ECLI:NL:RBNHO:2014:3010

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 april 2014
Publicatiedatum
3 april 2014
Zaaknummer
2788421- VV EXPL 14 – 53
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over arbeidsovereenkomst en loon tussen beroepsrenner en wielerploeg

In deze zaak heeft de kantonrechter zich gebogen over een geschil tussen een beroepsrenner, aangeduid als [eiser], en de besloten vennootschap Blanco Pro Cycling Team B.V., hierna te noemen Blanco. De beroepsrenner heeft Blanco gedagvaard in een kort geding, waarin hij vorderingen heeft ingesteld met betrekking tot zijn arbeidsovereenkomst en het uitblijven van loonbetalingen. De kern van het geschil betreft de vraag of er een nieuwe arbeidsovereenkomst is gesloten met een lager jaarsalaris, en of Blanco verplicht is om loon te betalen aan de beroepsrenner.

De feiten van de zaak zijn als volgt: [eiser] is op 1 januari 2009 in dienst getreden bij Blanco en de cao voor beroepsrenners was van toepassing. De laatste arbeidsovereenkomst liep van 1 januari 2012 tot en met 31 december 2013, met een jaarsalaris van € 350.000. In de maanden voorafgaand aan 1 januari 2014 heeft er communicatie plaatsgevonden tussen [eiser] en Blanco over de voorwaarden voor het nieuwe seizoen. [eiser] heeft echter nagelaten om de nieuwe overeenkomst tijdig aan de UCI te sturen, waardoor hij zichzelf op non-actief heeft geplaatst.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat de wielerploeg geen loon verschuldigd is aan [eiser], omdat hij niet heeft voldaan aan de voorwaarden om zijn arbeidsovereenkomst voort te zetten. De rechter heeft vastgesteld dat er geen tijdige schriftelijke mededeling is gedaan door Blanco dat de overeenkomst niet zou worden voortgezet, maar dat de omstandigheden erop wijzen dat [eiser] zelf verantwoordelijk is voor zijn non-activiteit. De vorderingen van [eiser] zijn deels afgewezen, maar de rechter heeft Blanco wel veroordeeld tot het opheffen van de non-activiteit en het hervatten van de salarisbetalingen zodra [eiser] de nieuwe overeenkomst naar de UCI heeft gestuurd.

De beslissing van de kantonrechter is dat Blanco de non-activiteit moet opheffen en dat de salarisbetalingen hervat moeten worden zodra [eiser] de nieuwe overeenkomst naar de UCI heeft gestuurd. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton – locatie Haarlem
zaak/rolnr.: 2788421/ VV EXPL 14 – 53
datum uitspraak: 7 april 2014

VONNIS VAN DE KANTONRECHTER IN KORT GEDING

inzake

[eiser]

te [woonplaats]
eiser
hierna te noemen [eiser]
gemachtigde mr. W.F.C. van Megen
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BLANCO PRO CYCLING TEAM B.V.
te Schiphol – Rijk, gemeente Haarlemmermeer
gedaagde
hierna te noemen Blanco
gemachtigde mr. M.I. van Dijk

De procedure

[eiser] heeft Blanco gedagvaard op 27 februari 2014. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 24 maart 2014. De gemachtigden hebben pleitnotities overgelegd. Partijen hebben nog stukken in het geding gebracht. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen verder naar voren hebben gebracht.

