2.5.3.De rechtbank overweegt als volgt.
Nu er geen ingangsdatum is verzocht, zal een eventuele kinderbijdrage worden vastgesteld met ingang van de datum inschrijving van deze beschikking. Gelet op het rapport van de Expertgroep Alimentatienormen (hierna: Tremarapport) dient derhalve de kinderbijdrage berekend te worden aan de hand van de richtlijnen zoals deze door de Expertgroep zijn vastgesteld met ingang van 1 april 2013. Bij de bepaling van de draagkracht gaat de rechtbank uit van de richtlijnen conform de versie van het Tremarapport van januari 2014. De rechtbank houdt voorts rekening met de fiscale regelgeving zoals deze geldt vanaf
1 januari 2014.
de behoefte
De man heeft onweersproken gesteld dat de behoefte van de minderjarigen € 537,50 per kind per maand bedraagt. Hierop dient het kindgebonden budget in mindering te worden gebracht. De vrouw heeft ter zitting verklaard dit budget niet te hebben aangevraagd, noch heeft zij aangetoond of zij wel of geen recht heeft op het kindgebonden budget. Dit had op haar weg gelegen. Gezien het inkomen van de vrouw zal de rechtbank met een kindgebonden budget van € 120,00 per maand rekening zal houden. De behoefte is aldus €
477,50per kind per maand.
Teneinde te kunnen vaststellen met welk aandeel ieder van partijen kan bijdragen in de behoefte van de minderjarigen, dient de rechtbank het netto besteedbaar inkomen (NBI) van zowel de vrouw als de man vast te stellen.
draagkracht van de vrouw
De rechtbank neemt als uitgangspunt voor de berekening van de draagkracht van de vrouw de loonspecificaties van september 2013 en oktober 2013 zoals die door de vrouw zijn overgelegd. Uitgaande van de betalingen en inhoudingen op deze specificaties heeft de vrouw een bruto jaarinkomen van € 27.730,00. Rekening houdend met de op de vrouw van toepassing zijnde heffingskortingen (de algemene heffingskorting en de arbeidskorting) bedraagt het NBI van de vrouw € 1.771,00 per maand.
Gelet op de draagkrachttabel, behorende bij het Tremarapport, kan de draagkracht van de vrouw als volgt worden berekend:
70% (NBI – (0.3 x NBI + 850) =
€ 273,00per maand, oftewel € 136,50 per kind per maand.
draagkracht van de man
De man heeft een eigen onderneming, zijnde een eenmanszaak. De man heeft gesteld dat uit de door hem overgelegde stukken blijkt dat het resultaat over de jaren 2010 tot en met 2012 als volgt was: over 2010 negatief zijnde - € 14.262,00 (productie 2, pagina 6), over 2011
€ 45.801 en over 2012 € 21.063,00 (productie 4, IB-aangifte en jaarstukken). De post buitengewone baten dient buiten beschouwing gelaten te worden, nu dat incidenteel is geweest en is verwerkt in de vermogensopstelling, aldus de man.
De rechtbank is van oordeel dat in casu niet uitgegaan kan worden, zoals te doen gebruikelijk, van de gemiddelde winst van de afgelopen drie jaren. Uit de door de man overgelegde stukken blijkt niet hetgeen door hem is gesteld. De jaarstukken 2011 komen niet overeen met hetgeen over 2011 is opgenomen in de jaarstukken 2012. Er is een discrepantie tussen de omzet 2011 zoals vermeld in de jaarstukken 2011 (€ 261.015,00) en in de resultaatsvergelijking in de jaarstukken van 2012 (omzet 2011 € 246.715,00). De man heeft geen IB-aangifte 2011 overgelegd. Ook het resultaat uit onderneming over 2011 verschilt in de stukken over 2011 en 2012. De man heeft geen, dan wel onvoldoende uitleg gegeven over de door hem overgelegde cijfers. Ook heeft de man geen uitleg gegeven over de door de vrouw ter zitting aangehaalde passage in de conceptjaarstukken 2010, waarin is vermeld dat geen rekening is gehouden met de genoten inkomsten buiten de eenmanszaak. De man heeft over 2013 onvoldoende aangetoond wat het te verwachten resultaat zal zijn. De rechtbank ziet in deze zaak aanleiding uit te gaan van het gemiddelde resultaat over vijf jaren, zijnde de jaren 2008 tot en met 2012, zoals opgenomen in de overgelegde jaarstukken. Gelet op de discrepantie in de resultaatcijfers in de jaarstukken zal de rechtbank daarbij tevens uitgaan van het hoogst genoemde resultaat in deze stukken. Dit betekent:
2008: € 79.132,00
2009: € 139.153,00
2010: - € 5.751,00
2011: € 78.141,00
2012: € 39.276,00
= het gemiddelde resultaat bedraagt aldus
€ 65.990,00.
