus 2013 (dossierparagraaf 37) en de verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van 11 maart 2014.
7.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 4] d.d. 13 augustus 2013 (dossierparagraaf 46).
8.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 augustus 2013 (dossierparagraaf 6).
9.Het proces-verbaal van verhoor van aangever [slachtoffer] d.d. 19 augustus 2013 (dossierparagraaf 37) en een schriftelijk bescheid, te weten een schrijven van [arts], SEH-arts ANIOS en [arts], neuroloog, beiden verbonden aan het Rode Kruis ziekenhuis te Beverwijk d.d. 11 augustus 2013 (dossierparagraaf 38).