ECLI:NL:RBNHO:2014:2928

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 maart 2014
Publicatiedatum
2 april 2014
Zaaknummer
15/700498-13 en 99-000388-37
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal uit woning met herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 20 maart 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal uit een woning. De tenlastelegging betrof een incident dat plaatsvond op 24 november 2013 in Heemstede, waar de verdachte met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening een portemonnee heeft weggenomen uit de woning van het slachtoffer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie heeft gevorderd tot bewezenverklaring van het feit, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangever en de getuigen als geloofwaardig beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de verdachte de diefstal had gepleegd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, met aftrek van het voorarrest, en heeft de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding van € 300,- toegewezen. Daarnaast heeft de rechtbank de herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling van de verdachte gelast, omdat hij zich tijdens de proeftijd schuldig had gemaakt aan een nieuw strafbaar feit. De rechtbank heeft de vordering tot herroeping toegewezen en gelast dat de verdachte de resterende 166 dagen van zijn voorwaardelijke invrijheidstelling alsnog moet ondergaan. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/700498-13 (P) en v.i.nummer: 99-000388-37 (herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling)
Uitspraakdatum: 20 maart 2014
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 6 maart 2014 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Haarlem te Haarlem.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M. Kattouw en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. A.M. Seebregts, advocaat te Rotterdam, naar voren hebben gebracht.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 24 november 2013 te Heemstede met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan de [adres] heeft weggenomen een portemonnee, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] en/of zijn echtgenote, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of
inklimming.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijs
3.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
3.2. Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit.
3.3. Redengevende feiten en omstandigheden [1]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van het volgende.
Op 24 november 2013 bevindt aangever [slachtoffer] (hierna: aangever) zich samen met zijn vrouw en zoon in zijn woning aan de [adres] te Heemstede. Als aangever omstreeks 15.00 uur naar beneden loopt en de deur van zijn woonkamer openmaakt, ziet hij een man met een rode jas zoals later door aangever verklaard: verdachte) in zijn woonkamer staan. Aangever geeft een harde schreeuw en roept: “Wat doe je in mijn woning, oprotten.” Hierop draait verdachte zich deels om en aangever kijkt verdachte recht in zijn ogen aan. Vervolgens loopt verdachte via de achterdeur de achtertuin in en begint te rennen. Hij rent naar de poortdeur en doet deze open en weer dicht. Aangever rent op blote voeten achter verdachte aan. Verdachte rent ondertussen in de richting van de Pelikaanlaan. Aangever roept naar verdachte dat hij moet blijven staan. Vervolgens doet verdachte zijn jas open en gaat met zijn hand in zijn jas. Hierop haalt verdachte uit zijn jas een roze portemonnee tevoorschijn die door aangever direct wordt herkend als de portemonnee van zijn vrouw. Deze portemonnee lag op de eettafel in de woonkamer van aangever. Verdachte gooit de portemonnee weg in de richting van geparkeerd staande auto’s en rent verder. Aangever geeft verdachte tijdens het rennen twee keer een duw in zijn rug. Verdachte stopt echter niet. Op de Pelikaanlaan aangekomen gaat aangever voor een rijdende Audi staan en vraagt de bestuurder de politie te bellen. [2] Hierna rent verdachte een parkeergarage in en probeert via een aantal boxen te vluchten. Vervolgens rent verdachte de parkeergarage weer uit. [3] Op een gegeven moment staat aangever met een aantal andere mannen om de verdachte heen. [4] Hierop is verdachte aangehouden door de politie. [5] Aangever weet zeker dat de man die door de politie is aangehouden, de man is die bij hem in de woning stond. [6] Op het moment dat verdachte in de politiebus zit, zegt hij onder meer: “Moet je mijn schoenen zien, het zat daar binnen helemaal onder de modder, en als jullie mijn schoenen nemen zien jullie dat ik daar helemaal niet geweest ben.” [7]
Tijdens de insluitingsfouillering zijn in de jaszakken van verdachte onder meer een metalen LED zaklampje, een zwart metalen zaklampje dat deels met zwarte tape is omwikkeld, een paar handschoenen, twee scharen waarvan de punten met zwarte tape zijn samengevoegd en een zakmes aangetroffen. [8]
De echtgenote van aangever heeft haar roze portemonnee van straat opgeraapt. [9]
3.4. Bewijsoverweging
Verdachte ontkent de diefstal te hebben gepleegd. Hij zou op straat plotseling een paar duwen hebben gekregen van de aangever. De raadsman van verdachte heeft betoogd dat verdachte wegens gebrek aan voldoende wettig en overtuigend bewijs dient te worden vrijgesproken van het hem ten laste gelegde.