De feiten

a.[eiser] is op 1 januari 2009 als beroepswielrenner in dienst getreden bij (de rechtsvoorgangster van) Blanco.
b. Op de arbeidsovereenkomst is de cao beroepsrenners Nederlandse wielerploegen 2010 tot en met 2012 van toepassing. In artikel 9 van de cao is het volgende vastgelegd:
‘aanvang en einde van de arbeidsovereenkomst
1.De arbeidsovereenkomst wordt steeds aangegaan voor bepaalde tijd en dient te eindigen op 31 december van enig jaar. (...)
2.
In afwijking van het bepaalde in artikel 7:668a BW blijven alle tussen dezelfde partijen aangegane arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd steeds gelden als aangegaan voor bepaalde tijd.
(…)
3.
Elke arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd eindigt van rechtswege door het verstrijken van de overeengekomen periode, indien werkgever of werknemer uiterlijk drie maanden voor het einde van de arbeidsovereenkomst schriftelijk aan de andere partij heeft medegedeeld dat de arbeidsovereenkomst niet zal worden voortgezet. Indien de mededeling niet tijdig wordt gedaan, wordt de arbeidsovereenkomst van rechtswege verlengd met een jaar.’
c. In artikel 11, vergoeding bij einde arbeidsovereenkomst, staat het volgende
‘Indien een arbeidsovereenkomst meer dan drie volledige opeenvolgende jaren heeft geduurd, heeft de werknemer bij een beëindiging van die arbeidsovereenkomst op initiatief van de werkgever op uiterlijk 15 april van het volgende kalenderjaar recht op uitbetaling van een beëindigingvergoeding tenzij
( i)
….’
d. De laatste overeenkomst die tussen partijen is gesloten betreft de periode 1 januari 2012 tot en met 31 december 2013. De totale beloning per jaar bedroeg € 350.000,--. In een
‘supplement to employment contract’is het volgende vastgelegd:
‘ (…) Unless the contract has already been renewed, each party shall notify the other in writing no later than 30 September preceding the termination of the contract of his intentions as to the renewal of the contract (…)’.
e. In een whats app bericht van 20 augustus 2013 van de ploegleider van Blanco aan [eiser] staat het volgende:
‘we discussed it thoroughly with the technical management, and we can put up our offer to 150. Please let me know what you think. Gr. [A.]’
f. Hierop heeft [eiser] als volgt gereageerd: ‘
Hi [A.], I think the same like the other day. Your propose is almost 60% less than the contract that I have now. To much.’
g. Bij whats app bericht van 28 augustus 2013 heeft Blanco geschreven: ‘
And the answer is yes, we will give you the opportunity to keep racing next year, thanks to what you meant for the team. And we will keep to our proposal, we will not up our offer. So I hope you will take into account.’
h. Op vrijdag 30 augustus 2013 appt [eiser] aan Blanco: ‘
good morning [A.]. Can we speak this evening? Now we are in the bus going to the start.’
i. Op zaterdag 31 augustus 2013 appt Blanco aan [eiser]
:’ I asked [B.]. We did pay the Social security costs every year for you, also this year. So we will do this also for next year. No problem. It’s the same procedure as this year.’
j. [eiser] heeft hierop als volgt gereageerd: ‘
Yes. One thing is the Pension and another thing is the social insurance. Next year no image contract ok?’
k. Op 29 september 2013 heeft Blanco een persbericht uitgebracht met als kop: ‘
Belkin gaat langer door met [C.], [eiser] en [D.].’
l. Blanco heeft [eiser] in september 2013 aangemeld bij de UCI voor het seizoen 2014.
m. Bij email van 21 oktober 2013 heeft Blanco [eiser] het volgende geschreven: ‘
(…) Hereby your contract for 2014. If you agree i will send you the signed contract by [A.].’
n. [eiser] heeft naar aanleiding van dit contract opmerkingen gemaakt over de sociale premies en gevraagd of de licentieovereenkomst en de arbeidsovereenkomst in elkaar geschoven konden worden.
o. Blanco heeft [eiser] op 28 november 2013 een gewijzigde en door de ploegleider ondertekende overeenkomst overhandigd.
p. Van 9 tot 16 december 2013 is [eiser] met de ploeg op trainingskamp geweest. [eiser] heeft ten tijde van het trainingskamp een interview gegeven over de nieuwe kleding.
q. Op 24 december heeft Blanco [eiser] opnieuw gevraagd de overeenkomst naar de UCI te sturen.
r. Op 26 december 2013 heeft [eiser] via zijn advocaat laten weten dat partijen geen overeenstemming hebben bereikt over het nieuwe seizoen.
s. Blanco heeft [eiser] vanaf 1 januari 2014 geen loon (meer) betaald.
t. Blanco heeft [eiser] op 15 januari 2014 op non actief gezet.