De rechtbank houdt geen rekening met de buitengewone baten zoals door de man gesteld. De man heeft niet aangetoond of uitgelegd waarop deze buitengewone baten zien. Bovendien blijkt uit de jaarstukken 2011 niet van deze buitengewone baten, terwijl deze over dat jaar wel in de jaarstukken 2012 zijn opgenomen. Daarmee is dan geen sprake meer van een incidenteel karakter, nu deze ook over 2012 worden vermeld. Een onderbouwing ontbreekt.
De rechtbank houdt rekening met de op de man van toepassing zijnde heffingskortingen. Het NBI van de man bedraagt aldus € 3.814,00 per maand.
Gelet op de draagkrachttabel, behorende bij het Tremarapport, kan de draagkracht van de man als volgt worden berekend:
70% [NBI – (0.3 x NBI + 850)] = € 1.274,00 per maand. Rekening houdend met het fiscaal voordeel van € 70,00 per maand bedraagt de draagkracht van de man € 1.344,00 per maand.
De man heeft ter zitting onweersproken gesteld dat hij voor zijn 18-jarige zoon uit een eerdere relatie een kinderbijdrage dient te betalen van € 475,00 per maand, maar dat hij deze bijdrage in overleg met de moeder van de jongen op dit moment niet betaalt. De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de wettelijke onderhoudsplicht van de man naar zijn zoon, de draagkracht van de man over drie kinderen verdeeld dient te worden. De draagkracht van de man bedraagt aldus
€ 448,00per kind per maand, oftewel € 896,00 in totaal ten behoeve van [minderjarige] en [minderjarige].
De man heeft ten slotte gesteld dat bij de berekening van zijn draagkracht rekening gehouden dient te worden met een aantal schulden en lasten. Daartoe is namens de man ter zitting gesteld dat partijen met de privéonttrekkingen tijdens het huwelijk op te grote voet hebben geleefd. De man heeft gesteld dat de zaken slecht gaan, dat de schulden hoger zijn dan de winst en dat een faillissement dreigt. Namens de vrouw is ter zitting onweersproken gesteld dat over de jaren 2009 tot en met 2012 privé-onttrekkingen zijn gedaan van respectievelijk
€ 133.069,00, € 94.007.00, € 111.339,00 en € 30.390,00. Nu uit de voorlopige saldilijst grootboekrekeningen van 26 november 2013 blijkt dat de man in 2013 - aldus nadat partijen de samenleving hebben verbroken en de man bekend is met zijn onderhoudsverplichting jegens de minderjarigen- in staat blijkt tot privéonttrekkingen van minimaal € 95.412,00 tot en met november 2013, is de rechtbank van oordeel dat de stelling van de man niet slaagt. De huidige mate van welstand is voor de man blijkbaar niet anders dan tijdens het huwelijk. Kennelijk bestaat hiervoor de benodigde financieringsruimte. De man heeft volstrekt niet inzichtelijk gemaakt wat zijn vermogenspositie is. De rechtbank is dan ook van oordeel dat, gelet op de consequente wijze van onttrekken aan de onderneming geen rekening gehouden dient te worden met de opgegeven schulden. Waarbij de rechtbank nog opmerkt dat schulden betreffende een betalingsachterstand in kinderalimentatie aan een eerdere partner niet ten laste van de onderhoudsverplichting naar andere minderjarigen kunnen gaan. Ook zakelijke schulden komen doorgaans niet in aanmerking voor verlaging van de draagkracht, nu deze in de resultaten van de onderneming dienen te worden opgenomen. De man draagt per maand bij in de studie van zijn 21-jarige dochter, voor wie de man niet meer onderhoudsplichtig is. De rechtbank is van oordeel dat gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, de man deze last uit zijn vrije ruimte dient te voldoen.
Tenslotte merkt de rechtbank op dat de man geen -onderbouwd- beroep heeft gedaan op de aanvaardbaarheidstoets, laat staan heeft aangetoond dat er sprake is van een onaanvaardbare situatie.
draagkrachtvergelijking
Nu de gezamenlijke draagkracht van partijen (zijnde € 1.169,00 per maand) de totale behoefte van de minderjarigen (zijnde € 955,00 per maand) overstijgt, dient een draagkrachtvergelijking te worden gemaakt.
De verdeling van de kosten over beide ouders kan dan berekend worden volgens de formule: ‘ieders draagkracht gedeeld door totale draagkracht vermenigvuldigd met de behoefte’, oftewel:
het aandeel van de vrouw: 273 / 1169 x 955 = € 223,00 per maand;
het aandeel van de man: 896 / 1169 x 955 = € 732,00 per maand.
zorgkorting
Gelet op de door de rechtbank vast te stellen zorgregeling houdt de rechtbank conform het Tremarapport rekening met een zorgkorting van 35%. De zorgkorting wordt berekend over de behoefte en in mindering gebracht op het door de man te betalen aandeel.
De zorgkorting bedraagt in dit geval 35% x € 955,00 = € 334,00 per maand. Het aandeel van de man komt daarmee op € 398,00 per maand, oftewel
€ 199,00per kind per maand. De rechtbank is van oordeel dat de man geacht kan worden deze kinderbijdrage te betalen.