De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
Verdachte heeft tijdens zijn verhoor bij de politie verklaard dat hij in Heemstede op bezoek was bij een kennis. Na dit bezoek zou verdachte, op het moment dat hij terug aan het lopen was naar het station, plotseling een paar duwen gekregen hebben van aangever. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij in Heemstede was in verband met een wietplantage. Buiten dat verdachte wisselende verklaringen over de reden van zijn aanwezigheid in de buurt van de woning van aangever heeft afgelegd, acht de rechtbank deze verklaringen ook ongeloofwaardig. Verdachte heeft die verklaringen op geen enkele wijze onderbouwd. Met die verklaringen is ook niet te rijmen dat verdachte niet in de richting van het station liep, maar juist van het station af. Bovendien acht de rechtbank het onaannemelijk dat er daar juist op dat moment naast verdachte nog een andere man met een rode jas zou hebben gelopen en aangever de verkeerde man met rode jas zou hebben achtervolgd. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat aangever verdachte direct na ontdekking achterna is gerend. Overigens heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij op dat moment alleen op straat liep. Bovendien heeft aangever verklaard dat hij verdachte de roze portemonnee heeft zien weggooien, en is die portemonnee daar ook daadwerkelijk aangetroffen. De verklaring van aangever wordt bovendien ondersteund door de overige bewijsmiddelen in het dossier, waaronder de getuigenverklaringen en het proces-verbaal van bevindingen. De rechtbank acht het dan ook niet denkbaar dat sprake is van persoonsverwisseling.
Gelet op de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden alsmede de wisselende - en niet nader onderbouwde - verklaringen van verdachte, kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders dan dat het verdachte is geweest die de diefstal in de woning heeft gepleegd. De rechtbank verwerpt derhalve het verweer van de raadsman.
3.5. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 24 november 2013 te Heemstede met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan de [adres] heeft weggenomen een portemonnee,
toebehorende aan [slachtoffer] en/of zijn echtgenote.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. Kwalificatie en strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
Diefstal.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.
6. Motivering van de sanctie
6.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van negen (9) maanden met aftrek van het reeds ondergane voorarrest. Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat deze vordering in zijn geheel kan worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
6.2. Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting en uit het reclasseringsrapport d.d. 27 februari 2014 is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal van een portemonnee uit een woning. Door dit feit is een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de betrokkenen. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan, te meer nu aangever samen met zijn gezin thuis was op het moment van de diefstal. Bovendien kan een dergelijk feit gevoelens van angst en onveiligheid en meer in het algemeen maatschappelijke onrust veroorzaken. De rechtbank tilt er zwaar aan dat verdachte dit misdrijf kennelijk uit puur financieel gewin heeft gepleegd. Voorts neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte blijkens zijn ontkennende opstelling zich geen rekenschap heeft gegeven van het laakbare van zijn handelen.
Ten nadele van verdachte neemt de rechtbank in aanmerking dat, blijkens het hem betreffend uittreksel uit het algemeen documentatieregister, verdachte reeds vele malen eerder is veroordeeld voor vermogensdelicten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden om - kort na zijn voorwaardelijke invrijheidsstelling - opnieuw een diefstal te plegen.
De rechtbank zal een lagere gevangenisstraf opleggen dan door de officier van justitie geëist, nu deze straf meer in overeenstemming is met wat voor een diefstal uit een woning aan een recidivist pleegt te worden opgelegd.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.
7. Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 350,- ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die hij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden.
De raadsman heeft ten aanzien van de vordering benadeelde partij aangevoerd dat het niet duidelijk is wie het schade-onderbouwingsformulier heeft getekend, nu er geen naam onderaan het formulier staat. Bovendien is het formulier in Haarlem getekend, terwijl aangever in Heemstede woont. Voorts heeft de raadsman betoogd dat de psychische schade die door de benadeelde partij gevorderd wordt, in belangrijke mate verband houdt met de impact die het voorval zou hebben gehad op de twaalfjarige zoon van aangever. Schade van de zoon van aangever kan echter slechts in zeer uitzonderlijke gevallen worden geclaimd als schade van de aangever zelf, aldus de raadsman. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering om deze redenen niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
De rechtbank overweegt dat de handtekening die onderaan het schade-onderbouwingsformulier staat, overeenkomt met de handtekening die onder de aangifte staat op pagina 7 van het dossier. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat het formulier door de aangever zelf is ondertekend.