De vordering

[eiser] vordert bij wijze van voorlopige voorziening (samengevat)
primair
-veroordeling van Blanco tot betaling van het salaris van € 29.166,67 bruto vanaf de maand januari 2014 tot en met december 2014 te verhogen met de wettelijke rente en de vertragingsverhoging ex artikel 7:625 BW;
-Blanco te gelasten de overeenkomst van 2012-2013 voor 2014 na te komen of een gelijkluidend contract aan de UCI aan te bieden als registratie van [eiser] voor 2014 op straffe van een dwangsom van € 1.250,00 per dag;
-Blanco te gelasten de non-activiteit op te heffen en hem op te stellen in de koersen waaraan hij normaliter deel zou nemen op straffe van een dwangsom van € 2.500,00 per dag;
subsidiair
-Blanco te veroordelen tot betaling van het geldende salaris vanaf de maand januari 2014 tot en met december 2014, vermeerderd met de wettelijke rente en de vertragingsverhoging ex artikel 7:625 BW;
-Blanco te gelasten de non-activiteit op te heffen en hem op te stellen in de koersen waaraan hij normaliter deel zou nemen op straffe van een dwangsom van € 2.500,00 per dag;
-Blanco te gelasten het werkgeversdeel sociale zekerheid zonder verrekening met het salaris van [eiser] af te dragen aan de bevoegde autoriteiten, alsmede zorg te dragen voor een adequate inhouding en afdracht van werknemerspremies conform de Nederlandse en Europese wetgeving op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag;
-Blanco te veroordelen tot betaling van een voorschot op de ingevolge artikel 11 van de cao per 1 januari 2014 verschuldigde schadevergoeding van € 50.000,-- uiterlijk 15 april 2014
vermeerderd met de wettelijke rente;
primair en subsidiair
veroordeling van Blanco in de kosten van de procedure.
[eiser] legt aan zijn primaire vorderingen artikel 9 van de cao ten grondslag. Blanco heeft niet (tijdig) aan [eiser] meegedeeld dat de overeenkomst van 2012 -2013 eindigde, zodat deze overeenkomst voor de duur van een jaar is voortgezet en Blanco [eiser] op grond van deze overeenkomst het salaris van € 350.000,-- per jaar moet betalen. Het verweer van Blanco dat met [eiser] een andersluidende afspraak is gemaakt faalt, omdat deze afspraak op grond van artikel 12 Wet Cao nietig is. Daarbij beroept Blanco zich op mondelinge afspraken, terwijl zowel de cao (in artikel 7) als de Joint Agreements van de UCI (in artikel 5) een schriftelijke overeenkomst vereisen.
[eiser] legt aan de subsidiaire vordering ten grondslag, zo begrijpt de kantonrechter, de (nieuwe) overeenkomst (van 21 oktober 2013). Voor wat betreft de derde subsidiaire vordering heeft [eiser] gesteld dat hetgeen in de overeenkomst is vastgelegd niet is wat partijen zijn overeengekomen. Partijen zijn overeengekomen dat de premies sociale zekerheid niet op het salaris in mindering komen. Zo staat het niet in de overeenkomst.
[eiser] legt aan de vierde subsidiaire vordering artikel 11 van de cao ten grondslag. Voor zover er van uit moet worden gegaan dat er overeenstemming bestaat omtrent de voorwaarden van de overeenkomst voor 2014 is het dienstverband 2011-2013 geëindigd en heeft [eiser] recht op de beëindigingsvergoeding van artikel 11 van de cao.

Het verweer

Blanco betwist de vordering. Ten aanzien van de primaire salarisvordering voert Blanco aan dat partijen op 31 augustus 2013 een perfecte overeenkomst hebben gesloten. Ter onderbouwing verwijst Blanco naar de verklaringen van de ploegleider, de hoofdcoach, de teamarts en de medewerker Human Resources. De strekking van deze verklaringen is dat [eiser] weliswaar teleurgesteld en boos over het nieuwe aanbod van Blanco was, maar dat hij er desalniettemin mee instemde. Partijen hebben ook naar deze overeenkomst gehandeld. Volgens Blanco neemt deze mondelinge overeenstemming over de nieuwe overeenkomst de plaats in van de schriftelijke aanzegging uit de cao. Door de persberichten over de positie van [eiser] is aan het schriftelijkheidsvereiste van artikel 9 van de cao voldaan.
Subsidiair beroept Blanco zich op het Emergis arrest; ook als op 31 augustus 2013 geen perfecte overeenkomst is ontstaan, was het [eiser] duidelijk dat Blanco niet op dezelfde voet verder wilde, zodat van verlenging op dezelfde condities geen sprake kan zijn.
Verder voert Blanco aan dat [eiser] geen lid is van één van de contractsluitende partijen bij de cao, zodat [eiser] de nietigheid van artikel 12 niet kan afdwingen. Artikel 5 van de Joint Agreements is evenmin van toepassing, omdat dit artikel ziet op hiring – aannemen - en niet op verlengen. Blanco verwijst naar clause I van het Supplement to Employment Contract van 6 december 2011 waarin is opgenomen hetgeen hierboven bij de feiten sub d. is weergegeven. Blanco is aldus van oordeel dat tussen partijen vanaf 1 januari 2014 de voorwaarden van de op 31 augustus 2013 gesloten arbeidsovereenkomst gelden. Deze overeenkomst is gelijk aan de overeenkomst die gold voor de periode 2012-2013 met dien verstande dat het jaarsalaris niet € 350.000,-- maar € 150.000,-- bedraagt.
Blanco is dat salaris evenwel niet aan [eiser] verschuldigd, omdat Blanco [eiser] terecht op non actief heeft geplaatst. Tijdens het trainingskamp van 9 tot 16 december 2013 bleek [eiser] niet fit. [eiser] heeft de voorbereiding gemist en hij heeft geen koers gereden. Blanco heeft [eiser] in september 2013 al aangemeld bij de UCI, maar de controlerende instantie heeft de aanmelding doorgehaald, omdat [eiser] de arbeidsovereenkomst niet (tijdig) aan UCI heeft gezonden. Daardoor heeft [eiser] niet kunnen koersen en heeft hij geen licentie. Deze situatie heeft [eiser] aan zichzelf te wijten en valt binnen zijn risicosfeer, waardoor Blanco geen salaris verschuldigd is. Deelname van [eiser] aan de gebruikelijk koersen is in rechte niet afdwingbaar, omdat de technische staf immers de opstelling bepaalt.
Ten aanzien van de derde subsidiaire vordering heeft Blanco aangevoerd dat de aan [eiser] aangeboden overeenkomst in overeenstemming is met Nederlandse en Europese wetgeving. Het werkgeversdeel van de sociale verzekeringspremies wordt op dezelfde wijze voldaan als onder de overeenkomst 2012-2013.
Ten aanzien van de vierde subsidiaire vordering betwist Blanco dat zij de beëindigingsvergoeding ex artikel 11 van de cao verschuldigd is, omdat niet aan de voorwaarden voor toekenning is voldaan.
Tot slot heeft Blanco aangevoerd dat, gelet op het restitutierisico, de uitvoerbaarheid bij voorraad moet worden afgewezen, of daaraan, gelet op de woonplaats van [eiser], vervangende zekerheid moet worden gekoppeld. Blanco betwist de vertragingsverhoging en de dwangsommen, althans zij beroept zich op matiging.