De rechtbank stelt vast dat verdachte op zich zelf niet betwist dat de diefstal immateriële schade heeft veroorzaakt bij aangever. In zoverre is de vordering toewijsbaar. Reeds nu de vordering niet namens andere familieleden is ingediend, is de vordering niet toewijsbaar voor zover daarin schade is opgenomen die door anderen dan aangever is geleden. De rechtbank begroot de schade van aangever op een bedrag van € 300,-. Vergoeding van dit bedrag komt de rechtbank billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en gelet op wat in vergelijkbare zaken aan immateriële schadevergoeding is toegewezen. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen. Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet ontvangen in haar vordering.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank stelt vast dat verdachte jegens de benadeelde partij [slachtoffer] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde feit is toegebracht. Daarom zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte opleggen tot het bedrag waartoe de vordering van de benadeelde partij is toegewezen, te weten € 300,-.
8. Vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling
(VI nummer: 99/000388-37)
Bij onherroepelijk geworden vonnis van 14 februari 2013 in de zaak met parketnummer 10/711160-12 heeft de rechtbank Rotterdam verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twintig maanden met aftrek van de tijd die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van dat arrest in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Tevens is verdachte bij onherroepelijk geworden arrest van 31 januari 2011 in de zaak met parketnummer 22/003617-10 door het hof ’s-Gravenhage veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken.
Veroordeelde is op 15 november 2013 op de voet van het bepaalde in artikel 15 e.v. van het Wetboek van Strafrecht voorwaardelijk in vrijheid gesteld onder de algemene voorwaarde dat hij zich voor het einde van de op 166 dagen gestelde proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maakt.
8.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft thans gevorderd, nu veroordeelde zich - gelet op hetgeen hem in de dagvaarding met het parketnummer 15/700498-13 is ten laste gelegd - niet heeft gehouden aan de aan de voorwaardelijke invrijheidstelling verbonden algemene voorwaarde, dat hij zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit, dat de rechtbank de herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling zal gelasten, voor de gehele periode van 166 dagen.
8.2. De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij het onderzoek ter terechtzitting bevonden dat zij bevoegd is om over de vordering te oordelen en dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in de vordering.
De rechtbank stelt vast dat veroordeelde zich tijdens de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene aan zijn voorwaardelijke invrijheidstelling verbonden voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop kan de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling worden toegewezen. Daarom zal de rechtbank de vordering toewijzen en gelasten dat veroordeelde de voorwaardelijke invrijheidstelling van veroordeelde, groot 166 dagen, alsnog zal moeten ondergaan.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 15g, 15i, 15j, 36f, 310 van het Wetboek van Strafrecht.
10. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.5. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van zes (6) maanden.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer] geleden schade tot een bedrag van € 300,- bestaande uit immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan [slachtoffer], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 300,- bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 6 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van die voorlopige hechtenis gelijk wordt aan de duur van (het onvoorwaardelijk deel van) de opgelegde gevangenisstraf.
Wijst de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling met VI nummer 99/000338-37 toe en gelast dat het deel van de vrijheidsstraf dat als gevolg van de toepassing van de regeling van de voorwaardelijke invrijheidstelling niet ten uitvoer is gelegd, alsnog moet worden ondergaan, te weten honderdzesenzestig (166) dagen.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.D. de Jong, voorzitter,
mr. E.L. Grosheide en mr. S.C.A. van Kuijeren, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. A. Keulers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 20 maart 2014.
Mr. Van Kuijeren is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] d.d. 24 november 2013, dossierpagina 6 e.v.
3.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] d.d. 24 november 2013, dossierpagina 12 e.v. ; het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] d.d. 24 november 2013, dossierpagina 16 en het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] d.d. 24 november 2013, dossierpagina 6 e.v.
4.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] d.d. 24 november 2013, dossierpagina 6 e.v.
5.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 november 2013, dossierpagina 20 e.v.
6.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] d.d. 24 november 2013, dossierpagina 7
7.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 november 2013, dossierpagina 22 e.v.
8.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 november 2013, dossierpagina 24 e.v.
9.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 november 2013, dossierpagina 20 e.v.