De beoordeling

1.In het kader van de primaire salarisvordering ligt de vraag voor of de arbeidsovereenkomst van 2012-2013 is voortgezet voor de periode van 1 januari 2014 tot 31 december 2014. [eiser] stelt met verwijzing naar artikel 9 van de cao dat daarvan sprake is en dat Blanco hem aldus een jaarsalaris van € 350.000,-- verschuldigd is.
2.
De tekst van artikel 9 van de cao is duidelijk en over de bedoeling van artikel 9 van de cao bestaat evenmin verschil van mening. In de wereld van de beroepsrenners worden steeds overeenkomsten voor bepaalde tijd gesloten van 1 januari tot 31 december. Als partijen het volgende jaar niet met elkaar verder willen, moeten zij de andere partij drie maanden voor het einde van het kalenderjaar schriftelijk van dit besluit op de hoogte brengen. Dit, om de andere partij de mogelijkheid te geven op zoek te gaan naar een andere ploeg of een andere renner. Doen partijen deze mededeling niet, of niet tijdig, dan zijn partijen op dezelfde voorwaarden weer voor een jaar aan elkaar gebonden. Is het de ploeg die de overeenkomst met een renner, die meer dan 3 volledige jaren bij haar heeft gewerkt, beëindigt, dan heeft de renner, behoudens uitzonderingen, recht op de vergoeding van artikel 11 van de cao.
3.
De voorzieningenrechter oordeelt dat vooralsnog niet gebleken is dat [eiser] of Blanco de ander voor 1 oktober 2013 heeft geïnformeerd dat de overeenkomst ten einde zou komen. Anders dan Blanco is de voorzieningenrechter van oordeel dat een persbericht waarin staat dat de relatie met [eiser] wordt voortgezet niet als een zodanige mededeling kwalificeert. Het primaire verweer van Blanco ten aanzien van dit gedeelte van de vordering faalt mitsdien en het uitgangspunt is dat de overeenkomst van 2012-2013 voor de duur van een jaar is voortgezet.
4.
Blanco heeft, zo begrijpt de voorzieningenrechter het subsidiaire verweer van Blanco, aangevoerd dat partijen een nieuwe, van de overeenkomst 2012-2013 voor wat betreft de hoogte van het salaris ten nadele van [eiser] afwijkende overeenkomst, hebben gesloten die de rechtsverhouding tussen partijen met ingang van 1 januari 2014 bepaalt. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft Blanco verwezen naar de bij de feiten weergegeven whatsapp berichten tussen de ploegleider en [eiser], naar de verklaringen van de ploegleider, de teamarts, de HR-medewerker en de hoofdcoach en de persberichten.
5.
Gelet op de omstandigheid dat [eiser] de inhoud van deze verklaringen niet uitdrukkelijk heeft betwist, de inhoud van de verklaringen, de inhoud van de whatsapp berichten, het uitblijven van een reactie van [eiser] op de persberichten en op de overeenkomst van 28 november 2013, oordeelt de voorzieningenrechter dat de verwachting gewettigd is dat in een bodemprocedure zal worden geoordeeld dat, zoals ook door Blanco aangevoerd, tussen partijen voor de kennisgevingsdatum -1 oktober 2013- een overeenkomst tot stand is gekomen, gelijk aan de overeenkomst 2012-2013 maar met een aanpassing van het jaarsalaris tot € 150.000,-- (hierna: de ‘nieuwe’ overeenkomst).
6.
Vervolgens moet de vraag beantwoord worden, of het deze nieuwe overeenkomst is die de rechtsverhouding tussen partijen met ingang van 1 januari 2014 beheerste, of dat dat hoe dan ook de op grond van artikel 9 van de cao voortgezette overeenkomst 2012-2013 is.
7.
De voorzieningenrechter is voorlopig van oordeel dat het tot de contractsvrijheid van partijen behoorde om (voor de kennisgevingsdatum) een nieuwe overeenkomst te sluiten. Het sluiten van deze overeenkomst, voor welke situatie de cao geen expliciete voorziening heeft getroffen, kan, anders dan [eiser] heeft betoogd, niet als een van de cao afwijkend beding worden beschouwd en is voorts ook in overeenstemming met de strekking van de cao (vgl. r.o. 2). Vaststaat immers dat [eiser] en Blanco beoogden hun relatie voort te zetten. Nu de verwachting gewettigd is dat in een bodemprocedure zal worden geoordeeld dat partijen over die voorzetting overeenstemming hadden bereikt, heeft Blanco niet in strijd gehandeld met artikel 9 van de cao, dat immers is geschreven voor de situatie dat één van of beide partijen de relatie wil beëindigen en de andere partij de kans wil geven elders een nieuwe contractpartner te vinden.
8.
Dat niet gebleken is van een schriftelijke overeenkomst maakt het voorgaande niet anders. Een bepaling die vereist dat de arbeidsovereenkomst schriftelijk wordt vastgelegd doet niet af aan de hoofdregel uit het bewijsrecht dat het bewijs met alle middelen kan worden geleverd.
9.
Het voorgaande betekent dat de primaire vordering van [eiser] zal worden afgewezen, omdat de verwachting gewettigd is dat in een bodemprocedure zal worden geoordeeld dat de rechtsverhouding tussen partijen wordt bepaald door de nieuwe overeenkomst, zodat Blanco aan [eiser] met ingang van 1 januari 2014 een jaarsalaris van € 150.000,-- diende te voldoen.
10.
Blanco heeft evenwel salarisbetalingen nagelaten en [eiser] op non actief gezet, omdat, zo heeft de voorzieningenrechter Blanco begrepen, [eiser] in het trainingskamp van 9 tot 16 december 2013 niet fit bleek, en omdat hij de nieuwe overeenkomst niet wilde tekenen en niet aan de UCI heeft gezonden.
11.
[eiser] heeft door na te laten de overeenkomst naar de UCI te sturen deelname aan koersen uitgesloten. In feite heeft [eiser] daarmee zichzelf op non actief geplaatst. De enige arbeid die [eiser] nog voor Blanco kon verrichten na 1 januari 2014 was trainingsarbeid. Vaststaat dat [eiser] die arbeid niet in ploegverband heeft verricht. Niet gesteld of gebleken is dat [eiser] zich op enig moment bij Blanco heeft gemeld en dat Blanco geweigerd heeft hem toe te laten. Onder deze omstandigheden is Blanco aan [eiser] geen loon verschuldigd. Dat wordt anders als [eiser] de nieuwe overeenkomst alsnog naar de UCI stuurt omdat hij dan weer koersgerechtigd is. Op dat moment zal Blanco de loonbetaling dienen te hervatten. De omstandigheid dat [eiser] naar het oordeel van Blanco niet fit is levert geen omstandigheid op voor (handhaving van de) non-activiteit, nog daargelaten dat Blanco dit standpunt onvoldoende heeft onderbouwd en [eiser] zulks gemotiveerd heeft weersproken.
12.
De voorzieningenrechter zal gelet op het voorgaande de vordering tot opheffen van de non-activiteit toewijzen en ten aanzien van de loonvordering bepalen dat Blanco de salarisbetalingen moet hervatten zodra [eiser] de nieuwe overeenkomst naar de UCI heeft gestuurd en hij alsdan weer koersgerechtigd is.
13.
Voor toewijzing van de vordering om Blanco te gelasten [eiser] op te stellen voor de gebruikelijke koersen is, gelet op de aard van de te leveren arbeidsprestatie, geen plaats. Het is immers de ploegleiding die de opstelling bepaalt. Om deze reden zal geen dwangsom gekoppeld worden aan de veroordeling van Blanco om de non activiteit op te heffen.
14.
De derde subsidiaire vordering zal worden afgewezen wegens gebrek aan belang. Blanco heeft, zowel in de correspondentie als ook ten tijde van de mondelinge behandeling uitdrukkelijk aangegeven dat met het werkgeversdeel sociale verzekeringspremies in de nieuwe overeenkomst hetzelfde omgegaan zal worden als in de overeenkomst van 2012-2013 en voorts uitdrukkelijk bevestigd dat deze premies niet van het netto loon worden afgetrokken.
15.
De vierde subsidiaire vordering tot betaling van een voorschot op de beëindigingsvergoeding volgens artikel 11 van de overeenkomst zal, net als de vordering tot betaling van de vertragingsvergoeding, worden afgewezen wegens gebrek aan spoedeisend belang.
16.
De proceskosten worden gecompenseerd in de zin dat iedere partij de eigen kosten draagt, omdat beide partijen gedeeltelijk in het ongelijk zijn gesteld.

De beslissing

De kantonrechter, bij wijze van voorlopige voorziening:
- veroordeelt Blanco tot betaling van een voorschot op het maandsalaris ter hoogte van 1/12 deel van € 150.000,-- vanaf het moment dat [eiser] de nieuwe overeenkomst naar de UCI heeft gestuurd;
- gelast Blanco tot het opheffen van de non-activiteit;
- compenseert de proceskosten in de zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. Aardenburg en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
Coll.